Laten we met de clichévraag beginnen, dan hebben we die maar gehad: gaat Jumbo-Visma de Tour winnen?
“Dan is het clichéantwoord: als wij alles goed doen, maken wij een heel grote kans.”
Hoe?
“We gaan het proces heel goed volgen en dat begint met dag één. We hebben vorig jaar gezien welke ups en downs je kunt hebben in de Tour. We verloren op dag drie onze kopman door een val (Primoz Roglic, red.), waarna we de boel dusdanig hebben weten te draaien dat we uiteindelijk de beste Tour ooit reden, met een tweede plek voor Jonas Vingegaard en vier etappezeges.”
Maar met een tweede plek en vier etappezeges neem je nu geen genoegen, toch?
“Dat weet ik niet. Dat hangt dus af van hoe het proces verloopt en hoe groot de tegenstand is. Vóór de Tour van vorig jaar maakten we ook een grote kans om te winnen, maar na drie dagen zag de wereld er heel anders uit. Uiteindelijk waren we héél blij met wat we hadden in Parijs.
Zo moet je ernaar kijken.”
Maar Roglic, Vingegaard en Wout van Aert zijn in bloedvorm, dus…
“Tadej Pogacar is ook in bloedvorm.”
Die olifant wilden we nog niet meteen de kamer in slingeren, maar vooruit: hoe gaan jullie hem dit jaar bestrijden?
“Daar hebben we uiteraard een strijdplan voor. We weten hoe goed hij is, maar hij is natuurlijk niet de enige renner in vorm. Aleksandr Vlasov (van Bora-hansgrohe, red.) is ook erg goed. De Tour is het allerhoogste podium: iedereen is er op z’n allerbest, alle knechten, alle kopmannen. We moeten dus oppassen dat we niet alleen op Pogacar focussen. Dat doen we dan ook niet. We willen niet alleen de gele trui in Parijs, maar ook de groene trui met Van Aert.”
‘We zijn met een kleiner budget dan andere teams al drie jaar de beste van de wereld. Op een slimmere manier winnen en ook nog eens mensen beter maken, dat vind ik heel leuk’
Maar we kunnen niet om Pogacar heen als torenhoge favoriet voor de eindzege, of wel?
“Zeker niet, maar er staan 176 renners aan de start. Daarvan kunnen een stuk of vijf, zes individuen winnen, met een goede ploeg. En dan zijn er nog vijf anderen die ’m ‘per ongeluk’ kunnen winnen, als ze geluk hebben en toevallig boven komen drijven. Dat is het speelveld waarmee je te maken hebt.”
Op basis van de resultaten in de afgelopen jaren mag je zeggen dat Jumbo-Visma het beste wielerteam ter wereld is: zijn jullie nu niet verplicht om de Tour te winnen?
“De World Tour-ranking, de ranglijst die per drie jaar wordt bijgehouden, liegt niet: sinds 2020, over de laatste tweeënhalf jaar dus, staan wij inderdaad op nummer één. Maar er bestaat niet zoiets als moeten in het wielrennen. We wíllen wel heel graag. We willen altijd de Tour winnen.”
Jumbo-Visma is net als Oranje: de beste ploeg ter wereld die nog nooit de belangrijkste prijs heeft gewonnen. Steekt dat?
“Steken is een groot woord, maar we zijn allemaal sportmensen. We willen niks liever dan als eerste dat wieltje over de streep duwen. Als dat niet lukt om een heel duidelijke reden, kunnen we daar vrede mee hebben, zoals vorig jaar. En soms hebben we er enorm de balen van, zoals twee jaar geleden (toen Jumbo-Visma met Roglic een zeker gewaande eindoverwinning door de vingers zag glippen in de laatste tijdrit, red.).”
In de afgelopen drie jaar haalden drie verschillende renners van Jumbo-Visma het Tourpodium: Steven Kruijswijk in 2019 (derde), Roglic in 2020 (tweede) en vorig jaar Vingegaard (tweede). Zegt dat iets over de breedte van de ploeg of zijn jullie toprenners niet constant genoeg?
