Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Mart Smeets: 'Wielrennen is nooit mijn passie geweest'

Mart Smeets: 'Wielrennen is nooit mijn passie geweest'

Sinds de Tour de France in 1903 voor het eerst werd verreden, deden er 258 Nederlandse mannen en 125 Nederlandse vrouwen aan mee. Over hen allemaal schreef wielermastodont Mart Smeets (75) voor zijn boek Rood-wit-blauw in de Tour een klein portret. “Jij weet ongetwijfeld wie Joop Zoetemelk is. Maar heb jij weleens gehoord van meneer Lambrichs? Of Cees Koeken?”

Voorafgaand aan dit interview hebben we met elkaar gebeld.

In dat gesprek gaf je aan dat je alleen vragen wilde beantwoorden over het boek, omdat je…

“Nee, dat klopt niet. Wat ik heb gezegd, is dat ik geen vragen beantwoord over mijn privéleven. Dat is iets anders. Of over onderwerpen waar ik niets vanaf weet. Dat is ook al zo’n journalistieke afwijking van tegenwoordig. Aan elke talkshowtafel krijg je wel een vraag over Poetin, of over covid. Daar heb ik geen zin in. Ik heb geen verstand van covid. Daarom ga ik ook niet meer aan dat soort tafels zitten.”

Maar ik mag ook niet van je vragen wie jij denkt dat de Tour gaat winnen.

“Nee. Dat vind ik óók zo’n onzin, voorspellen. Journalistiek is beschrijven wat er gebeurt, niet kijken in een glazen bol. Moet je al die wielerbladen van tegenwoordig eens zien. Prachtige wielerbladen hoor, ik had gewild dat ze er in mijn tijd waren geweest. Maar van de 150 pagina’s gaan er zeker 70 over de verwachtingen van de redactie. Daar doe ik niet aan mee. Dit jaar ben ik gevraagd om mee te werken aan een podcast over de Tour. Zeg ik dat trouwens goed, een podcast?”

Ja.

“Oké. Nou, ik werk daar met plezier aan mee, maar ze willen ook zo’n lullig spelletje gaan doen waarin je moet raden wie de volgende dag de etappe wint. Ik ga helemaal niks raden. Waarom zou ik dat doen? Wat een onzin.”

Niet voor het eerst in je leven heb je een boek geschreven over de Tour de France. Word je nou nooit eens gek van die Tour?

“Ik word helemaal nergens in mijn leven gek van. Kijk, ik heb 42 jaar in die Tour gewoond, maar dat was puur toeval. De NOS vroeg mij om er verslag van te doen terwijl ik nog nooit van mijn leven één wedstrijd had gezien. Wielrennen is nooit mijn passie geweest. Nu ik al jaren gestopt ben, volg ik het ook een stuk minder. Ik zet echt niet meer om 11 uur ’s ochtends mijn televisie aan voor een etappe waarvan de finish pas om 5 uur ’s middags is. Dat vind ik zonde van mijn tijd.”

Wat zeg je nou, Mart? Vind zelfs jij dat zonde van je tijd?

“Ja, natuurlijk. Pas tegen een uur of half vier zet ik mijn televisie aan. Dan hoor ik die Belgische commentator, die Jeroen Vanbelleghem, die ik overigens heel aardig vind maar van wie zijn stemgeluid me op de een of andere manier tegenstaat. Die jongen is helemaal wappa van wielrennen. Die weet echt alles. Zelf heb ik dat nooit gehad. Als ik in Frankrijk was om verslag te doen van de Tour en ’s ochtends vroeg wakker werd, was het eerste wat ik deed de uitslagen van het Amerikaanse honkbal opzoeken. Dat vond ik belangrijker dan die hele wielerkoers.”

Waarom dan toch weer een boek over de Tour?

“Dat komt door die verschrikkelijke coronaperiode. Van mijn dokter mocht ik niet naar buiten. Vanwege kleine onderliggende ziektes – ik heb iets aan mijn luchtwegen –drukte hij mij op het hart dat ik zoveel mogelijk binnen moest blijven, dus daar hield ik me keurig aan. Maar een man moet wel wat te doen hebben. Daarom ben ik aan die zoektocht begonnen. De eerste stap was om de namen van alle Nederlandse Tourrenners op te zoeken. Dat waren er 258. Vervolgens ben ik over al die renners zoveel mogelijk relevante informatie gaan opzoeken. Aan hoeveel Tours ze hebben deelgenomen, wat hun beste resultaten zijn geweest, waar en wanneer ze geboren zijn. Over elke renner heb ik één pagina geschreven. Het was monnikenwerk. Ik ben er wel zestien maanden mee bezig geweest. Mijn vrouw werd soms knettergek van me. Zij kende me nog maar in één houding: zittend aan de keukentafel. Maar het is me gelukt. Het overzicht is compleet, tot en met de dag van vandaag.”

