Wéér een talentenjacht?
“Dit is echt anders. We doen het niet in een gepolijste studio waar mensen hun kunstje doen voor een jury, maar we komen bij de mensen thuis. Dat is zó leuk. Dan proef je meteen in wat voor sfeertje ze leven. Banken, stoelen, tafels, alles wordt naar buiten gegooid. Ze bouwen gewoon een bühne in hun eigen woonkamer of tuin, met familie en vrienden erbij. Echt prachtig.”
Wie zijn die mensen?
“Mannen en vrouwen die van volksmuziek houden en die hard werken om hun droom waar te maken. Die vind je echt overal: we rijden heel Nederland door, van Zeeland tot Groningen en van de Achterhoek tot de Betuwe. Ik kom in volksbuurten, woonwagenkampen, in de provincie, in de Randstad, noem maar op. Het jongste talent is een jaar of 14, maar er doen ook een paar 65-plussers mee.”
Hoe vaak word je omvergeblazen? “Toch een paar keer. Niet alleen om wat ze kunnen, maar vooral ook om wat ze er allemaal voor doen. Die mensen leven gewoon voor de muziek, of ze nu kunnen zingen of niet. Daarom is dit ook geen afzeiktv: iedereen die meedoet verdient het diepste respect, ook de mindere goden. Je moet humaan blijven, want je komt binnen in hun droom. Ze zijn heel kwetsbaar, de één is nog nerveuzer dan de ander. Eigenlijk is het heel intiem.”
‘Praten in een talkshow is niet mijn sterkste kant. Tien minuten bij Jinek gaat nog net, maar bij DWDD moest ik 25 onderwerpen in een paar minuten erdoorheen rammen’
Wat geef je die mensen mee?
“Zing alleen wat uit je hart komt. Er zijn zoveel artiesten in Nederland die zingen wat een ander mooi vindt. Beter gezegd: die denken te weten wat een ander mooi vindt. Maar dat werkt natuurlijk niet. Als je op een podium staat en je vertolkt iets waar je niet 100 procent in gelooft, waarom zouden de mensen jou dan geloven? Als je de mensen niet met je ogen of met je hart kunt raken, hoe kun je een nummer dan goed overbrengen?
Dat bestaat toch niet?”
Je zingt bij de Toppers toch ook niet altijd wat je zelf mooi vindt?
“Twintig jaar geleden had ik inderdaad niet gedacht dat ik Het kleine café aan de haven zou zingen. In mijn eigen shows zou ik zoiets nooit doen, maar bij zo’n groot meezingfeest als de Toppers natuurlijk wel. Carnavalsliedjes, waarom niet? Er staat een paard in de gang, echt briljant. Grappig verhaal wel: Gerard Joling vond dat dus echt verschrikkelijk toen ik vroeg of hij dat wilde zingen.
Mooi niet, zei hij. Nou, dan doe ik het zelf, zei ik toen. Dus tijdens de eerste show gingen we dat podium op, ik zette het in en dat hele stadion ontplofte. Joling wist niet wat hij meemaakte. Twee keer raden wie het een dag later zong.
Dat is toch om te gieren?”
Ben jij een goed jurylid?
“Dat weet ik niet, ik kan alleen maar eerlijk zijn. Dat is ook de reden waarom ik eigenlijk niet zoveel tv-dingen doe. Praten in een talkshow bijvoorbeeld, dat is niet mijn sterkste kant. Je moet mij even de tijd geven om mijn verhaal te kunnen vertellen. Tien minuten bij Jinek gaat nog net, maar bij De wereld draait door moest ik 25 onderwerpen in een paar minuten erdoorheen rammen. Dat is niet aan mij besteed.”
Nu zeg je ja tegen een nieuwe talentenjacht van Talpa en van John de Mol. Nooit afgevraagd: moet ik dat wel doen na alle Voice-perikelen?
“Geen seconde. Ik heb helemaal niks te maken met The Voice.
Zoals ik het zie: een goed programma is een goed programma, en De Hollandse Nieuwe is een goed programma. Gemaakt door goede mensen met wie ik al jaren graag werk. In de muziek geldt hetzelfde: een hit is een hit. Maakt het dan uit wie het produceert?
Nee toch?”
Vind je dat talentenjachten nog wel van deze tijd zijn?
