Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Kampioen op dokters­recept?

Salo Muller was van 1959 tot 1972 verzorger van Ajax. Deze maand verschijnt Mijn Ajaxjaren, waarin hij onthult hoe clubarts John Rolink spelers schimmige medicijnen toediende. Was het doping?

https://cdn.pijper.io/core/panorama-fallback2.png

Als team werden wij in die tijd voor allerlei dingen uitgenodigd. Zo zijn we met de hele ploeg op 18 december 1966 naar de laatste avond van de Amsterdamse Zesdaagse geweest. Dat was een feest. Kurth Vyth, de organisator, verwelkomde ons en stelde ons voor aan alle wielrenners. We kregen plaatsen op het middenveld, zodat we alle verrichtingen ongehinderd konden volgen. Ik maakte hier kennis met de soigneurs Henk Haan en Jan Heil. De bekendste wielrenner voor mij was Peter Post, die ik jarenlang heb mogen verzorgen.

Ook kreeg ik individuele uitnodigingen. Als ik maar even tijd had, schreef ik een artikel voor een aantal voetbalbladen. Ook gaf ik regelmatig lezingen over mijn werk bij Ajax. Ik kon de vraag niet aan, maar het was erg leuk. Het voelde als een soort kroontje op mijn werk. Het bestuur, ook tevreden, beloonde ons met een nieuwjaarsdiner op zondag 15 januari. (Op de uitnodiging stond 1867. Dat moest natuurlijk 1967 zijn.)

Het diner vond weer plaats in Hotel Restaurant Atlantic op het Westeinde, hoek Nicolaas Witsenkade. Het was een gezellige, zeer geanimeerde avond. Zelfs zo gezellig dat Rinus Michels het lied Droomland uit volle borst begon te zingen. Dat heeft hij later nog tientallen keren gedaan.

Het ging fysiek zo goed met Ajax dat men over doping ging fluisteren. Wat waren de spelers iedere keer toch weer goed. Hoe zat dat nou? Ook spelers van andere clubs vonden het maar raar, dat er zo weinig blessures voorkwamen bij Ajax. Ik ontving hierover diverse brieven en telefoontjes. Of ik een verklaring voor dit fenomeen had? Wat deed dokter John Rolink met de spelers? Gaf hij ze iets voor de wedstrijd? Doe jij iets speciaals met ze? Ik kreeg bezoek van de bekende radioverslaggever Koen Verhoeff. ‘Salo, zeg eens eerlijk, wat doen jullie met de spelers?’ Er was niets te verbergen en ik begon het eenvoudig op een rijtje te zetten.

Malversaties

Om te beginnen was Michels een topper in zijn vak. Niets ontging hem. Hij kende alle spelers door en door en hij bestudeerde de tegenstanders. Dan was er dokter Rolink. Een op-en-top sportarts, hoewel hij huisarts was. Hij wist van wanten, greep waar nodig direct in en had altijd de nieuwste medicijnen in zijn koffer. Was hij wellicht een tovenaar? Wat voor man was Rolink eigenlijk?

Salo Muller behandelt Johan Cruijff tijdens Ajax-Feijenoord in 1969.  

De journalist Gerrit Overdijking schreef in PS van Het Parool van 14 oktober 1972 het volgende over hem: ‘Joan Henri Maria Rolink werd 2 mei 1922 geboren in het Overijsselse Losser, niet ver van de Duitse grens. Hij stamt uit een Twents boerengeslacht, maar zijn vader was geen boer meer, maar hoofd van het grenskantoor van de expeditiefirma Reiman, Stok en Kersken. John (die eigenlijk geen John heet), de oudste van vier kinderen, ging naar het Carmellyceum in Oldenzaal, waarheen hij inmiddels was verhuisd. Op school deed hij aan voetbal, hockey en tennis. Takken van sport waarin hij nimmer uitblonk en die hij in clubverband nooit heeft beoefend. Bij het voetballen op school brak hij zijn been. Wat hij als jongen goed kon, was schaatsen. Hij haalde niet de echte top, maar wel het diploma HBS-b en dat was belangrijker omdat John Rolink medicijnen wilde gaan studeren. Hij begon in Groningen, stapte even over naar Amsterdam, keerde terug naar het Hoge Noorden en studeerde in 1948 af als arts. In de oorlogsjaren werd zijn studie onderbroken doordat hij gedwongen werd in Duitsland te werken. Een half jaar was hij in een Duits ziekenhuis hoofd van de ziekenbroeders. Toen vluchtte hij en dook onder in Nederland. Na de oorlog trouwde hij een Amsterdams meisje en was hij drie jaar militair arts in het toenmalige Nederlands-Indië. Na zijn diensttijd vestigde hij zich in een zogenaamde “vrije praktijk” in Velsen. Hij kreeg vier kinderen, drie zoons en een dochter.

