Mijn geschiedenis op Zandvoort gaat terug tot 1969. Mijn vader en moeder hadden in Amsterdam een melkwinkel in de Van Hogendorpstraat in de Staatsliedenbuurt, waar ik als jong ventje opgroeide, in de wieg in de winkel. Toen ik kon lopen en wat ouder was, mocht ik de straat op, en zo kwam ik vaak bij onze overburen, de familie Ypma. We waren goed bevriend met ze en gingen dus regelmatig me ze mee naar hun strandhuisje in Zandvoort. In 1969 hoorden wij op zaterdag het geluid van langsscheurende raceauto’s op het circuit verderop.
Met het zoontje van de Ypma’s bedacht ik dat we maar eens een kijkje moesten gaan nemen. Wij hadden natuurlijk helemaal geen geld voor kaartjes, en durfden dat ook niet aan onze ouders te vragen. Dus kropen we een dag later stiekem onder het hek door en zagen daar een race op de door de duinen glooiende baan.
Ik kan me nog herinneren dat er maar acht of negen auto’s finishten, en het was helemaal niet zo’n spektakel óp de baan, want ze kwamen met flinke tussenpozen langs. We konden er ook geen reet van volgen, er was geen verslaggever te horen.
Wel weet ik nog goed dat ik weg was van Jochen Rindt, want daar had ik over gehoord; ik noemde hem steevast Jochem, met een M. Ik herinner me dat hij op zaterdag de poleposition had gereden, maar de dag erna niet de race won. Het was in ieder geval mijn eerste kennismaking met het circuit van Zandvoort.
Michael Bleekemolen was er toen al kind aan huis en ik zocht hem op om herinneringen op te halen. Hij weet me te vertellen dat hij er voor de eerste keer met zijn vader was toen Juan Manuel Fangio er de Grand Prix won. Dat was in 1955, toen Michael nog maar 5 jaar oud was. Hij woonde er in de buurt en ging er in de jaren erna vaak naartoe, gefascineerd als hij was door de raceauto’s.
Michael: “Toen ik 8 of 9 jaar was, werden de duinen rond het circuit altijd bewaakt door mensen met honden. Die lieten ze niet loslopen, maar zaten aan een wat langer lijntje, van zo’n meter of drie. Dick Groen organiseerde dat en die deed de bewaking al jaren. Met mijn vriendje zat ik dan achter op het Scheivlak, een soort niemandsland waar die bewakers met honden liepen. Wij telden hoelang een bewaker erover deed om van de ene kant naar de andere kant te lopen, zeven tellen waren dat. Wij wachtten dan tot hij zich omdraaide, waarna we binnen die zeven tellen het circuitterrein op renden.”
TUSSEN 1970 EN 1975 OVERLEDEN NEGEN COUREURS IN DE FORMULE 1. TWEE DAARVAN, PIERS COURAGE EN ROGER WILLIAMSON, LIETEN HET LEVEN OP HET CIRCUIT VAN ZANDVOORT
Bleekemolen mocht daar op een gegeven moment helpen met bijvoorbeeld jerrycans sjouwen bij Carel Godin de Beaufort en Tonio Hildebrand, twee van de bekendste coureurs van die tijd. Later zou hij er zelf gaan racen in verschillende klassen, wat hij tot op de dag van vandaag – hij is in de 70! –nog doet. Daarnaast richtte hij Race Planet op, een bedrijf dat racecursussen en -clinics verzorgt voor bedrijven en andere groepen, onder andere op het circuit van Zandvoort.
Ik vraag hem naar zijn eigen Formule 1-geschiedenis, waarin hij in 1977 en 1978 vijf keer aan een Grand Prix-weekend begon, en zich één keer kwalificeerde, zij het niet in Zandvoort. Michael: “We hadden het toen anders moeten aanpakken. Het gekke is dat ik in die tijd vreselijk snel was. We gingen bijvoorbeeld testen in Engeland, onder anderen met Keke Rosberg, Jochen Mass en Geoff Lees, en ik was de snelste. Dus ik was op dat moment, in 1978,1979, absoluut klaar voor de Formule 1, maar niet met een paar rijdende wrakken natuurlijk.”
Dat laatste licht hij toe: “De auto’s van John Macdonald van RAM Racing waren levensgevaarlijk. Wat hij met die dingen deed, zo ging ik nog niet eens met mijn Formule Fordje om, nog niet een tiende van dat. Ik sta op een gegeven moment te kijken naar een auto, en zie dat een schokdempersteun aan de ene kant hoger zit dan aan de andere kant.
Ik denk: hé, hoe kan dat nou? En het is nog niet zo erg als je de schokdemper dan aandraait en de gewichten gelijk zijn. Maar ik trek dat wiel omhoog en kan het zo met één hand optillen. Daar rijd ik dus gewoon mee, bij Tunnel-Oost (een bocht op het oude Circuit Zandvoort) met 250 of 280 kilometer per uur! Ik weet nog goed, Rolf Stommelen (een Duitse Formule 1-coureur uit de jaren 70) stapt in – die hadden we gevraagd om een dag te testen – en komt na drie rondjes binnen. Hij zegt: “Daar moet je nooit meer in rijden. Dat is echt levensgevaarlijk.” Maar ja, je bent jong en je wil wat, dus je gaat er maar weer in zitten. Terugkijkend had ik het met mijn boerenverstand beter zelf kunnen doen, want dan was het resultaat absoluut beter geweest.”
Geen gehoor bij Ecclestone
In 1979 was Michael vier keer ingeschreven voor een Grand Prix met het Duitse team ATS, met als teamgenoot de latere wereldkampioen Keke Rosberg. Voor de laatste Grand Prix van dat jaar, in het Amerikaanse Watkins Glen, wist hij zich te kwalificeren en zo maakte hij zijn officiële Formule 1-debuut. Een olielek zorgde ervoor dat hij na 43 van de 59 ronden moest opgeven. Een mogelijk vervolg van zijn carrière bij ATS liet hij aan zich voorbijgaan, omdat zich een kans voordeed die interessanter leek.
Bleekemolen: “In 1980 heb ik geen contact meer opgenomen met Günter Schmid van ATS, omdat ik, samen met Rupert Keegan, in een tweede Lotus-team zou rijden, gerund door BS Fabrication. Ik ben in zijn privévliegtuigje naar Lotus-eigenaar Colin Chapman gevlogen en geland naast de fabriek op de landingsstrip, en de deal was rond. Die deal sloot Chapman niet zelf. Die verkocht de twee auto’s waar Mario Andretti en Jean- Pierre Jarier mee hadden gereden aan BS met ondersteuning van Chapman.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- ANP