Eén van de belangrijkste scènes in de driedelige documentaireserie De Pompmoord met hoofdrolspeler Hein Krombos maakt meteen een diepe indruk. Krombos is één van de vier mannen die in 2005 in hoger beroep tot gevangenisstraffen van vijf tot acht jaar zijn veroordeeld voor de moord op de 28-jarige Micelle Mooij. Hij doet zijn verhaal bij hem thuis op de bank. Naast hem op tafel staat een blikje Heineken. Een riem om zijn middel voorkomt dat zijn spijkerbroek van zijn magere lijf afzakt. Zijn gezicht is dat van een gebroken man.
Krombos heeft zijn zoon al elf jaar niet meer gezien. Zijn kleindochter heeft hij sinds haar geboorte één keer gezien. Zijn kleinzoon heeft hij nog nooit gezien.
“Omdat ik in de bajes heb gezeten,” verzucht hij.
Vijf jaar lang zat hij achter slot en grendel. Vijf jaar lang was dat onterecht, stelt hij. In 2002 zou hij tijdens de politieverhoren dusdanig onder druk zijn gezet dat hij is bezweken en een valse bekentenis heeft afgelegd. Hij heeft een moord bekend die hij helemaal niet heeft gepleegd, beweert hij.
Zuchtend: “Op een gegeven moment heb ik de rechercheurs maar verteld wat ze wilden horen.”
Negen messteken
De zaak draait om de moord op Micelle Mooij, caissière van het Shell-tankstation aan de Rijksstraatweg in Warnsveld. Op donderdag 24 oktober 1985, laat op de avond, wordt zij dood naast haar auto op de parkeerplaats van het tankstation gevonden. De motor van haar gele Datsun Cherry draait nog. De koplampen branden. Het portier aan de bestuurderskant staat wagenwijd open en het lichaam van Micelle ligt net buiten haar auto, in een plas bloed. Met een mes is er negen keer beestachtig op haar ingestoken. Op haar handen heeft ze afweerwonden. Zelfs in het stuur zit een snee. Je hoeft geen rechercheur te zijn om te begrijpen wat er is gebeurd: Micelle is na werktijd in haar auto gestapt, vervolgens is het portier aan de bestuurderszijde vanaf de buitenkant opengetrokken en is Micelle met de dader(s) in een gevecht beland, dat de jonge vrouw heeft moeten bekopen met de dood.
Onmiddellijk na de vondst van het levenloze lichaam wordt er door de politie een grootschalig team opgezet. Op het eerste oog biedt de zaak een geruststellend aantal aanknopingspunten. Er is een lijk, er is een duidelijke plaats delict en het misdrijf is vroeg op de avond gepleegd, iets na negen uur, aan een drukke weg. Er zijn ongetwijfeld getuigen te vinden die iets hebben gezien of gehoord, is de overtuiging van de politie.
Maar al snel ontspoort het onderzoek, na een kapitale fout van het rechercheteam. Nog maar een week na de moord wordt aan heel Nederland gevraagd om met de politie mee te denken, in een uitzending van Opsporing Verzocht. Vanaf dat moment verandert het politiebureau in een callcenter.
Het ene na het andere telefoontje komt binnen. Elke tip, bruikbaar of onbruikbaar, moet worden uitgezocht. Zodoende raken de rechercheurs verdwaald in een doolhof van mogelijke scenario’s en potentiële verdachten. Moet de dader bijvoorbeeld worden gezocht in de hoek van Groot Graffel, de psychiatrische kliniek op een steenworp afstand van het tankstation? Of wijzen de affaires van Micelle juist in de richting van haar echtgenoot? Wie was de lifter die op de avond van de moord in de buurt van het tankstation is gezien? Wie is de mysterieuze man met de lange jas die regelmatig een gesprekje met Micelle aanknoopte wanneer ze aan het werk was? Wie is de man die met een bebloede trui in de trein van Zutphen naar Almelo zat? En wie zijn eigenlijk de twee sportvissers die rond het tijdstip van de moord zijn gesignaleerd? Er stromen zoveel tips binnen dat het onderzoeksteam verzuipt in de stortvloed aan scenario’s en na drie maanden zonder resultaat het bijltje erbij neergooit. Enkel een oud-medewerker van de benzinepomp, Kobus S., niet eens een agent, blijft zich met ziel en zaligheid verdiepen in de moord. Ongevraagd blijft hij de politie bestoken met scenario’s, maar de één is nog vager en onsamenhangender dan de ander. Na meerdere gesprekken met hem te hebben gevoerd, besluit de politie om S., een oud-psychiatrisch patiënt, te zien als een fantast. Zodoende belandt het dossier van Micelle onopgelost in de archiefkast en verandert de zaak in een cold case.