De eerste jaren in de gloednieuwe praktijk had hij het niet overmatig druk. Hierdoor had hij gelegenheid om in zijn naaste omgeving wat rond te kijken. Hij kwam onder meer in contact met een zekere Van Doorneveld, die in de wielersport veel relaties had. Zo werd Rolink geattendeerd op allerlei medische problemen. Dat interesseerde hem en zodoende kwam hij in de sportwereld terecht. Diverse bekende wielrenners stond Rolink met raad en daad bij. Hij kreeg naam en de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie nam hem als arts in dienst. Hij was bij veel wielerevenementen aanwezig. Zo plotseling als de relatie was, zo plotseling was alles weer voorbij. Toen de bond met dopingcontroles begon, hield Rolink het voor gezien. Hij legde uit: “Omdat die controle op een gebrekkige en slechte manier werd uitgevoerd. Malversaties waren aan de orde van de dag. Daar wilde ik niet aan meedoen. Ik heb verschrikkelijk tragische dingen meegemaakt, mensen die onschuldig werden veroordeeld omdat er geknoeid werd. Begeleidende artsen moesten politieel werk doen. Dat kan natuurlijk niet.”

Na de wielrenners kwamen de voetballers. Met name de Voetbalvereniging Stormvogels. Maar na een bestuurswisseling had hij geen zin meer. Toen kwamen Geudeker en Bremer van Ajax. “Ik kende Ajax eigenlijk hoofdzakelijk als de club die Henk en Cees Groot en Jan Snoeks bij Stormvogels had weggekocht. Voor de rest was Ajax voor mij alleen een bekende voetbalclub,” aldus Rolink.

Gespannen kijken clubarts John Rolink, trainer Rinus Michels en sterspeler Johan Cruijff (vlnr) vanaf de bank toe. 

Hij werd naast clubarts een vurige Ajax-supporter. Hij werd bij de club een belangrijke man. Er zijn mensen die zeggen dat Ajax wereldkampioen is geworden “op doktersrecept”. Sommigen vonden zijn macht veel te groot. Rolink zelf zegt daarover: “Ik ben van secundair belang bij Ajax. Je kunt mijn positie niet vergelijken met die van bijvoorbeeld de trainer. Een trainer moet je hebben om te kunnen voetballen. Maar een dokter kan niet gemist worden in het moderne voetbal. Al moet je de dingen natuurlijk niet overdrijven. Ajax is geen ziekenhuis waar altijd patiënten zijn, maar bij een voetbalvereniging kun je wel patiënten krijgen. Mijn werk is vooral preventief. Er zijn mijns inziens in Nederland vereni-gingen die het hebben overdreven.”’

Hoe groot is de bijdrage van Rolink aan de successen van Ajax, vroeg Het Parool hem. ‘Ach, ik heb een klein deeltje bijgedragen. Maar het is wel van grote waarde. Dat Ajax kampioen zou zijn geworden op doktersrecept is een aardige vinding van een journalist. Geloof me, de media winnen niet in de sportwereld! Maar de geruchten zijn wel begrijpelijk. Door mijn werk heb ik natuurlijk een heel intensief contact met het bestuur en de trainer. Met mijn adviezen wordt altijd ernstig rekening gehouden. Dat heb je als een deskundige iets zegt. Doordat ik ook nog een hechte vriendschap heb met enkele bestuursleden, lijkt het wel of ik het beleid voer. Maar ik heb me daar altijd verre van gehouden.’

