Het is de grootste gluiperd van alle snacks. Want velen hebben de bek al eens gebrand aan de kaassoufflé, die zich aan de buitenkant altijd koeler voordoet dan hij vanbinnen blijkt te zijn. Toch is hij zeer geliefd. Bovendien was de kaassoufflé z ijn tijd ver vooruit, want deze vegetarische snack werd bedacht in een tijd dat de meeste Nederlanders bij het horen van het woord ‘vegetariër’ nog dachten aan mensen die iets met bezems doen. Het is aan de vooravond van de Europese voetbalsuccessen van Feyenoord en daarna Ajax dat de Haastrechtse snackbareigenaar Hans van Bemmel samen met een plaatselijke bakker in 1969 de kaassoufflé uitvindt. Hij vraagt de bakker eens iets te maken met kaas en bladerdeeg en prompt is er een nieuwe snack. Voor de vulling zweert Van Bemmel bij Goudse kaas. Hij levert de kaassnack ook aan andere snackbars door heel Nederland, waar deze vrijwel meteen een graag geziene gast is. Het bedrijf KB waaronder hij vanaf dat moment opereert is inmiddels overgenomen door Van Geloven. Het is nog altijd veruit de grootste leverancier van de kaassoufflé in Nederland.
Jasje van bladerdeeg
Even een stukje geschiedenis over het thuishonk van de snacks: de snackbar. Die bevindt zich in de jaren 60 en 70 op het hoogtepunt van zijn glorie. Met dank aan de friet. De eerste beschrijving van patat, ofwel gefrituurde aardappel, wordt gevonden in Frankrijk en stamt uit 1840. De Belgen nemen het recept gretig over en al snel wordt het daar een grote hit. Als ten tijde van de Eerste Wereldoorlog veel Belgen naar Nederland vluchten, dendert met hen ook de friet ons land binnen Al in 1909 opent frituurrestaurant Reitz zijn deuren in Maastricht, het bestaat overigens nog steeds. De oudste snackbar in Nederland (destijds nog cafetaria genoemd) opent in 1915 de deuren in Utrecht. Eveneens in Utrecht opent in 1932 de eerste automatiek. En vanaf dat moment kan dus ook uit de muur worden gesnackt. Frietkramen zijn dan al een bekend verschijnsel in het straatbeeld. Vooral de economische crisis in de jaren 30 helpt de relatief goedkope friet fiks in het zadel. De jaren na de Tweede Wereldoorlog komen er honderden snackbars bij. Vaak midden in woonwijken en doorgaans zeer geliefd voor een snelle, eenvoudige en goedkope maaltijd. Op het hoogtepunt van de populariteit telt Nederland rond de zesduizend snackbars. Om die populariteit niet te laten verslappen, proberen de uitbaters hun assortiment al snel uit te breiden. Veel snackbarhouders maken hun snacks dan nog zelf. Alleen de friet komt steeds vaker van grote fabrieken die grote zakken voorgebakken patat aanleveren. Maar om de klant te blijven boeien, want die moet immers gekieteld worden, gaan de ambachtelijke snackbarhouders op zoek naar nieuwe aanvullingen op het vaste assortiment. Jarenlang staan vooral patat frites, gehaktballen en worst op de menukaart. Dan steekt ook de kroket zijn kop op boven het frituurvet en daarna de primitieve voorganger van de frikandel. En in 1969 krijgen zij dus gezelschap van een op dat moment nog zonderlinge concurrent. De kaassoufflé bestaat namelijk niet bij de gratie van vlees, maar uit – simpel gezegd –gesmolten kaas in een jasje van bladerdeeg. De kaassoufflé is daarmee de benjamin van de klassieke Nederlandse snacks.
Bakermat Frankrijk
Het woord soufflé klinkt Frans, en in Frankrijk ligt dan ook de basis voor de nog altijd razend populaire snack. Een soufflé is feitelijk een in de oven opgewarmde maaltijd met deegwaren. Door een basis van opgeklopt eigeel neemt het in volume toe als je het in de oven zet. De eerste kaassoufflé was dan ook een Franse, een veel luchtigere variant van de snack die wij tegenwoordig kennen. Tegenwoordig wordt natuurlijk volop gevarieerd met de kaassoufflé. Zo is hij nu ook verkrijgbaar in een ham-kaasuitvoering en in kleinere vorm: de mini-kaassoufflé. De normale omvang van een kaassoufflé is ongeveer vijf bij tien centimeter.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Goffe Struiksma