Jan Boellaard – alias De Poes – zit tegenover me in een vrolijk gekleurd zomers overhemd en met een rood petje op. Zijn broer George zit naast me. Plaats van handeling is het atelier van George. Hij is restaurateur van zeventiende- en achttiende-eeuw-se schilderijen voor grote, merendeels buitenlandse musea en verzamelaars. Zijn broer Jan is een heel ander pad ingeslagen: hij is gangster geworden en voor een deel verantwoordelijk voor de Heineken-ontvoering in 1983. Jan leverde zijn manuscript in bij zijn broer George, een afgestudeerd historicus. Hij heeft het aangepast, ingekort en waar mogelijk gecheckt op foutjes.
Jan: “Ik heb er twee jaar op gezeten. Van 2001 tot en met 2003. Eerst mocht ik geen schrijfmachine. Maar er was al jurisprudentie over dit onderwerp. Ik had dat helemaal uitgezocht van tevoren en zei dat het mocht omdat het gewoon een schrijfmachine was met meer geheugen en dus ongevaarlijk. Uiteindelijk gingen ze overstag en zat ik in de PSC in Scheveningen op mijn cel te typen op mijn eigen Brother-schrijfma-chine. Daar kon je een diskette in stoppen en dan begon ik te schrijven. In de onderwijszaal haalde ik dan die diskette eruit en dan veranderde ik dat bestand in een Word-bestand. En ik drukte hem af zodat ik het meteen op papier had.”
George: 'Ik was gegrepen door het verhaal. Je krijgt een beeld van de dynamiek tussen de karakters en het milieu waar ze vandaan kwamen. Ik zei toen tegen Jan dat hij hier iets mee moest doen. Dit stuk van de geschiedenis was nog niet verteld.
Jan denkt veel na voor hij wat zegt. Hij praat rustig, met veel tussenpozen, maar als hij wat zegt dan gooit hij het er in één adem uit. De vraag is waarom hij dit op papier wilde zetten? Er is toch al een boek? Jan lacht: “Ja, inderdaad. Maar ik wil naar Hollywood. Ik moest mijn verhaal vertellen en heb mijn eigen herinneringen op papier gezet. Ik heb de dingen anders beleefd, maar dat is niet de reden dat ik het manuscript heb geschreven. Ik wilde het gewoon. Als ik ging schrijven zat ik in een soort trance waardoor ik alles herbeleefde. He was soms best moeilijk om in die trance te komen maar als het er dan was, dan ramde ik erop los. In mijn eentje op mijn cel kwam de film bijna vanzelf terug. Gewoon zitten, nadenken en dan kwam hij eraan…”
Heb je altijd schrijver willen worden?
Jan lacht: “Nee, ik was als kind heel slecht in Nederlands. Ik wist ook helemaal niet hoe je dat deed, een boek schrijven. Ik beschreef gewoon elke dag: hoe ik wakker werd, dat ik onder de douche stapte, koffie zette en ging ontbijten. Veel te veel details. Ik beschreef ook onze types auto’s helemaal voluit: Mercedes Benz 280 CE. Ik dacht dat dat handig was voor de film. Weten ze precies welk type ze moeten hebben. Ook de wapens die we gebruikten heb ik helemaal beschreven. George heeft dat allemaal ingekort.”
Hebben de andere ontvoerders gereageerd op het boek?
Jan: “Ja, Frans Meijer. Die was er eerst niet zo blij mee, maar hij is helemaal mee nu.”
George: “Eerst had ie nog wat bezwaar ertegen omdat hij de tijd nog niet rijp achtte, maar dat is gladgestreken.”
En Holleeder?
Jan: “Nee. Hij komt amper voor in het eerste deel. Alleen aan het einde als chauffeur om materialen rond te rijden.”