Conditieverbeterende middelen

De naam Rolink wordt nogal eens in verband gebracht met allerlei geheimzinnige preparaten. Rolink zegt zelf dat hij niet zou aarzelen middelen te gebruiken die op de verboden lijst staan van de Internationale Wielren Unie. ‘Ik draag mijn eigen verantwoordelijkheid. Amfetamine gebruiken om iemand op te peppen, daar ben ik medisch tegen. Maar iemand een inspuiting geven tegen de pijn als hij een trap heeft gehad, vind ik een normale zaak. Ik gebruik novocaïne en een beetje adrenaline. Iemand zou dan bij een dopingcontrole wel positief worden bevonden. Maar dat gaat mij te ver. Dan zou ik beperkt worden in het normaal uitoefenen van mijn taak.’

De Amsterdamse burgemeester Van Hall huldigt de eredivisie- kampioen van 1966, uiterst rechts met bril Salo Muller.

In een uitgebreid interview door Joop Niezen in Voetbal International vraagt Niezen: ‘U worden altijd vragen gesteld over stimulantia. Moeten we er niet naartoe dat we stimulerende middelen in plaats van te verbieden toestaan onder medische controle?’ Rolink antwoordt: ‘Ik ben van mening dat het beter zou zijn om conditieverbeterende middelen onder toezicht van een team van artsen toe te laten. Uiteraard op voorwaarde dat de gezondheid niet in gevaar komt. Maar ik vind het onjuist om in de sport dingen te verbieden, die in de gewone maatschappij alle dagen worden toegepast. Ik ben als medicus in mijn dokterspraktijk gerechtigd bepaalde middelen voor te schrijven als ik dat nodig vind. Dat mag in de sport niet. Zou ik die middelen, indien ze bijvoorbeeld onder de Opiumwet zouden vallen, te veel voorschrijven, dan blijkt via de registratie wel dat er iets mis zou kunnen zijn. Dan krijg ik daar een seintje over. Dat wordt dus bewaakt. In de sport zou het ook zo moeten (...) Er wordt inderdaad veel gerotzooid. En daar moeten we van af. Maar ook omdat de controlesystemen die thans in het buitenland worden toegepast niet alleen niet waterdicht zijn, maar er wordt ook mee geknoeid. Maar positiever vind ik het om via deze middelen de mogelijkheden van de wetenschap te testen.’

Niezen: ‘U wijst het gebruik van dope onder medische controle niet af. Neemt u dat nu al voor uw verantwoording bij bijvoorbeeld Ajax? Rolink: ‘Ja, dat impliceert het. Ik ben voor alles wat ik doe verantwoordelijk. Ik zou dan ook, indien men zou besluiten in het Nederlandse voetbal te gaan controleren op doping, geen onderzoek toestaan. Ik heb dat ook met het Ajax-bestuur besproken. Zou er onverwacht controle komen, dan vind ik dat zo’n aanfluiting dat ik zal weigeren. Hoe dan ook!’

Niezen: ‘Dat impliceert dat u waarschijnlijk nu al dingen voor uw verantwoording neemt die bijvoorbeeld in België niet zouden zijn toegestaan.’

Rolink: ‘Ik weet niet precies wat in België verboden is, maar ik neem de hele medische begeleiding voor mijn verantwoordelijkheid met alles wat ik daarbij doe.’

Niezen: ‘Omdat het een deel van de medische begeleiding is.’

Rolink: ‘Dat is het inderdaad.’

Niezen: ‘Men zegt dat stimulantia bij voetbal niet werken omdat voetbal geen steeds terugkerende beweging heeft zoals fietsen of roeien.’

Rolink: ‘Nee, ook bij voetbal. Je kunt bepaalde stoffen geven waardoor de vermoeidheid sneller wordt opgeheven. Die worden vooraf toegediend. De vermoeidheidsstoffen worden dan sneller geneutraliseerd, waardoor je conditioneel beter wordt. Er zijn ook stoffen die de genezing bevorderen. Die geef je ook vooraf. Dat doe je dus regelmatig. Dus bij de normale voeding deze stoffen erbij geven speciaal omdat het om topsport gaat. Aan het einde van het seizoen zoek je naar middelen om de vermoeidheid die na vele wedstrijden en het lange seizoen optreedt op te vangen.’

Een bloedende Johan Neeskens druipt tussen Muller (l) en Rolink het veld af.  



Niezen: ‘In de wielrennerij zijn gevallen bekend van coureurs, die niet meer wisten dat ze op hun fiets zaten. Te grote dosis?’

