Martien Hunnik (62) lijdt al veertig jaar onder zijn eigen valse bekentenis. Op 13 november 1981 werd platenproducent Bart van der Laar vermoord in zijn Utrechtse woning. In de pers werd al snel gesproken over de Showbizzmoord. Martien Hunnik werd anderhalf jaar na de moord gearresteerd en hij bekende onder grote druk van de politie. “Vlak na de moord was ik ook verhoord, toen was de vraag waar ik tussen 8.00 en 10.00 uur was geweest, het tijdstip waarop de moord was gepleegd volgens de lijkschouwer. Voor die tijd had ik een alibi. Maar de politie kwam na een andere moord, tijdens kerst 1982 op chauffeur Gerard Lochman, terug op de moord op Van der Laar en vroeg mij waar ik tussen 10.00 en 12.00 uur was op die 13de november. De moord had ook dan gepleegd kunnen zijn, zeiden ze. Vreemd genoeg was ik de enige van alle zeshonderd mensen die ze verhoord hadden, aan wie ze vroegen waar ik later die ochtend was geweest. Ik wist dat natuurlijk, maar dat ging ik hun niet vertellen. Ik zat in de ziektewet, maar werkte intussen nog wel als prostituee. Ik was bij een klant.”
De politie was ervan overtuigd dat Hunnik de dader was en zette alles op alles om hem te laten bekennen. “Ik werd tien uur per dag verhoord, zonder advocaat en zonder de medicijnen die ik toen kreeg voor psychotische angsten en om te slapen. Dat was in 1982 hè, een heel andere tijd. In eerste instantie was ik verdachte in de zaak-Lochman, hij was ook mijn chauffeur en reed me vaak naar klanten. Maar ik had een alibi voor dat tijdstip. Over de moord op Van der Laar zeiden de rechercheurs tegen mij: Martien, wij weten dat je liegt, we weten gewoon dat je het gedaan hebt.”
Linda Geven is universitair docent criminologie in Leiden, zij kreeg eerder dit jaar een beurs voor een onderzoek naar valse bekentenissen. Omdat die in Nederland niet zo vaak voorkomen, gaat zij ook naar Amerika, waar veel meer valse bekentenissen worden gedaan (en ontdekt). Zij vertelt: “Tot 1996 werd die zogenoemde Zaanse verhoormethode gebruikt. Daarbij was er minder aandacht voor het effect van pressie op een verdachte. Ook de zaak-Hunnik lijkt een onderdeel van zogenoemde ‘maximalisatie’ te zijn, waarbij de politie de confrontatie aangaat met de verdachte, ontkenningen niet accepteert, soms zelfs liegt over bewijs en alles inzet op de bekentenis. Hier zie je dat ze zijn ontkenning weerleggen, aangeven dat ze al weten dat hij liegt en dat het verhaal dat hij vertelt niet kan kloppen. Dit zorgt ervoor dat een verdachte zijn verhaal steeds iets meer gaat aanpassen, totdat het klopt met wat de agenten in hun hoofd hebben. Hierdoor zie je ook dat de bekentenis uiteindelijk best veel juiste details kan bevatten, omdat die bekentenis echt in de loop van het verhoor vorm heeft gekregen. Uit Amerikaans onderzoek is ook gebleken dat als de politie voorafgaand aan het verhoor denkt dat diegene schuldig is, er heel andere verhoortechnieken worden gebruikt dan wanneer een agent dat niet denkt. Dit soort onderzoek wordt gedaan met grotere groepen politieagenten en rechters – en vaak ook studenten. Wanneer je voorafgaand informatie krijgt die het idee bevestigt dat iemand schuldig is, wordt er meer druk uitgeoefend om daadwerkelijk tot een bekentenis te komen. Wanneer een onafhankelijk persoon vervolgens die opname bekijkt, schat hij de verdachte ook eerder als schuldig in.”
