De Haarlemse Bakenessergracht, 14 februari 1970. Het is even na vijf uur ’s ochtends. Mevrouw Bakker (64) kan de slaap niet vatten. Ze tuurt door het raam over de gracht en wordt zo ooggetuige van een merkwaardig tafereel. Ze ziet hoe een jongeman een zwaar pakket naar zijn rode Mini sleurt. Hij komt uit de monumentale woning van de 68-jarige weduwe Tina Akersloot-König. Vervolgens komt hij met de bewoonsters zelf naar buiten. Ze hangt om zijn schouders. Vreemd. De overbuurvrouw is nog goed ter been, drinkt nauwelijks en is al helemaal niet het type voor een Valentijnsafspraakje met een twintiger. Nadat weduwe Akersloot met hem in de Mini de straat uitrijdt, wordt er nooit meer iets van haar vernomen.
Pas wanneer ze op 17 februari niet komt opdagen voor een afspraak, wordt de politie ingeschakeld. Tot hun verbazing doet de jongeman open. Terwijl hij het wasgoed van de weduwe opvouwt, stelt de ‘huisvriend’ zich netjes voor als de 25-jarige Paul de R. “Mevrouw Akersloot is op reis en heeft mij de sleutel gegeven.” Maar aan nieuwsgierige buren heeft Paul al verkondigd dat hij de nieuwe huiseigenaar is. Rondvraag leert dat de van oorsprong Duitse weduwe inderdaad haar woning heeft willen verkopen, om terug te keren naar haar geboorteland.
Uit correspondentie blijkt dat ze voor haar verdwijning doodsbang is voor een ‘onplezierig karakter’ die zich voordoet als potentiële koper. Hij kan de vraagprijs helemaal niet bekostigen. Ze noemt geen namen, maar het is de rechercheurs duidelijk dat het om Paul gaat. Aan een vriendin vertelt Akersloot dat ze hem dusdanig wantrouwt dat ze er ‘politiewerk’ van wil maken... Het is ondenkbaar dat ze vrijwillig de sleutels heeft afgestaan.
Moord zonder lijk
Akersloot wordt op 11 februari 1970 voor het laatst in normale doen gezien, terwijl ze de stoep schoonmaakt. Daarna blijven haar vitrages gesloten. De politie vermoedt dat Paul haar heeft overmeesterd en met slaappillen gedrogeerd. Het is een angstige gedachte, zeker wanneer de verdachte in de observatiekliniek, in het Engels, zijn fantasieën op papier zet. Hij beschrijft dat hij een ‘lieve oude dame’ wil overmeesteren om haar jarenlang als seksslaaf te misbruiken. Ook beschrijft hij een moordfantasie waarbij hij het slachtoffer in een badkuip overgiet met zwavelzuur.
Hij haalt zijn schouders op. “Ik houd nou eenmaal van zulke verhalen.” Hoe pervers ook, het is niet strafbaar.
Bij de verhoren is Paul onverwrikbaar. “Al brengt u mij bij de dode vrouw, dan zal ik nog zeggen dat ik er niets mee te maken heb.”
Aanklager Jan van den Oever weet dat een veroordeling voor een moord zonder lijk, zonder bekentenis, bij voorbaat kansloos is. Ook hij voelt Paul uitvoerig aan de tand. De verdachte pareert alle vragen sluw en ongeëmotioneerd. Wel laat Paul zich ontglippen dat hij nou eenmaal ‘een geboren crimineel’ is. Maar wie is hij eigenlijk?
Persona non grata
Paul René de R. wordt in 1944 in Amsterdam geboren. Zijn vader werkt als laborant bij BPM/Shell. Dat betekent veel verhuizen. Paul brengt zijn peuterjaren in Curaçao door en na wat omzwervingen belandt het gezin begin jaren 60 in Nieuw-Zeeland. Paul werkt er als knecht bij een Nederlandse boer. Als puber komt hij hier ook voor het eerst in aanraking met justitie. Hij wordt veroordeeld voor verboden wapenbezit en verdacht van betrokkenheid bij veediefstal. Het loopt zo uit de hand dat hij in 1969 als ‘persona non grata’ Nieuw-Zeeland wordt uitgezet.