Rolink: ‘Dat kan. Maar meestal gaat het om een combinatie van stimulantia, de zogenaamde cocktail. Dat is de pest. Vijf stoffen door elkaar. Dat kan fataal zijn. Dat kan tot blijvende schade leiden. Leveraandoeningen, geelzucht...’

Niezen: ‘Beseft u dat u door deze uitspraken voor andere medici op een misschien te smal koord balanceert?’

Rolink: ‘Ik geloof daar niet in. Ik heb de indruk, dat iedere afgestudeerde medicus net zo werkt als ik doe. Zij werken met bepaalde middelen buiten de sport. En ik binnen de sport. Voor mijn verantwoording.’

Niezen: ‘Met andere woorden: er wordt onnodig veel ophef over gemaakt?’

Rolink: ‘Dat dacht ik wel. Ik dacht dat dat inderdaad het geval is.’

Pillen

Maar niet iedereen dacht er zo over. Ajax had weinig blessures dankzij de goede professionele training en de daarbij behorende verzorging. Mede door het interview in VI en andere uitlatingen van Rolink, bleef men maar over doping praten. Gebruikten de spelers van Ajax nou echt verboden middelen?

Zoals uit het relaas van Rolink blijkt, deed hij er alles aan om een speler zo snel mogelijk fit te krijgen. Medisch gezien dan. Op mij werd heel vaak druk uitgeoefend. ‘Salo, kan hij echt niet spelen? Ook niet met een injectie? Is hij niet te angstig? Een beetje pijn is niet erg.’

Mede door dit dilemma werkte ik dag en nacht om de spelers op een voor mij verantwoorde wijze weer speelklaar te krijgen. Daar kwam ook nog eens bij dat de spelers zelf altijd wilden spelen. Getipt door enkelen van hen kwam ik erachter dat Rolink sommige spelers weleens een pilletje gaf. ‘Wat zijn dat voor pillen, dokter?’ vroeg ik dan. ‘Dat zijn dezelfde pillen die ik aan de directeur van Philips geef als hij een lange vergadering moet voorzitten. Veel van mijn patiënten en sportmensen slikken deze pillen. Hier moet je niets achter zoeken, het is gewoon een medicijn. Bovendien kan men een voetballer geen echte doping geven. Dan verliest hij de controle en coördinatie, de passes worden onzuiver en hij zou alleen maar hard lopen. Bovendien heeft doping vaak bijwerkingen.’

 Ajax-coach Rinus Michels juicht uitbundig en betrekt clubarts John Rolink (l) ook in de feestvreugde.

En die bijwerkingen kwamen weleens voor. Sommige sportlieden die ik behandelde op advies van Rolink werden na een pilletje misselijk, kregen hoofdpijn, konden niet slapen. Anderen werden zelfs wat agressief. Ik vroeg Rolink mij de namen te noemen van de spelers die hij dergelijke pillen gaf. Want ik had het er moeilijk mee. Wat moest ik doen? Ik behandelde boksers, wielrenners, voetballers, schaatsers en zwemmers. Allemaal patiënten van Rolink.

Patiënten

Toen kwam er een moment dat ik bij dokter Tetzner, de chirurg en bekende knieëndokter, en bij de advocaat Bergsma in de Hacquartstraat in Amsterdam moest komen. De jurist Bergsma hield zich onder meer bezig met dopingzaken. Zij vormden een commissie die onder andere de handel en wandel van dokter Rolink moest onderzoeken. Beide heren werkten in opdracht van de Wielren Unie. Hoe zat dat bij Ajax? Van Rolink hadden zij gehoord dat ik precies op de hoogte was van zijn handelen.

De aanleiding tot het onderhoud was de volgende. Na afloop van een zwemwedstrijd had men in de prullenbak twee lege ampullen amfetamine gevonden. Een van de zwemsters had ik behandeld. Zodoende. Het werd een lang gesprek in het statige herenhuis. Ik ontkende ook maar iets met de zaak te maken te hebben. Ook van de schaatsers wist ik niets, hoewel sommigen mij hadden verteld voor een wedstrijd van Rolink een pilletje te hebben gekregen. Ook een van de boksers had een dergelijk verhaal aan de beide heren verteld. Wat moest ik doen? Ik had er echt slapeloze nachten van.

