De openingsscène van de 2Doc-documentaire ZOEK! raakt de kijker meteen recht in zijn ziel. Ergens in Nederland volgt een vrouw haar aangelijnde hond door het hart van een bos. Eerst op een rustig wandeltempo. Dan schakelt ze over naar een drafje, omdat haar hond het tempo opvoert. Hij is iets op het spoor. Zijn neus stuurt hem door een zee van herfstbladeren naar een stuk grond onder een boom. Daar begint de hond te blaffen. Hij heeft iets gevonden.
“Knap hoor!” zegt de vrouw. “Netjes.”
In het volgende beeld heeft ze haar telefoon in haar handen. Ze belt met de politie. “Ja, goeiedag, Esther van Neerbos, Signi Zoekhonden,” klinkt het geroutineerd. “Wij hebben vandaag gezocht naar Ibrahim. Jullie kunnen het beste hiernaartoe komen. We hebben hem gevonden.”
Achtergebleven familie
Jaarlijks worden in Nederland zo’n 40.000 personen als vermist opgegeven. In de meeste gevallen gebeurt dat via 112. Na binnenkomst van de melding onderzoekt de lokale politie de ernst van de vermissing. Wanneer het vermoeden bestaat dat de gezochte persoon mogelijk in (levens) gevaar is, wordt vrijwel altijd de hulp ingeschakeld van de Landelijke Eenheid. Zij beschikken over de beste middelen om iemand zo snel mogelijk op te sporen.
Wat vrijwel altijd als eerste gebeurt, is het traceren van de telefoon, mits de vermiste die bij zich heeft, natuurlijk. Indien dat niet het gewenste resultaat oplevert, kan worden besloten om een helikopter in te zetten of om getrainde speurhonden naar het zoekgebied te sturen. Uiteindelijk is een vermissing vaak relatief snel opgelost. In 85 procent van de gevallen is de vermiste, met of zonder hulp van de politie, binnen 48 uur weer terecht. Dood of levend. De overige 15 procent blijft echter langer spoorloos. Sommigen van hen zelfs véél langer.
‘WIJ HEBBEN VANDAAG GEZOCHT NAAR IBRAHIM. JULLIE KUNNEN HET BESTE HIERNAARTOE KOMEN. WE HEBBEN HEM GEVONDEN’
Behalve dat voor hen in veel gevallen de hoop op een goede afloop elke dag verder uitdooft, nemen ook de inspanningen van de politie na die eerste 48 uur vaak af, zeker wanneer aanwijzingen die leiden tot een concreet zoekgebied uitblijven. Met een kudde speur- en lijkhonden vele tientallen vierkante kilometers uitkammen zonder concrete aanwijzing dat de vermiste zich überhaupt in dat gebied bevindt, is voor de politie te kostbaar en te tijdrovend.
Het acuut zoeken wordt in zulke gevallen door de politie beëindigd. Hoe wreed dat ook is voor de familie van de vermiste. Zij blijven achter met een haast onmenselijke vorm van onzekerheid; de vraag door welk vreselijk lot door hun dierbare is getroffen.
Uitgestoken hand
Dat is het moment dat Esther van Neerbos met haar stichting Signi Zoekhonden in beeld komt. Met een uitgestoken hand heet ze me welkom in haar dierenkliniek in Bakel, vlakbij Helmond. Voor veel achterblijvers van vermisten is Esther de verpersoonlijking van een engel. Indrukwekkend is haar talent om honden op commando te laten zoeken naar de geur van een overleden mens, zelfs als die geur al jaren oud is, maar veel indrukwekkender nog is hoe zij in verbinding treedt met de familie en andere nabestaanden. Hun gevoel van onmacht en radeloosheid grijpen haar aan en wakkeren een grenzeloze behoefte van behulpzaamheid aan. Praktisch elk weekend offert ze haar spaarzame vrije tijd op – ze werkt fulltime als dierenarts – om samen met haar vijf speurhonden en enkele vrijwilligers van de stichting te gaan zoeken naar mensen die ze helemaal niet kent en bovendien in een gebied waarvan ze helemaal niet zeker weet of de vermiste zich daar eigenlijk wel bevindt. Als het moet, keert Esther de week daarna terug, en die week dáárna weer, net zolang totdat elke vierkante meter van een bepaald bos of kanaal is uitgekamd. Pas wanneer de vermiste is gevonden, heeft niet alleen de achtergebleven familie, maar ook Esther rust.
“Familieleden van een vermiste maken natuurlijk een verschrikkelijke tijd mee. Het is bijna niet voor te stellen wat het met een mens doet als een dierbare van je zomaar ineens spoorloos verdwenen raakt. Zeker wanneer het om je kind gaat, of vader of moeder,” zegt Esther. “Maar buiten dat emotionele deel brengt het ook een hoop praktische problemen met zich mee. Pas vijf jaar na een vermissing, en in bepaalde omstandigheden één jaar, kan de betreffende persoon dood worden verklaard. Tot die tijd kunnen veel zaken niet worden geregeld. De hypotheek kan niet worden gestopt, de autoverzekering evenmin, maar ondertussen wordt de levensverzekering maar niet uitgekeerd. Als nabestaanden het financieel niet op orde krijgen, kunnen ze zomaar heel ver wegzakken. Soms belanden ze in de bijstand. Of krijgen ze door alle financiële stress een burn-out.
Ook dáárom is het belangrijk dat vermisten zo snel mogelijk worden teruggevonden.”
Natte neus
Het meest fascinerende aan Esther is haar talent om honden aan te leren om optimaal gebruik te maken van het geschenk uit de hemel waarmee ze geboren zijn: hun natte neus. Zelf is ze, net als alle andere acht miljard mensen op deze aardbol, niet in staat om een willekeurig bos binnen te lopen, de rondwaaiende buitenlucht eens goed door haar neus in zich op te nemen en vervolgens zonder aarzelen naar een stuk grond toe te lopen waar een vermist persoon begraven blijkt te liggen.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Clemens Rikken