Zeg ik het goed als ik het boek een monument voor de onbekende Tourrenner noem?

“Absoluut. Jij weet ongetwijfeld wie Joop Zoetemelk is. Maar heb jij weleens gehoord van meneer Lambrichs? Of Cees Koeken? Een prachtige naam trouwens, Cees Koeken. Hij heeft één keer de Tour de France gereden. Zo zijn er heel veel renners geweest die in slechts één Tour zijn opgestapt. In veel gevallen zijn ze ook binnen een paar dagen alweer afgestapt. Na vier of vijf etappes was het alweer klaar voor ze. Ik vraag me weleens af met wat voor verwachtingen je in hemelsnaam naar de Tour bent gekomen als je op de eerste dag al moet lossen en op de tweede dag te laat binnen komt. En dat soort jongens werd nog belazerd door hun ploegleider ook.”

‘Aan elke talkshowtafel krijg je wel een vraag over Poetin, of over covid. Daar heb ik geen zin in. Ik heb geen verstand van covid. Daarom ga ik ook niet meer aan dat soort tafels zitten’

Belazerd door hun ploegleider?

“Ja, natuurlijk. Dat gebeurde aan de lopende band. De gemiddelde ploegleider van de jaren 50,60 en 70 verdiende een klap voor zijn harses. Een renner die was uitgevallen, deed er niet meer toe. Die moest zelf maar uitzoeken hoe hij thuiskwam. Die werd midden in Frankrijk op een stationnetje afgezet en moest zichzelf maar zien te redden. Terwijl de meesten geen woord Frans spraken. Zo ga je toch niet met mensen om? Maar dat was óók de Tour. Ploegleiders waren alleen geïnteresseerd in de kopman. Knechten moesten knechten: hun mond houden en op 23 minuten binnenkomen.

Maar zo is het nu toch nog steeds? Laatst zag ik de eindstand van de ronde van Italië. Een Nederlander, ik zou zijn naam niet eens weten, was binnengekomen op bijna zes uur. Zes uur. Dat zijn twee etappes achter de winnaar. Die jongen heeft drie weken alleen maar voor anderen gefietst. Gaten dichtgereden en drinkbusjes gehaald. Dat is de Giro, dat is de Vuelta en dat is ook de Tour. Het is slechts voor een heel klein groepje weggelegd om vooraan te rijden. Dat zijn de gezegenden.

De anderen – en dat zijn veruit de meesten – zijn de dwangarbeiders van de weg. Maar ook zij verdienen een plek in dit boek. Júist zij.”

Vertel eens zo’n verhaal van een onbekende renner.

Mart denkt even na, opent vervolgens zijn boek en begint voor te lezen: “Matthijs de Koning. Al een maand nadat hij prof was geworden nam Goudsmit-Hoffhem in 1971 mee naar de Tour. Ik hoop bij de eerste twintig te komen, zei hij vooraf zeer optimistisch. Het liep anders: hij werd 76ste met als beste uitslag 21ste in de zesde etappe. Over ploegleider Kees Pellenaars was hij later zeer negatief: Die zei nooit iets tegen me, nooit. Ik moest het maar uitzoeken.”

Het was je vrouw Karen die op een gegeven moment aan je vroeg waarom je eigenlijk alleen een overzicht van de mannen maakte en niet ook van de vrouwen.

“Ik was al bijna klaar met die mannen, ik geloof dat ik bij de letter S was. Toen vroeg mijn vrouw aan me waarom ik eigenlijk geen aandacht aan de vrouwen besteedde? Of ik dat zelf ook niet een beetje bekrompen vond? Ik zat toen net zo stom te kijken als nu. Ik had totaal geen antwoord paraat.

En hoe langer ik er over nadacht, hoe beter ik haar idee vond. Over alle mannelijke Nederlandse Tourrenners zijn in het verleden al meerdere boekwerken verschenen, maar een overzicht van de vrouwen had nog nooit iemand gemaakt.

De nieuwe Panorama ligt nu in de winkel en is hier te bestellen.

Vrouwen deden er eigenlijk niet toe. Kranten stuurden geen journalisten naar de Tour de France voor vrouwen toe en ook de radio en de televisie deden er geen verslag van. Zelfs de Fransen kon het gestolen worden. Daarom ben ik dat overzicht maar gaan maken, omdat ik vind dat die vrouwen het net zo goed verdienen als die mannen. Maar dat had ik nooit moeten doen. Het was me een werk! Godsiemijne.”

Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.

Sport
  • Clemens Rikken