Het originele verzorgingskoffertje van Salo Muller.

Barry Hulshoff beweerde in een interview wel eens een pilletje van Rolink te hebben gehad. Hij was er ziek van geworden. Ook Johnny Rep en Nico Rijnders kwamen met zo’n verhaal. Moest ik het bestuur inlichten of met de jongens gaan praten? Ik stapte naar Roelof Zeven, onze psychiater, en Dolf Grunwald, de psycholoog. Ik vertelde hun wat ik wist en had gehoord. We kwamen er niet uit. Ook besprak ik de kwestie met Piet Keizer. Hij adviseerde mij om gewoon naar Rolink te gaan en hem om openheid van zaken te vragen.

Zo gebeurde het dat ik op een vrijdagavond een afspraak maakte met Rolink. Ik was erg zenuwachtig, maar hij niet minder. Ik vertelde hem van Tetzner en Bergsma. ‘Salo, wat ik doe is volkomen correct. Ze komen bij mij met een klacht. Het zijn dus patiënten en die geef ik dan een medicijn. De een heeft een kalmeringsmiddel nodig, de ander een spierontspanner en weer een ander een stimulans. Dan krijgen die spelers een of meerdere pilletjes of soms een injectie. Daar is niets mis mee. Noem jij dat dan doping, ik noem het anders.’

Toen kreeg het gesprek een vreemde wending. Rolink werd boos en zei opeens: ‘Bovendien Salo, ben jij de verzorger, de praatpaal van Ajax, dus als het eventueel niet in orde zou zijn wat ik doe, dan ben jij net zo schuldig als ik!’

Ik was sprakeloos. In mijn woede schreeuwde ik: ‘Denk erom John (dat was de enige keer dat ik hem zo noemde), als je mij probeert erbij te lappen, ben je aan het verkeerde adres. Van nu af aan neem ik mijn maatregelen en ik wil nóóit, maar dan ook nóóit meer iets horen over doping!’ Toen vertrok ik.

Klein wit doosje

Als een atleet een middel van een arts krijgt toegediend, dan is de medicus verantwoordelijk en niet de atleet. Die hoeft namelijk niet te weten wat voor ‘medicijn’ hij moet slikken. Maar ik wil dan wel weten hoe het precies zit. Nu hoorde ik van alles over allerlei zaken, waarvan ik geen weet had en dat ging mij nu echt te ver. Ondertussen klaagden verschillende sportlieden bij mij over de pillen van dokter Rolink. Wat is dat voor spul en wat doet het? Ik wist het ook niet, maar van iedereen kreeg ik één pil en die bewaarde ik in een klein wit doosje. Toen het doosje vol was, ben ik ermee naar mijn apotheek gegaan. Of zij mij misschien konden vertellen wat voor pilletjes het precies waren? Het resultaat was voor mij geen verrassing. Van pijnstillers, spierontspanners, kalmeringspillen, Prednison-preparaten tot amfetaminecapsules: alles zat in het doosje. Ik lichtte direct de sporters in en wees ze op hun eigen verantwoordelijkheid. Je behoort immers wél te weten wat je slikt en waarvoor het bedoeld is. Maar de dokter is en blijft de eerste verantwoordelijke.

Met de lijst van de apotheek stapte ik weer naar Rolink. Hij schrok enorm, prees mijn inzet, maar verzekerde mij dat hij precies wist wat hij deed en aan wie hij welk pilletje gaf. Het stelde mij enigszins gerust. Ik zei dan ook dat ik het verder prima vond als hij mij er maar buiten liet. Misschien had ik, zonder dat ik het wist, meerdere malen meegewerkt aan het verstrekken van de pilletjes. Regelmatig deelde ik immers aan het ontbijt, lunch of diner de pilletjes uit. Rolink gaf ze mij dan zonder te zeggen wat voor pillen het waren en waar ze voor dienden. Ik herkende alleen de kleur. Die varieerde van wit, rood, geel, paars tot ‘gestampte muisjes’ aan toe. Rolink beloofde mij in het vervolg te vertellen wat voor pilletjes hij aan mij gaf en met welk doel.

Zijn macht was veel te ver doorgeschoten. Hij kreeg met velen ruzie. Maar zijn haan moest koning kraaien, zijn wil moest wet zijn.