Verdeeld over drie vloten in Noord-Amerika, Noord-Europa en Zuid-Europa verschijnen jaarlijks enkele tientallen 12-meters onder het wakend oog van de klassenorganisatie ITMA aan de start van klassieke regatta’s en speciale wedstrijdseries. Veel liefhebbers ontfermen zich over het voortbestaan van de klasse met kostbare restauraties en zelfs nieuwbouw.
Eind negentiende eeuw krijgt de moderne zeilsport vorm. Zowel de sport zelf, als het behoud van klassiek zeemanschap vormt een belangrijke drijfveer. Stoomkracht verdringt de zeilvaart steeds verder. Kennis en ervaring dreigt in rap tempo verloren te gaan. Het zijn vooral royals, bankiers, havenbaronnen en kersverse selfmade miljonairs die de peperdure sport omarmen. Oud en nieuw geld, het maakt niet uit. Steeds grotere en snellere jachten domineren
de wedstrijdvelden. Verschil in afmetingen, rompvorm, tuigages, vierkante meters zeil maken een eerlijke strijd vrijwel onmogelijk. Strikt genomen bepaalt alleen de waterverplaatsing - het tonnage - de handicap, verder is zo’n beetje alles toegestaan. Ontwerpers zoeken voor een gunstiger rating de grenzen steeds verder op, het ongenoegen bij de deelnemers aan internationale wedstrijden groeit navenant. Het is tijd voor verandering.
Ontstaan meterklasses
In verschillende landen waaronder Groot-Brittannië, Duitsland en de Verenigde Staten ontstaan initiatieven voor nieuwe eensluidende formules. Na veel geharrewar, touwtrekken over-en-weer en drie conferenties verder ziet de International Rule voor meterklasses in oktober 1907 het daglicht. Nieuwe ontwerpen variërend van 5- tot 23 meter komen daarna snel van de tekentafels bij gerenommeerde ontwerpers als William Fife III, Johan Anker, Max Oertz en Charles E. Nicholson. Zo logisch als de 12 Meter klinkt is het niet. De meters staan niet gelijk aan de lengtes van de schepen, maar vormen de uitkomst van de formule. Zo kennen de jongste 12-meterklassers een lengte van rond de 20 meter. De aanvankelijk behoorlijk ingewikkelde formule is tweemaal vereenvoudigd, voor het laatst in 1933.
Vier componenten bepalen de uitkomst: lengte waterlijn, rompvorm, zeiloppervlak en vrijboord. Sinds 1907 zijn wereldwijd rond de 6000 meterklassers gebouwd, waarvan naar schatting de helft afhankelijk van de conditie nog ergens staat, drijft of zeilt. Met name de 6, 8 en 12 meterklassers zijn nog altijd razend populair. Dat geldt ook voor de 2.4 meterklasse. Deze eenmansboot uit de jaren 80 kent weliswaar een eigen formule als basis, maar is strikt genomen een 12-meterklasser op schaal, met vrijwel identieke mogelijkheden voor optimale zeiltrim.
America's Cup
Een jaar later, in 1908, wordt de 12-meter direct een Olympische klasse, maar verdwijnt na de Olympische Spelen van Antwerpen in 1920 alweer grotendeels van de wedstrijdbanen. Ze worden daarna wel nog regelmatig gebouwd. Halverwege de jaren 50 krijgt de klasse een enorme impuls. Van 1958 tot en met 1987 strijden verschillende teams tienmaal in de 12-meterklasse om de meest prestigieuze zeilbokaal ter wereld, de America’s Cup. Waarschijnlijk zal geen enkel type wedstrijdjacht dit ooit nog evenaren, de ontwikkelingen in de zeilsport gaan daar tegenwoordig eenvoudig te snel voor.
De America’s Cup kent een lange en rijke historie die teruggaat tot 1851. Maar liefst 132 jaar pronkt de bokaal onafgebroken in het “clubhuis” (een absoluut understatement) van de New York Yachtclub. Uitgerekend in het 12-meter tijdperk gaat het voor de Newyorkers helemaal mis. Met een nipte maar overtuigende 4-3 overwinning op schipper Dennis Conner van de Liberty sleept schipper John Bertrand van de Australia-II de prijs in de wateren bij Newport (Rhode Island) in de wacht. Zijn terugkomst “down under’” brengt half Australië op de been, een nationale zeilheld is geboren.
Saillant detail is de Nederlandse inbreng in de overwinning. Onder de romp van de Australia-II hangt een revolutionaire vleugelkiel, die volgens de Amerikanen afbreuk doet aan de klasse maar aantoonbaar binnen de formule valt. Relevanter lijkt een tweede twistpunt, zelfs nog in 2009 stof tot gesprek. Volgens de regels van de America’s Cup moeten de schepen van zowel verdediger als uitdager als 100% nationaal product tot stand komen. Nederlander Dr. Ir. Peter van Oossanen test de kiel uitvoerig in de sleeptank van het Maritiem Research Instituut Nederland te Wageningen, toch een behoorlijk eind over de Australische grens zou je zeggen. Later claimt hij ook de ontwerper van de kiel te zijn. Een punt dat Ben Lexcen, geestelijk vader van de Australia-II tot zijn plotselinge dood in 1988 altijd heeft ontkend. Feit blijft dat deze kiel in combinatie met een relatief korte waterlijn de Australia-II een veel grotere wendbaarheid dan de Liberty gaf. Ideaal bij matchracing en doorslaggevend in race-7 waarin meer dan 50 maal daadwerkelijk of als schijnmanoeuvre overstag werd gegaan.