Paul belandt in Haarlem, de plaats waar zijn ouders lange tijd hebben gewoond. Hij krijgt een baantje in een tassenfabriek en betrekt een sober studentenkamertje in het centrum. Zijn hospita typeert Paul als een einzelgänger. Zijn baas vindt hem een ‘vreemde vogel’ die nooit over zijn familie praat. Zijn collega’s verwonderen zich over het feit dat hij zo snel die rode Mini Morris 1100 heeft kunnen bekostigen...
Uiteraard is ook het tienkoppige rechercheteam geïnteresseerd in de Mini. In het voertuig vinden ze een schep waarmee onlangs is gegraven. Er zitten bloedsporen aan. Bingo? Helaas... DNA-onderzoek bestaat nog niet en Akersloots bloedgroep is onbekend. Het is dus onmogelijk te concluderen dat het haar bloed is. Onderzoek leert dat de schep één dag voor Akersloots verdwijning in Leeuwarden is gekocht.
Waarom helemaal daar, wil officier Van den Oever weten... “Zomaar,” antwoordt Paul stoïcijns. “Omdat het zo’n aardig plaatsje is...”
Moord in Leeuwarden
Dat ook in ‘aardige’ plaatsjes soms onaardige dingen gebeuren, blijkt een paar maanden later. Leeuwarden, 18 juli 1970. Rond half tien ’s avonds zien buren weduwe Hinke IJsselstein-Van der Velde (75) haar woning aan de Gysbert Japicxstraat betreden. Ze heeft net haar hondje Tommie uitgelaten. Een uur later ziet een fietser hoe een jongeman de woning verlaat, met Tommie gedwee aan zijn zijde. Het moet een bekende zijn want het waakse keffertje loopt niet zomaar met iemand mee.
Wanneer Tommie de volgende dag alleen over straat doolt, wordt de politie erbij gehaald. De deur staat op een kier. De bejaarde bewoonster wordt dood in de voorkamer aangetroffen in een plas bloed. Haar schedel is ingeslagen én ze is gewurgd. De elektriciteitskabel zit nog om haar hals gesnoerd. De woning verkeert in een wanordelijke toestand. Dit is niet het werk van de moordenaar(s), maar van het slachtoffer. Weduwe IJsselstein staat bekend om haar ziekelijke verzamelwoede. De weg naar het toilet is geblokkeerd met een onvoorstelbare hoeveelheid rotzooi en afval. Dit kan verklaren waarom buren de weduwe haar behoefte in de achtertuin hebben zien doen.
Weduwe IJsselstein deed wel vaker iets geks. Als haar iets niet zint, schrijft ze gelijk een boze brief, desnoods naar de burgemeester of koningin Juliana. Ze beweert van adel te zijn, maar leeft er niet naar. Haar dieet bestaat uit koekjes en yoghurt. Ze rookt de sigarettenpeukjes die ze op straat vindt.
Ondanks haar bizarre gedrag weet de buurt wel dat IJsselstein goed in de slappe was zit, rijk geworden met het verhuren van pandjes. Ze staat bekend als de stereotiepe, hardvochtige huisjesmelker.
Roof is slechts een van de mogelijke motieven... Nadat de buren IJsselstein eindeloos hebben verzocht om haar smoezelige gordijnen te vervangen, geeft ze hier uitgerekend op de dag van haar brute moord gehoor aan. Opeens hangen er splinternieuwe gordijnen! Desgevraagd zegt ze vrolijk: “Ik krijg bezoek!” Is die mysterieuze bezoeker haar moordenaar?
Op die bewuste zondagavond wordt ze in het gezelschap gezien van een lange, grijzende man in een lichtkleurige regenjas. Hij komt wel vaker langs. Datzelfde geldt voor de jongeman die met Tommie het pand verlaat. Signalement: 27 tot 35 jaar oud, ongeveer 1,80m lang, donkerblond haar, rond gezicht, brildragend en gekleed in een suède jas. In de maanden voor haar dood maakt weduwe IJsselstein sporadisch een praatje met hem bij de deuropening. Hij rijdt in een opvallende, rode mini...
Ook opmerkelijk: na de moord wordt er herhaaldelijk in de achtertuin gegraven. “Het was steeds een flink diep gat,” zegt de nieuwe bewoonster destijds in de Leeuwarder Courant. Ze heeft alleen een schim opgevangen van een man in rubberlaarzen. Helaas laat hij zich niet zien wanneer de politie komt surveilleren. Is het de moordenaar? Wat zoekt hij in de achtertuin die door de weduwe als openbaar toilet is gebruikt?
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- ANP, SBS6 e.a.