Tunnelvisie
Zeventien jaar lang blijft het oorverdovend stil. Maar in 2002, uitgerekend wanneer de zaak dreigt te verjaren, schudt er opeens iemand aan de boom. Via de Criminele Inlichtingen Eenheid, het politieteam dat informanten runt, komt er over de moord op Micelle een anonieme tip binnen. Een tip die betrekking heeft op een persoon die al voorkomt in het dossier: Marty ten B. De man die met een bebloede trui in de trein van Zutphen naar Almelo zat. Over hem is in 1985, na de uitzending van Opsporing Verzocht, naar de politie gebeld. Hij zou op de avond van de moord in Warnsveld zijn geweest en daarna met een bebloede trui in de trein naar Almelo zijn gestapt, op weg naar zijn logeeradres bij een vriend. Die vriend is degene die destijds de politie heeft ingelicht. Zijn tip is vluchtig nagetrokken en ergens op een stapel beland, maar nu wordt de naam van Marty ten B. dus opnieuw genoemd. Hij past in het daderprofiel: hij is alcoholverslaafd en heeft een strafblad van meerdere kantjes. Voor de politie is het in ieder geval reden genoeg om het dossier over de moord op Micelle af te stoffen en de zaak te heropenen.
ZEVENTIEN JAAR NA DE MOORD KOMT ER EEN ANONIEME TIP BINNEN OVER MARTY TEN B., DE MAN DIE MET EEN BEBLOEDE TRUI IN DE TREIN VAN ZUTPHEN NAAR ALMELO ZAT
Maar waar het onderzoeksteam uit 1985 ten onder ging aan de stortvloed aan scenario’s, raakt het nieuwe team bevangen door tunnelvisie. Alle andere mogelijkheden dan dat Marty ten B. niet bij de moord betrokken is, worden niet of nauwelijks onderzocht. Vanaf de eerste dag is en blijft het vizier gericht op ‘de man met de bebloede trui’. In 1985 is zijn naam behalve door zijn vriend waar hij logeerde ook genoemd door Kobus S., de oud-psychiatrisch patiënt die de politie tot vervelens toe bleef lastigvallen met vage scenario’s. De politie gaat opnieuw met S. in gesprek, maar wederom maakt hij een verwarde indruk. Op beelden in de documentaireserie is te zien dat hij midden in een ondervraging over de moord op Micelle plotseling begint te praten over een kat. En over een boom. Er is geen touw aan zijn verklaring vast te knopen. Maar in plaats van dat de rechercheurs concluderen dat Kobus S. inderdaad een fantast is, besluiten ze alles wat hij over Marty ten B. zegt bloedserieus te nemen. Sterker nog, ze beginnen zelf te vermoeden dat S. en Ten B. de moord sámen hebben beraamd, aangevuld met twee andere mannen. Mannen die door S. zelf bij naam worden genoemd: Godfried van Haut en – de man uit het begin van dit artikel – Hein Krombos.
Vier dronken overvallers
Langzaamaan ontvouwt zich een scenario van vier dronken mannen met geldproblemen, die op de avond van de moord in hun stamkroeg het Sluisje een overval beramen. Zij zouden met z’n vieren in één auto naar het tankstation zijn gereden en Micelle na sluitingstijd hebben opgewacht en haar hebben bedreigd, in de hoop dat ze de sleutels van de kluis van het tankstation zou afstaan. Micelle zou hebben tegengestribbeld, met uiteindelijk haar dramatische dood tot gevolg. Het is een scenario waar de politie heilig in begint te geloven. Hein Krombos, Godfried van Haut, Marty ten B. en Kobus S. worden alle vier in de boeien geslagen en achter slot en grendel gezet. Bewijs tegen hen is er niet. De enige mogelijkheid om deze zaak rond te krijgen, is dus door de mannen schuld te laten bekennen.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- KRO-NCRV