“Het zegt vooral iets over onze breedte, bijvoorbeeld dat we met Roglic en Vingegaard twee mannen hebben die het Pogacar heel moeilijk kunnen gaan maken. Het zegt hoe sterk we kúnnen zijn, als alles in het proces en in aanloop naar de belangrijkste momenten in de koers goed gaat.”
Je bent nu tien jaar directeur en eigenaar van Jumbo-Visma. In hoeverre is het succes van de ploeg aan jou toe te schrijven?
“Daar mogen anderen iets over zeggen: ik leid alleen maar dit hele spel.”
Ben je zo bescheiden?
“Ik kan in dit geval niet anders dan bescheiden zijn: ik ben uiteindelijk niet degene die met die fiets over een berg gaat. Wat ik probeer te doen is één: faciliteren, dus zorgen dat alles de goede kant op gaat.
En twee: goede en haalbare doelstellingen neerleggen en heel goed bespreken over hóé we die gaan bereiken. Dat we het proces helemaal hebben doorgedacht.
Ook weer een cliché misschien, maar het begint met een startschot. Vervolgens heb je een bepaalde periode in de wedstrijd waarin iets kan gaan gebeuren of juist níét gaat gebeuren. Die scenario’s kun je vóór de wedstrijd al voor een groot deel bedenken.
Waar het om gaat is dat je die zo goed mogelijk uitspeelt. Dat is het proces waar elke sporter mee bezig is, ook in het schaatsen.
Ik werk al jaren met Jac Orie (sportief-directeur en coach van de Jumbo-Visma-schaatsploeg, red.). Al is een schaatswedstrijd maar 500 of 1000 meter, het begint met een goede start. Doe je die niet goed, ben je gelijk al verloren. In het schaatsen is dat natuurlijk nóg heftiger dan in het wielrennen, want in het wielrennen kun je misschien nog iets repareren. In het schaatsen is het stapje voor stapje, eerst de start, dan de opening, dan de eerste 100 meter, dan de eerste bocht goed doorlopen et cetera. In de kern is dat bij wielrennen hetzelfde.”
Half Nederland kijkt vooral naar de duels tussen Mathieu van der Poel en Wout van Aert: hoe kijk jij daarnaar?
“In eerste instantie als liefhebber, maar natuurlijk wil ik dat een renner van Jumbo-Visma wint. Ieder ander is een concurrent, of het nu Van der Poel, Kelderman en inmiddels ook Dylan Groenewegen is. Maar ik vind dat wij gezegend zijn met de huidige generatie renners. Noem ze maar op: Van der Poel, Van Aert, Pogacar, Alaphilippe, Roglic... Hoe zij erin vliegen en strijd maken, dat vind ik als liefhebber echt geweldig. Ze gunnen elkaar vóór de streep helemaal niks, maar na de streep alles. Vandaag win jij, maar morgen win ik: dat spel, die sportieve strijd, dat is sportsmanship zoals de Engelsen het ooit bedoelden, volgens mij. Daar genieten we met z’n allen van, ook ik.”
Maar wie is er nu beter: Van der Poel of Van Aert?
“Van Aert natuurlijk.”
Dat moet een directeur ook over zijn eigen renner zeggen, toch?
“Maar ik meen het ook: naast alles wat hij al heeft gewonnen, won hij vorig jaar drie Touretappes.
En dan ook nog eens drie compleet verschillende: een tijdrit, een bergrit naar Mont Ventoux en dan ook nog die massasprint op de Champs-Élysées, het officieuze wereldkampioenschap sprinten. Daarmee heeft hij zijn allroundkwaliteiten op een dusdanige manier laten zien dat hij boven iedereen uitstijgt. Zonder iets af te doen aan een ander uiteraard.”
Benieuwd naar de rest van het interview? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Clemens Rikken