Squattende vrouwen op TikTok, bomvolle sportscholen en bokswedstrijden als commerciële kijkcijferkanonnen. Wie zich een halve eeuw geleden aan een voorspelling zou wagen over onze obsessie voor spierkracht in de nabije toekomst, werd klakkeloos op de brandstapel gegooid. Krachttrainen, work-outs en überhaupt een gezonde levensstijl konden in de jaren zeventig nog vooral rekenen op schuine blikken en hoongelach. Jezelf een ongeluk trainen was iets voor gespierde freaks in strakke speedo-slips die zich vrijwillig lieten inoliën. Van een beter imago konden die spierbundels alleen maar dagdromen. Enter Arnold Schwarzenegger.
De documentaire Pumping Iron zette in 1977 niet alleen het obscure wereldje van bodybuilding volop in de schijnwerpers, maar vooral diens hoofdpersoon: een ambitieuze twintiger uit Oostenrijk die druk bezig was zijn levensdoel te verwezenlijken. Die van de allergrootste en sterkste bodybuilder ter wereld te worden. Bij het grote publiek is Arnie dan amper bekend, maar in de wereld van gespierde kerels is de zevenvoudig Mr. Olympia (de officiële benaming voor, inderdaad, de allergrootste en sterkste bodybuilder ter wereld) en vijfvoudig Mr. Universe al jaren een levende legende. Die status kwam hem niet aanwaaien. Al sinds zijn veertiende had het leven van Arnie, zoon van een politieagent die fout was in de oorlog, in het teken gestaan van zware dingen liften en spieren aanspannen. Hoe gek Arnold daar precies van was, bleek wel uit de liefdevolle wijze waarop hij in Pumping Iron repte over een van zijn favoriete oefeningen. “Het meest bevredigende gevoel dat je in een sportschool kunt krijgen is The Pump. Het bloed stroomt je spieren binnen, die een heel strak gevoel krijgen alsof je huid gaat ontploffen. Het voelt fantastisch. Het is net zo bevredigend voor mij als seks hebben met een vrouw en klaarkomen. Dus kun je geloven hoe vaak ik in de hemel beland? Ik kom klaar in de sportschool, ik kom klaar als ik thuis ben, ik kom klaar als ik backstage train, ik kom klaar als ik voor 5000 mensen poseer. Man, ik kom dag en nacht klaar!” Dat je voor dergelijke uitspattingen tegenwoordig achter slot en grendel belandt, heeft Schwarzie geenszins tegengewerkt. Integendeel: na Pumping Iron groeide de carrière van Arnold nog harder dan de Oostenrijkse Eik zelf.
Wayne en Douglas
Een kleine tien jaar eerder, in 1968, was de 21-jarige krachtpatser uit Thal neergestreken in Californië, met de American dream als inspiratie. “Ik droomde al sinds mijn tiende van Amerika.
Dit was het land van de kansen. Hier kon ik rijk en beroemd worden,” zou de acteur dertig jaar op dat wijze besluit terugblikken.
Aan motivatie was er bij Arnie toen al geen gebrek. “Stel je voor: je bent een naoorlogs kind in Oostenrijk en je ziet voor het eerst je grote idolen – John Wayne en Kirk Douglas – als goden rondrennen op het strand en op feestjes met de mooiste vrouwen, met hun eigen bedienden en gigantische landhuizen. Dan snap je wel dat er een vulkaan in mij kookte die op het punt stond van ontploffen. Ik moest naar Amerika!”
Hoe die pracht en praal precies vergaard moest worden, maakten de jonge kledingkast eigenlijk geen bal uit. Het witte doek lag het meest voor de hand, gezien de tijdsgeest waarin Hollywood verkeerde. De jaren zeventig waren zojuist aangebroken en er heerste grote vraag naar mannelijke voorbeelden. Meedogenloze sloopkogels van weinig woorden. Echte helden. Enter Arnold Schwarzenegger. Zijn eerste film werd –weinig verassend – Hercules in New York (1970). Zijn biceps paste nog maar net op onze naoorlogse televisieschermpjes. Acteren kon hij schijnbaar ook: voor zijn derde filmrolletje ontving Arnie in 1976 al zijn eerste (en laatste) Golden Globe, voor beste nieuwkomer. En toch liep zijn missie om rijk en beroemd te worden meteen spaak. Er was namelijk een klein probleempje: de Oostenrijker sprak nog amper Engels. Sterker nog: Arnies über-Germaans accent was zo hardnekkig, dat al zijn teksten werden nagesynchroniseerd. Op die fiets zou Hollywood hem nooit serieus nemen, besefte ook Arnie zelf. Dus sloeg hij de Engelse docente Barbara Outland aan de haak. Toen zijn woordenschat na vijf jaar op peil was om oneliners van acht woorden te onthouden (‘I did nothing, the pavement was his enemy’), werd Outland weer de deur gewezen. Hasta la vista, baby.