Nostalgische misser
Het startschot had deze zomer in de baai van San Francisco moeten vallen. Voor de tien deelnemers aan de allereerste wedstrijdreeks in de Super-12 klasse zou naast eeuwige roem een aardig zakcentje te verdienen zijn. Een prijzenpot van $ 500.000 is zelfs voor gelouterde zeilprofs serieus geld. Niemand minder dan de befaamde Nieuw-Zeelandse jachtontwerper Bruce Farr (vooral bekend van de VO-65 in de Volvo Ocean Race) komt er begin 2016 als pensionado weer aan te pas om het project van persoonlijk advies te voorzien. Het mocht niet baten, de Super-12’s komen helaas niet verder dan een fraaie 3D-impressie op papier. Dit terwijl het in de Amerikaanse pers als “bold plan” omschreven werd. Het idee om de aloude 12-meter klasse met de San Francisco Yacht Racing Challenge een zonnige toekomst te geven, werd met veel enthousiasme in de internationale zeilwereld begroet. Nostalgie, de romantiek van het enkelromps schip, liefdevoor de 12-meter klasse en het altijd betrouwbare briesje in de iconische baai van San Francisco zouden volgens initiatiefnemer Tom Ehman Jr. “iedereen laten herinneren hoe geweldig de strijd om de America’s Cup in Freemantle in 1987 was.”
Overtuigende argumenten van iemand die het als zeilveteraan, PR-man van Team Oracle en “Vice Commodore” (plaatsvervangend voorzitter) van de Golden Gate Yacht Club geacht mag worden het nodige te weten. Maar wat ging er mis? Allereerst het ontwerp van de Super-12 zelf. Het uiterlijk met oplopende boeg, laag vrijboord, langgerekte kuip en dubbele stuurwielen valt nauwelijks van een klassieke 12-meterklasser te onderscheiden. De vleugelkiel doet zelfs aan de Australia-II denken. Het ontwerp voldoet echter niet aan de formule en resulteert in een eenheidsklasse op zich met alle beperkingen van dien. Tijdsdruk en vooral geldgebrek deden de rest. Het bleek voor potentiële deelnemers ondoenlijk 3 miljoen dollar voor de bouw van een Super-12 in welke vorm dan ook te vergaren.
Restauratie en nieuwbouw
Sommige inwoners van Flensburg noemen de inspanningen van stadsgenoot Oliver Berking pure passie voor de zeilsport, anderen een behoorlijk uit de hand gelopen hobby. Ongeacht de opinie, mag het voorlopige hoogtepunt in de vorm van het Robbe&Berking Heritage Centre er zonder meer zijn. Een ultramodern zeilcentrum dat de oude industriehaven weer aanzien geeft. Een
werf voor nieuwbouw en restauratie van klassiekers, een geconditioneerde winterstalling voor 6-, 8- en 12-meterklassers. Een kantoor voor de Noord-Europese 12-meter vloot, de grootste zeilsportbibliotheek ter wereld (9000 antiquariatische titels), expositieruimtes en een bijna sterrenrestaurant. Werkelijk niets ontbreekt.
Vorkje meeprikje
Als erfgenaam van de gelijknamige, in 1874 opgerichte zilverwarenfabriek voorziet Berking de rijken der aarde van luxe tot extravagant bestek, maar zijn hart ligt vooral bij “oud hout’’ en “gegist bestek”. Het begon allemaal in 2007 met de restauratie van de Sphinx. Een 12-meterklasser die in 1939 als verenigingsschip voor de Norddeutschen Regattaverein (NRV) bij Abeking & Rasmussen van stapel liep. Na 68 jaar en vele omzwervingen restte niet veel meer dan een tot sloop gedoemd afdankertje met de naam Ostwind. Samen met Jochen Frank en Gorm Gondesen redde Oliver Berking het schip van de ondergang. Het moeizame project resulteerde niet alleen in het behoud van de Sphinx, maar ook in de opening van de huidige werf waar voor het eerst sinds 1986 weer een nieuwe 12-meterklasser werd gebouwd voor Scandinavische rekening.
Een echte klassieker volgens het magnifieke ontwerp van de beroemde Noorse ontwerper Johan Anker. Hij tekende bouwnummer 434, zijn laatste 12-meter ontwerp, in 1939 maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de kiel nooit gelegd. De romp heeft zowel houten als lichtmetalen spanten, een soort semicomposiet bouw. Op dit moment restaureert een 20 man tellend team onder leiding van werfbaas Sönke Stich de 72-voets yawl Baruna, ontworpen door Sparkman & Stephens en in 1938 gebouwd door Quincy Adams Yacht Yard. Een typisch Robbe&Berking project staat letterlijk op het buitenterrein nog even in de wacht: de Gretel- II, de Australische uitdager van de America’s Cup in 1970 en vernoemd naar de echtgenote van mediatycoon en geldschieter in die dagen Sir Frank Packer.
12-meterklasse in cijfers
Aantal gebouwd: ca. 300
Nog bestaand: ca. 189
In wedstrijdconditie: ca. 50
Voorbeeld afmetingen: US-38 Magic, 1983, Aluminium
Lengte: 19 m
Breedte: 3,75 m
Diepgang: 2,75 m
Waterverplaatsing: 24,5 ton
Ballast: 18 ton
Masthoogte: 27,5 m
Zeiloppervlak aan de wind: 220 m2
Spinnaker: 250 - 350 m2