Pff, waar moet ik in godsnaam beginnen?” Jesse Rabbeljee staat in het lage gedeelte van zijn kelder, zo’n anderhalve meter onder zijn vrijstaande woning in Denekamp. Denekamp? U weet wel: dat Twentse dorp langs de Dinkel. Waar men nog aan klootschieten en midwinterhoornblazen doet.
Afijn, voor, achter én naast de heer Rabbeljee staan tientallen uit de kluiten gewassen Tupperware-kis-ten. “Eh, hier dan maar eens beginnen?” Onze gastheer schuift de deksel open van een van zijn kisten. “Knijp je neus maar vast dicht,” waarschuwt hij mij. Hij lacht er niet eens bij. “Ik heb je gewaarschuwd,” vervolgt hij, terwijl een penetrante walm – een onsamenhangende mix van zweetlucht en wasverzachter – zijn kelder vult. “Haha, ik zei het toch!” lacht Jesse om mijn zichtbare ongemak. “Kijk, meteen raak. Dit shirtje is van Riechedly Bazoer geweest. Een van de grootste stinkerds uit mijn collectie. Al jaren niet gewassen. Heerlijke cultvoetballer trouwens.”
Hoor ik daar in zijn stem nou iets van trots doorklinken? Jesse grijpt naar een andere kist. “Oeeeh, deze dan. Michael Ballack, uit zijn Leverkusen-tijd. Die riekt ook stevig, hoor! Ik kan het moment dat ik deze kreeg nog goed herinneren. Hij dampte nog echt na.” Dit klinkt toch echt als trots. “Dat doet mij trouwens denken aan Danny Welbeck. Die zou hier ook ergens moeten liggen. Die gozer meurt echt een uur in de wind. Niet normaal! Maar toch doe ik ’m niet in de wasmachine. Echt niet.”
Trots, 100 procent. “De allersmerigste? Toch wel die van een Turkse speler van Go Ahead Eagles. Téring! Wat eten die gasten kruidig, zeg. Niet te harden. Die hing een poosje in mijn schuur, maar dat ging gewoon niet meer. Tegen wil en dank heb ik ’m toch maar gewassen.”
‘IK STA SOMS UREN VOOR DE SPIEGEL MET WISSELENDE SHIRTJES. GEWOON, LEKKER DIE DINGEN BEWONDEREN. VOOR MIJ IS DAT GENIETEN’
Verontrustende waarheid
De hierboven geschetste situatie (waargebeurd) vergt enige uitleg. Nee, we zijn niet op bezoek bij een OnlyFans-fetisjist. Of op een zorgboerderij. Integendeel. Jesse Rabbeljee is eigenlijk een hele gemiddelde man. Keurige baan (pedagogisch medewerker), keurig gezin (zoontje én dochtertje) en keurig baardje (stoppels). Maar ónder die dekmantel, anderhalve meter om precies te zijn, schuilt een verontrustende waarheid. Een eigenaardigheid die zijn weerga niet kent. Of misschien toch een fetisj. Een verslaving wellicht? Of toch gewoon een ordinair probleem? Jesse vindt het allemaal prachtig. “Geef het beestje maar een naam,” zegt hij met een grote glimlach, gravend door zijn plastic kisten. “Zelf hou ik het op liefhebber. Of purist, dat mag ook.”
We hebben het hier natuurlijk over voetbalshirtjes. Jesse heeft de mooiste collectie van Nederland. Bij uitstek. Niet de grootste, maar absoluut de mooiste. Zijn kelder is voor liefhebbers van voetbalshirtjes wat het Vaticaan is voor christelijken. Of de Achterhoek voor drugscriminelen. Het paradijs.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- Clemens Rikken