Op welke imitatie ben je nou het meest trots?
“Haha! Dan kies ik voor Willibrord Frequin, die eerder dit jaar is overleden. Ik vond hem de leukste om na te doen.”
Hoe is je liefde voor imiteren precies ontstaan?
“Dat is begonnen op de middelbare school, het Arentheem College in Arnhem. Daar deed ik toen al leraren na. Er was ook een heel goed schooltheater, met speciale audities en docenten van buitenaf. Op een dag besloot ik Henk Westbroek na te gaan doen en nadat ik de hele dag had geoefend kwam ik nog best in de buurt. Ach, het was wel vermakelijk. Ik vind: je moet doen wat je leuk vindt.”
Zit er ook iets in van: neem het allemaal niet té serieus?
“Zo sta ik sowieso wel in het leven, ja. Bij Studio Voetbal ben ik serieus als het moet, maar we zijn geen wetenschappelijk programma. We moeten ook gewoon lol hebben met elkaar en niet bang zijn om een grap te maken. Toen ik in 2019 met Studio Voetbal begon, had ik al vrij snel besloten: ik wil gewoon mezelf zijn. Want als ik mezelf niet ben, kan ik ook nooit een goede presentator worden. En ja, soms sla je de plank mis met een grap. Dat is dan maar zo. Maar als je de humor niet opzoekt, wordt het allemaal zo saai.”
Vind je de voetbalwereld een ernstige wereld?
“Nou, geen ernstige wereld, maar ik vind het ook geen heel warme, gezellige wereld. Ik heb eigenlijk nog nooit iemand gehoord die de voetbalwereld een leuke wereld vindt. Dat zegt genoeg. Het is gewoon een opportunistische wereld die vooral om geld draait.”
Bij Studio Voetbal hoor je vaak de kritiek dat er gasten aanschuiven die weinig tot niets zeggen. Ben je het daarmee eens?
“Dat is weleens moeilijk, maar het is natuurlijk de kunst om daar dan zo veel mogelijk uit te krijgen. We hebben best wel interessante gasten gehad, vind ik, zoals Gijs de Jong (secretaris-generaal bij de KNVB, red.) over Qatar en trainers als Arne Slot, Danny Buijs en Ron Jans, die wél hun mond open durfden te doen. Maar soms pakt het minder goed uit. Daarom heb ik ook liever een vaste club analisten aan tafel. Omdat er dan meer ontstaat tussen de mensen die van elkaar ook weten wat er die week ervoor is gezegd.”
En voelt het weleens ongemakkelijk tussen Pierre van Hooijdonk, Rafael van der Vaart en Ibrahim Afellay, die op het hoogste niveau hebben gevoetbald?
“Nee, maar je moet af en toe ook kunnen incasseren. Als ze je keihard aanvallen om je integriteit, dan is het wat anders. Maar als ze je als kenners even voor lul zetten, is het altijd met een knipoog. Dat is prima.”
Er wordt de laatste jaren wel meer gelachen bij Studio Voetbal. Was dat een doel van je?
“Ik denk dat het iets is wat bij mij past. Kijk, voetbal is leuk, dus waarom zou je dan niet kunnen lachen? Ik zoek dat wel meer op, ja. Je moet nagaan: de uitzending begint op zondagavond vaak pas om elf uur. Mensen zijn dan helemaal aan het einde van het weekend, moeten maandag weer werken. Als wij het dan alleen maar over ‘de punt naar voren’ of ‘de punt naar achteren’ hebben, dan gaat de tv snel uit. Ik vind dat luchtige wel belangrijk. Zonder daarmee de serieuze discussies af te doen, hè? Uiteindelijk moet je daar een balans in zien te vinden.”
Wanneer ben je tevreden over een uitzending?
“Als de dingen die we vooraf hebben bedacht redelijk zijn uitgekomen, als er goede discussies zijn geweest, als de journalistieke thema’s zijn aangesneden en we vooruit hebben gekeken op de week die komen gaat. Ik vind het wel belangrijk dat mensen aan tafel een positie in durven nemen.”
Is het een gevaar dat je soms te veel wilt in een uitzending?