In de isolatiecel
Na zijn bekentenis en de ondertekening daarvan kreeg Hunnik zijn medicijnen weer. Hij werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en TBR (de voorloper van tbs). “De rechter in dat proces was dezelfde die mij al eens tot jeugddetentie had veroordeeld nadat ik cheques had gestolen bij een klant die mij niet wilde betalen voor mijn diensten. Diezelfde rechter zei later in een interview dat ze zich altijd terugtrok uit zaken met verdachten die ze als kinderrechter ook had gezien… Ze liet mij foto’s van de sectie op Van der Laar zien en zei: Dit heb jij op je geweten.”
Die handelwijze is ook een bekend bij Linda Geven: “Als je van die gruwelijke foto’s laat zien heeft dat invloed op de jury, is in Amerika onderzocht. Ze spelen in op emoties, hoe emotioneler je bent, hoe liever je iemand wil veroordelen. Daarbij maakt ook uit of je zwart-wit of kleurenfoto’s laat zien.” Hunnik werd vrijgesproken van moord, maar schuldig bevonden aan doodslag. De twee jaar die hij daarvoor kreeg, had hij al uitgezeten in voorarrest. De TBR met dwangverpleging vond plaats in de Van der Hoeven Kliniek in het Meijers Instituut in Utrecht. “Daar had mijn moeder gevangen gezeten in de Tweede Wereldoorlog, een trauma dat ze door alles aan mij te vertellen aan mij had doorgegeven. Mijn moeder kwam op bezoek en zei: Hadden die Engelsen nou niet nog één bom over? Alles was nog precies hetzelfde, ook de kleuren. Op de plek waar wij luchtten, bleken vroeger de executies plaats te vinden. In de Van der Hoeven Kliniek zagen ze mij als ‘ontkennende verdachte’ en daarom kwam ik in een isolatiecel terecht. Ik heb daar zo veel gezien, ook moorden en zelfmoorden.”
In 1990 mocht Hunnik op kamers gaan wonen, maar hij moest zich nog wel regelmatig melden. Er werd nog een jaar verlenging geëist. “De advocaat die ik toen had, haalde er zelfs deskundigen uit Engeland bij, waarna ik toch met onvoorwaardelijk ontslag mocht. Ik werkte toen in de zorg, waar ik leidinggevende werd. Dat duurde maar twee dagen, omdat ik TBR had gehad, werd ik weer ontslagen. In de kliniek hadden ze me wat kleren en een pasje meegegeven waarmee ik geld uit de muur kon halen. Huh??? Geld uit de muur? Dat snapte ik niet. Ik ging naar het graf van mijn moeder, die inmiddels overleden was, waar ik zo onbedaarlijk heb gehuild dat mijn linkerlong scheurde. Een maand later was ik hersteld, maar ik had niets meer. Mijn baan was ik kwijt en ik kon nergens terecht.”
Excuses van de Staat
“In datzelfde jaar kwam ik Ivo tegen, mijn partner,” gaat Hunnik verder. “Wij ontmoetten een lesbisch stel op het naaktstrand dat kinderen wilde. Dat hebben we met zijn vieren opgelost en we kregen een zoon en een dochter. Die dochter heette Daantje, zij overleed na negen maanden. Bij haar graf zei ik: Jouw vader is geen moordenaar en ik ging de strijd aan. Er kwam een artikel in De Telegraaf over mijn zaak, waarop advocaat Knoops contact met me opnam; we vroegen in 2014 een herziening aan. In 2015 bepaalde de Hoge Raad dat mijn zaak opnieuw voor de rechter moest komen. Het OM vroeg toen meteen bij de start om vrijspraak. De rechter geloofde niet in valse bekentenissen, maar op 14 juni 2016 werd ik vrijgesproken en kreeg ik excuses van de Staat. Het enige wat er veranderde was dat er nu mensen waren die in mijn onschuld geloofden. Maar nog steeds zijn er ook familieleden die niets met mij – een ‘crimineel’ - te maken willen hebben. Dat zegt dan meer over hen dan over mij.”
