De oefening: één minuut om je huis te ontvluchten. Wat neem je allemaal mee? Go! De paniek slaat direct toe. Shit, shit, shit. Wat pak ik als eerste?
Ik sta in mijn keuken en kijk gespannen in het rond. Koffiezetapparaat? Te groot. Barkrukken? Te zwaar. Die dure speciaalbiertjes in mijn koelkast? Goed begin! O ja: pasjes! Ik sprint en struikel richting mijn overloop en raap zoveel mogelijk plastic bij elkaar: bankpasjes, verzekeringspasjes, rijbewijs, naamloze ov-chipkaarten, een creditcard, een Keurslager Spaarpas, lidmaatschapspasjes van de lokale tennis- en zwemvereniging én een cadeaukaart van de Primera. De helft valt op de grond.
De tijd van achterover leunen en wachten op de Derde Wereldoorlog, de volgende virusuitbraak of die naderende polder tsunami is wel voorbij
Godver! Tijdverlies! Snel door.
Shit! Mijn laptop! Het apparaat ligt al voor mijn neus in de keuken: hebbes! Shit, kleding! Ik lanceer mijzelf naar mijn slaapkamer en grijp alles wat ik maar kan vinden. Is die minuut al voorbij? Dat moet haast wel! Vlug weer naar beneden. Tijd om. “Zestig seconden, dat is toch ook helemaal niks?” brom ik in het luchtledige.
En daar sta ik dan in mijn voortuin. In sportbroekje, gekreukt hempje en Adidas-slippers en mijn handen vol vieze kleding, mijn laptop onder de arm en in mijn handen een paar pasjes en een Straffe Hendrik van bierbrouwerij De Halve Maan. Mijn buurvrouw en haar hondjes wandelen voorbij. Alle drie staren ze me aan, zowel verbaasd als bezorgd. “Niks aan het handje, buuf!” roep ik haar toe. “Ik doe even de one minute to leavechallenge.”
Korte stilte. Een ongeremde schaterlach volgt. “Ja, lach maar!” snauw ik terug. “Maar ik zeg u één ding: als ons straks echt een aardbeving of kernramp overkomt, ben ik beter voorbereid dan u!”
Dat ik in een dergelijk scenario niet veel verder kom dan Netflixen op mijn laptop onder het genot van een Straffe Hendrik, in de vieze kleding van mijn vriendin, laat ik gemakshalve achterwege.
Noodsituatie
Of ik nou wel of niet geslaagd ben voor de #1minute2leavechallenge laat ik maar even in het midden. Het beoogde doel ervan – nadenken over de gevolgen van een onwaarschijnlijke noodsituatie – is wel aardig geslaagd, denk ik. Geen betere plek en tijd om te beseffen dat het anders moet, dan in je voortuin met de ongewassen bh’s van je vriendin als je allerlaatste bezittingen.
Finaal de lul zijn in het geval van een rampscenario: je kan het je in 2022 eigenlijk niet meer veroorloven. En toch behoren ik en mijn ‘komt goed-mentaliteit’ nog steeds tot een ruime meerderheid. Vier jaar geleden was dat ook al het geval, toen het Rode Kruis met deze ludieke uitdaging op de proppen kwam. De meesten van ons weten niet waar we terechtkunnen als we plots dakloos worden. En, als met een beetje pech ook onze smartphones smeulend ten onder gaan in een huisbrand, hebben we ook geen toegang meer tot de nodige verzekeringsgegevens of de telefoonnummers van onze geliefden.
Kort door de bocht: de meesten van ons staan er redelijk kansloos voor in het geval de pleuris uitbreekt. Het Rode Kruis zou het Rode Kruis niet zijn zonder een aantal van die ‘pleurisgevallen’ vooruit te schetsen. We noemen een zware storm, windhoos of tornado. Een terroristische aanslag kan natuurlijk ook. Wat te denken van extreme hitte? Of juist hevige sneeuwstormen. Een aardbevinkje, kan ook gewoon. De lijst is eindeloos. Wateroverlast. Overstromingen. Stroomstoringen. En vergeet zeker niet de moeder aller noodgevallen: de kernramp. Wie het rampenoverzicht van onze grootste hulpverleningsorganisatie er twintig jaar geleden op nasloeg, zal gedacht hebben: tuurlijk joh. Vandaag de dag hebben ’s werelds grootste doemscenario’s meer weg van de voorpagina van het AD.
Even meetellen: oorlog in Europa. De stikstofcrisis. Aardbevingsschade in Groningen. Historische inflatie. De vluchtelingencrisis. De klimaatcrisis. De coronacrisis. De wooncrisis. De gascrisis. De kabinetscrisis. Dat zijn tien gelijktijdige crises van formaat.
Om nu te stellen dat we in rap tempo afstevenen op het einde der tijden is een tikkeltje dramatisch. Maar de tijd van achterover leunen en wachten op de Derde Wereldoorlog, de volgende virusuitbraak of die naderende poldertsunami is voorbij. Althans, voor deze verslaggever dan. Tijd voor actie! Maar ja, hoe bereid je je in hemelsnaam voor op een ramp? Voor het antwoord duik ik in de wereld van preppers. En nee, dan hebben we het niet over volwassen jongetjes die te veel actiefilms hebben gezien en zich met gasmaskers en vlammenwerpers vanuit hun ondergrondse bunkers voorbereiden op een zombie-uitbraak. Althans, niet aan deze kant van de Atlantische Oceaan. “Dat zijn echt Amerikaanse taferelen,” lacht Jeroen Klaassen van Prepshop, een van de weinige échte prepperwinkels van Nederland. “Die programma’s zijn meer entertainment dan realiteit,” zegt hij, doelend op Doomsday Preppers, het kijkcijferkanon van National Geographic. “Die man die een geit slachtte voor de camera kreeg daar duizenden dollars voor. Leuk voor de komkommertijd dus. Ik kan er wel om lachen.”
Tegelijkertijd: “In Amerika is preppen echt noodzakelijk. Ingesneeuwd worden in die uitgestrekte deelstaten betekent meteen drie maanden vastzitten. Dan hebben we het hier in Nederland veel beter voor elkaar.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Paul Tolenaar