“Ja, het is soms een beetje zoeken naar een evenwicht. Ik houd er wel van als er tempo in een uitzending zit. Ook omdat het zo laat is. Je hebt maar vijftig minuten. Dat is zó kort. Soms heb je een uitzending waarvoor we vijf onderwerpen hebben voorbereid en bij het tweede onderwerp gebeurt er iets aan tafel, wat het zo interessant maakt – en wat je vooraf ook helemaal niet hebt besproken, maar wat gewoon een geweldige discussie is – dan moet je het ook durven laten lopen. Dan duurt het misschien tien minuten langer, dat moet soms kunnen. Maar dat betekent wel dat er twee andere onderwerpen uit gaan.”
Je was de opvolger van Tom Egbers, jarenlang jouw mentor bij de NOS. Hoe was het om hem te vervangen?
“Nou, dat was natuurlijk best gek en ook verdrietig. Voor mij was het natuurlijk heel spannend om hem op te volgen, maar de aanleiding was wel heel naar, omdat hij een hartinfarct had gehad. Ik kreeg dat ook in hetzelfde gesprek te horen. Zo van: dit is er met Tom gebeurd, zou je het van hem willen overnemen de komende weken? Aan de ene kant mag je iets doen wat je ambieert, maar je voelt je ook een beetje bezwaard om blij te zijn. Tijdens de eerste uitzending had ik ook het idee dat ik in Tom z’n huiskamer zat. Dat was heel gek.”
Wat heb je van hem geleerd?
“Vooral het tekstschrijven. Daarin vind ik Tom echt onderschat. Ik vind hem misschien wel de beste televisie-tekstschrijver van Nederland. Bij het Sportjournaal heb je korte teksten nodig, die raak en origineel moeten zijn. Ik vind ook altijd dat Tom het voorleest alsof hij het ter plekke verzint. Daarnaast heb ik geleerd om alle clichés eruit te halen. De sportjournalistiek zit al zo vol met clichés. De kunst is om die te vermijden.”
Hoe zou je je groei als presentator willen omschrijven?
“Het belangrijkste wat je als presentator moet hebben, is rust, denk ik. Als je rust hebt, kun je goed luisteren, de goede vragen stellen en inspringen op de dingen die gebeuren. Dat vind ik ook het leukste. Dat je snel kunt schakelen naar iets wat er gebeurt aan tafel. Qua groei denk ik dat ik daarin heb gewonnen. In het begin was het ook gewoon heel spannend. Intussen hoop ik dat ik meer een allround presentator ben geworden.”
Angela de Jong schreef in haar column over jou dat De Grote Drie - Jack van Gelder, Mart Smeets en Kees Jansma - eindelijk een opvolger hebben.
“Dat is onzin natuurlijk. Ik heb liever dat iemand positief is dan negatief, maar dit gaat wel heel ver, hè? Er komt niemand in de buurt bij Mart. En zo goed als Mart ga ik ook nooit worden. Zo simpel is het.”
Is Mart Smeets ook de presentator tegen wie je het meest opkijkt?
“Wat ik knap van Mart vind, is dat hij altijd een verhaal kon vertellen met een kop en een staart. Hij kon improviseren, was origineel en zijn kennis destijds was gigantisch. Het was ook een heel andere tijd. Hij deed ook bijna alles. Je kunt het daardoor ook niet meer vergelijken met nu, vind ik. De televisiewereld is totaal veranderd.”
Als je die eigenschappen zo opdreunt, denk ik ook aan Wilfred Genee, die dat bij Vandaag Inside vaak laat zien. Kijk je tegen hem op?
“Nee, maar ik heb wel respect voor hem als presentator. Hij is een hele goede interviewer en kan heel snel schakelen. Dat is hartstikke knap.”
Kun je wel tegen de plaagstootjes die vanuit dat programma op jullie afgevuurd worden?
“Tuurlijk. Kom, wij nemen voetballers ook de maat in ons programma, dus dan moet je ook niet gaan piepen als mensen iets over jou zeggen. Dat vind ik zo makkelijk. Hiervoor geldt ook: neem het niet zo serieus.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Clemens Rikken