Criminologe Linda Geven: “Gelukkig zien we deze opvatting bij rechters steeds minder. Door de herzieningen in de zaken van onder meer Ina Post, Kees Borsboom en de Twee van Putten is duidelijk naar voren gekomen dat er ook in Nederland valse bekentenissen zijn ontstaan in verhoren. Hierdoor is bijvoorbeeld de ACAS (Adviescommissie Afgesloten Strafzaken, red.) in het leven geroepen, worden vaker rechtspsychologisch deskundigen ingeschakeld en is er ook bij de politie meer aandacht voor verhoortechnieken.”
Hunnik kreeg na de excuses van de Staat nog een gesprek met alle procureurs-generaal (hoofd van het OM), die hem zeiden dat ze geen woorden konden vinden om hem te vertellen hoe fout zij waren geweest. “Die excuses betekenden meer voor mij dan de vrijspraak. In mijn zaak was er totaal geen bewijs. Alleen mijn bekentenis, die ik later introk.”
Vroeger was een bekentenis genoeg voor een rechter om iemand te veroordelen, zegt Geven. “Het ergste is dat er nu nog één of meer mensen rondlopen die de moord op Van der Laar op hun geweten hebben, maar de zaak is nu verlopen. Hunnik heeft de straf voor hen uitgezeten.”
“Dat klopt,” zegt Hunnik. “Ik weet wel wie het gedaan heeft, maar ik ga geen namen noemen. De zaak is verjaard en daarmee afgedaan voor de rechtbank.”
Een gedwongen leugen
Het doen van een valse bekentenis heeft nogal wat impact. Niet alleen kan de persoon daardoor veroordeeld worden, maar ook het vertrouwen in zichzelf, in anderen en onze rechtsstaat is helemaal weg. Hunnik: “Voor mij is het leven wel klaar. Ja, ik heb nog twee zonen en mijn partner, maar ik zit in een heel luxueuze cel. Dat kan ik me ook permitteren omdat ik een flinke schadevergoeding heb gekregen, maar verder kan ik niets. Ik had de kunstacademie willen doen, maar men vond het noodzakelijk om mij uit de maatschappij te halen. Waarom? Wat maakte dat een ontlastende verklaring van de bovenburen niet werd meegenomen? Waarom bleef een ander rapport dat mij vrijpleitte tien jaar verborgen in een bureaula? Het is niet zo dat ik een einde ga maken aan mijn leven, maar als ik ziek word, ga ik daar niets aan doen. Als je geld hebt, heb je vrienden. Die zijn allemaal vertrokken. Nu is mijn grootste vriend mijn kat Rooske, daar kan ik als enige echt op vertrouwen. De eenzaamheid is nog nooit zo groot geweest.”
Linda Geven vult aan: “Een valse bekentenis is een gedwongen leugen. In mijn onderzoek wil ik kijken of we met bepaalde leugendetectietechnieken toch een verschil tussen echte en valse bekentenissen kunnen ontdekken. Ik richt me vooral op de afgedwongen bekentenissen. Hoe zijn die tot stand gekomen? Rechercheurs oefenen soms meer druk uit als er ‘van boven’ om een veroordeling wordt gevraagd. Ook is uit Amerikaans onderzoek gebleken dat valse bekentenissen vaker na heel lang verhoor komen, zoals bij meneer Hunnik, bij wie dat tien uur duurde. Achteraf gezien was hij waarschijnlijk een kwetsbare verdachte, door zijn drugsgebruik, zijn moeilijke jeugd en zijn jonge leeftijd. Maar je ziet niet altijd aan de buitenkant dat het een kwetsbaar iemand is, sommigen zijn zo streetwise… In dit geval stond er ook nog in een rapport dat meneer ‘een kameleon’ was en dan gaan bij mij alle alarmbellen af. Dat betekent in onze taal dat hij meegaand was met autoriteit.”