Grootste obstakel
Zoals we inmiddels wel weten, heeft Arnies Duitse accent hem nooit in de steek gelaten. Nu kan hij er zelf ook om lachen, maar in die beginjaren vormde de combinatie van een supergespierd lichaam, een lastige naam en een onvriendelijke tongval het grootste obstakel om door te breken als acteur. “Overal waar ik kwam, vertelde casting directeurs dat ik geen schijn van kans zou maken.” Nooit zal hij vergeten hoe hij een rolletje misliep in een reclamespotje voor 7Up, omdat zijn stemgeluid bij de regisseur het angstzweet deed uitbreken. “60 procent van de mensen was bang voor mijn accent in mijn eerste jaren als acteur,” vertelde Arnie in 2005. “Dat bemoeilijkte het opstartproces van mijn filmcarrière. Uiteindelijk lukte het mij de boel om te buigen. Mijn accent en lichaam werden juist mijn grootste wapens. Als iemand nu mijn stem hoort, denken ze meteen: dat moet Arnold zijn!” Eerlijk is eerlijk: oneliners als ‘It’s not a tumor!’, ‘Get to da choppa!’ en ‘Stick around’ klonken nog sappiger met Duitse intonatie.
De makers van Conan the Barbarian, het fantasierijke actiespektakel van Oliver Stone, voorspelden al zoiets in 1982. Zij boden de tamelijk anonieme spierbonk uit de Europese bergen de kans op een doorbraak. Als zwaard zwaaiend oermens deed Arnie het meer dan goed. Het vervolg, Conan the Destroyer, was twee jaar later veel minder imponerend, maar dat maakte niets meer uit. Want daar was al The Terminator, een bewegend kunstwerk dat geen introductie behoeft. Voor de rol die hem bombardeerde tot hét boegbeeld van dikke wapens, exploderende helikopters en ongeloofwaardige knokscènes mag Arnie regisseur James Cameron wel op zijn blote knietjes bedanken. En dan vooral diens belabberde inschattingsvermogen. Eerste keuze voor die iconische hoofdrol was namelijk O.J. Simpson, totdat Cameron voorspelde dat niemand die grote voetbalster zou geloven als meedogenloze moordenaar. Arnie kreeg de rol, Simpson stond elf jaar later terecht voor de moord op zijn ex-vrouw en haar vriend en de rest is geschiedenis. Met het grote succes kwamen de grote voordeeltjes. In 1991 werd Arnold de eerste Amerikaanse burger met een M998 High Mobility Multipurpose Wheeled Vehicle (Humvee in de volksmond). Vanzelfsprekend werd het militaire bakbeest speciaal voor Arnie gebouwd. Op de zijkant pronkt de titel The Terminator. Wie hem afsnijdt voor het stoplicht, eindigt in een andere dimensie. “Mijn auto doet mij denken aan mijn jeugd, toen ik een jaar in het Oostenrijkse leger diende en regelmatig in tanks reed,” grijnsde de actieheld tijdens de aanschaf. Zo was Arnie gedurende de 80’s en 90’s de grote baas van Hollywood. Maar hij niet alleen. Welgeteld één rivaal moest hij naast zich dulden: Sylvester Stallone.
Dat ging vaak genoeg mis. Zowel de biceps als de ego’s van de grootste actiehelden ooit bleken zeven maatjes te groot voor de zonnige staat van Californië. De toon werd al gezet tijdens de eerste ontmoeting in 1977, op het Golden Globesfeestje. Aldaar ergerde de Rockyacteur zich zodanig aan de aanwezigheid van zijn grote concurrent, dat hij spontaan besloot een bloempot naar diens harses te smijten. “Dat boeket van lelies en tulpen ontstak onze tienjarige royal battle,” blikte Stallone jaren later terug. Met een zeer brede grijns: “Het was pure haat. We konden het allebei niet uitstaan om in hetzelfde universum te zijn.” Zo bleven de herculessen elkaar ruim twintig jaar aftroeven met grotere wapens en hogere moordcijfers in hun films. Inmiddels is de strijdbijl al een poosje begraven. Wie nou de sterkte was van de twee? Claude Van Damme natuurlijk.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- ANP, BrunoPress