“In de volksmuziek zeker. Mensen krijgen eindelijk de kans om zich te profileren. Want laten we eerlijk zijn: hoe kom je in godsnaam op de radio of op tv als je van volksmuziek houdt? En dan heb ik het niet over de piratenzenders, maar landelijk. Daar is niet zoveel in. Zelfs een radiostation als 100%NL is niet helemaal volks, omdat dat zich aan een bepaalde bandbreedte moet houden. Ik was in een prachtig dorpje ergens in de Betuwe, waar een paar bouwvakkers aan het werk waren en Hollandse muziek van de steigers klonk. Liedjes van lokale helden waar ik nog nooit van had gehoord. Toen dacht ik: als er zo’n grote vraag naar volksmuziek is, waarom wordt het dan op geen enkele grote zender gedraaid?”
‘Alles is zo vluchtig. Kijk naar de horeca. Die gaat kapot, omdat er geen personeel meer te krijgen is. Mensen willen niet meer dan drie dagen werken, daar heb ik moeite mee’
Nou?
“Dat vraag ik dus aan jou, ik heb werkelijk geen idee. Er doen mensen mee die wel tachtig optredens per jaar hebben, overal in Nederland. Maar je hoort ze nergens.
Dat is toch vreemd? Helemaal als je ziet hoe populair andere Nederlandse muziek tegenwoordig is. Kijk maar eens naar hoeveel streams jongens als Antoon, Flemming en rapper Donnie op Spotify binnenhalen. Dat zijn er echt miljoenen.”
Haal jij ook nog zulke aantallen?
“In september nog met Bon gepakt, samen met Donnie: 35 miljoen streamers inmiddels. Die hadden we in 2019 al opgenomen hè. Eigenlijk wilde Donnie dat al in april 2020 uitbrengen, maar ik zei: Met alle respect pik, maar we zitten middenin corona. Bon gepakt / Een ton gepakt, dat klinkt effe niet zo lekker. Ik bedoel: ik ben al vijftien jaar ambassadeur van de Voedselbank, dat vond ik niet zo’n goed geluid op dat moment.”
Artiesten breken tegenwoordig heel jong door, jij was al 27 toen je doorbrak met Winter in America en Alles kan een mens gelukkig maken. Ben je zo’n laatbloeier?
“Dat kan ik eigenlijk niet zeggen.
Ik had daarvoor al een aardig publiek opgebouwd in Bolle Jan, de kroeg van mijn vader. Daar begon ik eerst één liedje achter de bar te zingen, daarna twee en voor ik het wist zong ik er de hele avond. Ik was al zanger voordat ik doorbrak, begrijp je? Ik ging pas platen maken toen ik vond dat het echt goed was. En ik had geluk dat de juiste mensen in de kroeg kwamen, mensen van platenmaatschappijen. Maar dat geluk dwing je ook af natuurlijk.”
Hoe?
“Vroeger had je veel feestjes waar belangrijke mensen kwamen. Zo was ik in de jaren tachtig op een feestje van de Amsterdamse politiecommissaris Toorenaar die afscheid nam. Ik wist dat daar ook ministers en andere hoge piefen aanwezig waren, dus die gaf ik allemaal een bandje met mijn muziek. Dat heb ik echt van mijn vader. Die zei vaak: misschien is het handig dat je daar en daar je gezicht laat zien. Contact leggen, praten met mensen, dat leerde ik in de kroeg. Ik zong altijd, ook als het nog niet druk was. Op een gegeven moment wilde ik testen of ik wel aandacht had. Dan ging ik gewoon vieze woorden zingen. Als mensen zich omdraaiden, wist ik: oké, ze luisteren. Als ze gewoon doorgingen met wat ze deden, dan stopte ik en zette ik gewoon een bandje op. Maar dat is eigenlijk niet mijn stijl. Ik wil altijd zingen.”
Playbacken is geen optie?
“Nee. Als ik ergens kom, geef ik altijd 300 procent. Of het nou een grote show is of een bedrijfsfeest: ik probeer elke keer weer de mooiste noot te zingen die ik kan. Als mensen betalen om René Froger te zien, dan moet René Froger presteren, zo sta ik in de wedstrijd. Maar dat moet je dan wel waarmaken. Bij This is the moment verwacht het publiek nog steeds die hoge noot.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Clemens Rikken