Een tsunami van zweet blaast je nog net niet terug de parkeerplaats op als de deur van Amsterdamsche Atleten Club Hercules in Amsterdam-West opengaat. Van buiten lijkt het op een grote barak, geen ramen, stil achteraan een leeg veld. Deur door, volg de geur, en onder het felle tl-licht liggen twee jongens van 21 jaar in elkaar verstrengeld op een mat met cirkels. Het lijkt of je dubbel ziet, maar als je goed kijkt is de één wat dikker dan de ander. Wat meer vetjes rond de heupen, iets dikkere benen, een rolletje als hij buigt. 10 kilo scheelt het. 10 kilo die hun Thaise moeder elke avond bewust met een extra bordje curry bij Tyrone erbij mestte. Tyrone (97 kilo, ‘altijd al een vreetzakje’) en Marcel Sterkenburg (87 kilo), de competitieve tweeling die graag de beste in sport willen zijn.
In de boksschool, waar ze met hun vader (een bokser) en andere broers regelmatig komen als kind, ontdekken ze het worstelen. Of wat jonge jongens in die tijd graag doen: stoeien. Al gauw zijn ze fanatiek. Vaders mantra: de jongens mogen nooit, maar dan ook nooit tegen elkaar strijden. Hij wil geen broedermoord en omdat ze zo competitief zijn is hij bang dat ze elkaar als vijanden gaan zien. En dus moet er één wat zwaarder worden om zo in een andere worstelklasse te kunnen vechten.
Vechten, eigenlijk dekt dat woord de lading niet, want bij worstelen vecht je niet. Er is geen agressie. Geen klap. Geen trap. Geen bijt. Het is inderdaad zoals je vroeger deed als kind: stoeien. Of zoals de topsporters zelf zeggen: door snelheid, behendigheid en techniek de ander op zijn rug proberen te krijgen. In twee keer drie minuten, want zo lang duurt een officieel potje.
Bondsbijbaan
“Hoger zetten, laten stappen en versnellen. Je moet zijn benen vastzetten. Doorgaan.” Mariusz, de bondstrainer van TeamNL spreekt met een Pools accent de jongens op de mat toe. Hun ademhaling is een permanente hijgmachine, hun zweetproductie draait overuren. Vallen ze niet bijna om? Want in pauzemomenten lopen ze rondjes, armen achter hun hoofd. Met een borstkas die probeert op te stijgen, terug, omhoog, terug.
“Nee, zeker niet, dit zijn we gewend,” zeggen ze later. Mariusz legt de volgende oefening uit. Hijgen, slokje water, terug in positie. De één in een blauw broekje, de ander een zwarte. Voor Mariusz is het, nu de twee jongens in Team- NL zitten, wat makkelijker om zijn rol als trainer met zijn werk te combineren. TeamNL compenseert zijn verlofdagen nu grotendeels. Toch gebruikt hij nog altijd zijn vakantiedagen om mee te reizen met de jongens. Net als bij elke topsporter zijn er trainingskampen en wedstrijden, veelal internationaal. En weinig in Nederland dus. De worstelsport is bij ons vele malen kleiner dan bij onze zuiderburen. Of in Duitsland,Frankrijk, Italië en Oost-Europa. Dus wijken de jongens uit naar het buitenland om op niveau te trainen en wedstrijdritme te krijgen. Want ze hebben één doel: olympisch kampioen Grieks-Romeins worstelen worden in hun klasse. Dit jaar willen ze zich kwalificeren voor de Spelen van 2024 in Parijs. Bondscoach Mariusz is al 29 jaar actief als worsteltrainer. Zelf deed hij het als voormalig worstelaar in Polen op nationaal niveau goed, maar had, zoals hij zelf zegt, niet het talent van Tyrone en Marcel. Hij spotte de 12-jarige tweeling als trainer van het regionaal talentencentrum in Utrecht. “Ik zag het meteen. Ze blonken uit.” Allebei, en dat was niet nieuw voor hem, want al vaker zag hij tweelingen worstelen op hoog niveau.
Negen jaar verder zijn de twee flink wat titels rijker. Marcel is wereldkampioen junioren, Europees kampioen senioren en derde van de wereld bij de senioren. Tyrone, die in een andere, zwaardere klasse meedoet, is tweede van de wereld junior en derde van Europa. En allebei, sinds 2020, lid van TeamNL, de enige twee die uitkomen voor het Nederlandse worstelteam. In de voetsporen van een vrouw: Jessica Blaszka was in 2016 de eerste Nederlandse worstelaar die meedeed aan de Olympische Spelen.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- Paul Tolenaar