Géén daderkennis
Aan Hunnik werd beloofd dat hij maximaal twee jaar vast zou zitten als hij bekende. Geven: “Dat is een grote risicofactor van valse bekentenissen, ik kan me niet voorstellen dat agenten dat nu nog doen. In hoeverre druk en leugens toelaatbaar zijn, bepaalt de rechter. De vraag is dan of die voldoende rechtspsychologische kennis heeft.
Ik zou graag zien dat er in zulke zaken altijd een getuige-deskundi-ge bij gehaald wordt. Nu ben ik met studenten criminologie bezig om strafrechtstudenten stellingen voor te leggen om hun kennis over verhoortechnieken en valse bekentenissen te toetsen. Op papier blijken ze best veel kennis te hebben, maar wanneer je verschillende risicofactoren in een fictief dossier verstopt, pikken ze veel dingen er toch niet uit.” Hunnik wist veel over de Showbizzmoord. “Dat had ik allemaal uit de media meegekregen,” vertelt hij. “Omdat ik ook in dezelfde kringen verkeerde als hij, leek het alsof ik daderkennis had, wat niet zo was. Maar dat is nooit goed onderzocht.”
‘MIJN DOCHTER DAANTJE OVERLEED NA NEGEN MAANDEN. BIJ HAAR GRAF ZEI IK: JOUW VADER IS GEEN MOORDENAAR, EN IK GING DE STRIJD AAN...'
Daar kan het misgaan, zegt ook Geven. “Er moet goed onderzoek plaatsvinden, waarbij de rechercheurs een open blik moeten houden en de zaak ook eens van de andere kant moeten bekijken: wat is ervoor te zeggen dat diegene het níet gedaan heeft? Ook komen grote delen van het verhoor niet op papier, waardoor je de nuance mist. Daarom zijn opnames belangrijk, want de context maakt soms nogal wat uit. Ook de zaken die je eerder hebt gehad, doen ertoe. Waren je vorige verdachten steeds schuldig? Dan neem je al snel aan dat deze dat ook wel zal zijn. Uit opnames van een verhoor kan ook blijken wie waar over begonnen is. Als bij het tweede verhoor niet opgeschreven is dat de rechercheur heeft gevraagd naar de moord op Van der Laar, lijkt het net alsof de verdachte daar uit zichzelf over is begonnen. En wanneer er details over de misdaad in het verhoor gecommuniceerd worden, kan het later lijken dat de onschuldige verdachte daderkennis heeft.”
De Baantjerkoker
We zitten volgens Geven te veel in de ‘Baantjerkoker’: er is een moord gepleegd en die en die heeft het gedaan. “In werkelijkheid is het vaak veel rafeliger. Je hebt verschillende getuigen die allemaal weer andere dingen zeggen, de verhoren zijn misschien niet helemaal goed gegaan. Het zijn niet de gemakkelijkste zaken, anders waren ze wel opgelost. Het probleem met de bekentenis van Hunnik is dat het op papier een bekentenis in geuren en kleuren is over hoe het gegaan zou zijn. Dat voelt heel overtuigend. Maar is het wel waar? Heeft de politie ook gekeken naar de andere kant van de zaak? Is er overwogen dat hij het misschien níet gedaan had? Nogmaals: het is heel belangrijk om met een open blik te kijken en ook eens advocaat van de duivel te spelen. Bekijk de zaak ook eens van de andere kant. Wat gebeurt er als je ervan uitgaat dat je verdachte níet de dader is?”
Linda Geven vervolgt: “Gelukkig kun je tegenwoordig niet meer alleen op je bekentenis veroordeeld worden. Vroeger was het: als je zelf zegt dat je het gedaan hebt, wie ben ik dan om te zeggen dat dat niet zo is? En als het dan misgaat, moet er ook een herzieningsverzoek worden gehonoreerd. Dan horen we ook als maatschappij te zeggen: er is hier iets misgegaan en dat is spijtig, maar we gaan dat rechtzetten. Dat dat zo moeilijk gaat, vind ik heel lastig. Doe je dan recht aan het recht?”
- ANP, Universiteit Leiden e.a.