Op een tijdstip waarop de meeste inwoners van Nunspeet voorzichtig hun eerste bakkie koffie inschenken, vliegen de warme broodjes bij de lokale crossbaan al over de toonbank.
“Vier keer hamburger, vier keer braadworst, vier keer bal gehakt.” De goedgemutste vrijwilliger met kerstmuts herhaalt de nieuwste bestelling. Hij zal het ongetwijfeld druk gaan krijgen in zijn geïmproviseerde snacktent, met daarop de leus You ride it, we provide it. De opkomst van de jaarlijkse Kerst Cross van de Nunspeetse motorclub is zoals elk jaar meer dan goed. Tientallen motorcrossers en quadrijders uit de wijde omgeving komen jaarlijks naar deze gemoedelijke krachtmeting, waar de bieromzet sneller oploopt dan de toerentellers. De aanwezigheid van voldoende frietsaus is hier minstens zo belangrijk als het halen van de finishstreep, maar dat neemt niet weg dat de meegereisde toeschouwers er veel zin in hebben. Het is enkele minuten over negen als de eerste snelheidsduiveltjes met 65cc in de laatste bocht van het parcours scheuren. Een puist van een helling, tactisch geplaatst om met een spectaculaire sprong in de startzone te belanden voor een nieuwe lap, lanceert de 8-jarige rijdertjes op hun felgekleurde racemonsters de lucht in. Een tiental trotse vaders ziet het spektakel met goedkeurende blikken vanachter de dranghekken aan. “Kom op Frankie!” schreeuwt een man enthousiast. Twee andere vaders schieten hun omgevallen zoons te hulp na een chaotische start. Een van hen haakt schreeuwend en wild gebarend al na drie seconden af. Iets verder achter de voorste vaderlinie kijken de moeders, broers en zussen toe. Als iemand in de familie crosst, dan is de Kerst Cross het gezelligste uitje van het jaar. Ook in de pandemie, zegt de koffiedame. “Er is al genoeg ellende tegenwoordig.
Hier is corona ver weg.”
Voor een stelletje hobbyisten steken quadrijders bijzonder veel geld, tijd en liefde in hun sport. Het omgebouwde race-beest van Bert kostte hem een slordige 20.000 euro
Walrussnor
De ambiance liegt er niet om. Een spectaculair aangelegd parcours bomvol scherpe bochten en uitdagende jumps, idyllisch omgeven door de hoge naaldbomen en stevige zandheuvels van de noordelijke Veluwe. Ofwel: een crossparadijs waar je u tegen zegt. Tussen de wirwar van zandweggetjes stallen tientallen crossers op kleine grasveldjes hun apparatuur uit. Bestelbusjes, kleine vrachtwagens en campers rijden het terrein af en aan. Op de aanhangers pronken de glimmende crossmotors en kleurrijke quads. Die tweede groep is duidelijk in de minderheid, maar dat zijn ze wel gewend.
“Het quadwereldje is een stuk kleiner dan die van de motorcross,” zegt Bert van Dasselaar, een quadrijder die je eenvoudig herkent aan zijn walrussnor. Naast hem staat zoon Gert, met wie hij graag samen wedstrijdjes zoals deze crosst. “Wij zijn aardig aan elkaar gewaagd, dat zorgt vaak voor mooie strijd. Maar binnen een paar jaar gaat hij mij voorbij, vrees ik. Hij is nog jong en onbezonnen en denkt er amper over na dat hij van zijn quad kan flikkeren. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Laatst nog werd er weer een klein jochie afgevoerd in een traumahelikopter.”
Alsof de duivel ermee speelt, arriveert er een ambulance op de crossbaan, om een jochie van 11 jaar op de brancard te hijsen en af te voeren. “Een heel nare beenbreuk,” concludeert een jonge vrijwilligster van het Rode Kruis, dat vandaag met een driekoppig team de medische wacht houdt. Ze maakt een soort haak met haar armen. “Zijn bovenbeen stond zo, en zijn onderbeen zo. Bah. Ik hoop niet dat dit een voorbode is voor de rest van de dag.”
Voor een stelletje hobbyisten steken quadrijders bijzonder veel geld, tijd en liefde in hun sport.
Het omgebouwde race-beest van Bert kostte hem een slordige 20.000 euro. “Er gaat nog weleens wat kapot en de vering is heel duur. Maar dan heb je wel wat. De honderdtwintig tikt hij wel aan, hoor. Nooit echt getest eigenlijk, want ik gebruik ’m alleen op de crossbaan. De openbare weg mag ik hier niet mee op. Te veel aan gesleuteld, dat komt niet meer goed. Geen licht meer, te veel lawaai.”
Hij wijst naar het kabeltje waarmee het duimgas wordt bediend, een typisch element van een racequad. “Racen kan vermoeiend zijn, waardoor je geneigd bent aan je stuur te hangen. Soms zonder dat je het doorhebt. Met handgas zou je dan te veel gas geven en de controle verliezen, met alle gevolgen van dien. Duimgas, in principe op alle crossquads geïnstalleerd, is een veilig alternatief. Maar een beetje rijder heeft dat spul niet nodig. Wijvengas, zo noemen wij dat.”
Ondanks alle dure snufjes en eindeloze liefde voor de sport zijn Bert en Gert hier niet om te winnen. “Ik ben toch helemaal geen atleet, dat zie je toch?” zegt hij met een pijnlijk lachje. “Wij hebben niet de illusie dat er voor ons iets valt te halen. Wij racen puur voor plezier. Gewoon lekker rijden met mijn zoon en een paar vrienden, biertje erbij, that’s it. Die vrijheid, daar draait het toch om? Maar je hebt ze ertussen hoor, die types die het bloedserieus nemen en hier zelfs dolgraag hun brood mee willen verdienen. Wij zijn ook niet lid van een vereniging of zo. Wij zijn een beetje einzelgängers.”
De meeste quadrijders zoeken elkaar wel op. De Veluwse Zandhappers, de enige quadclub van Nederland, kent grofweg tachtig gelijkgestemden met een voorliefde voor brullende quads, zand in het gezicht, eindeloze gezelligheid en de penetrante geur van benzine. Er is geen cross in Nederland denkbaar zonder dat je minstens een aantal logo’s van deze uit de hand gelopen vriendenvereniging spot. De 18-jarige Nick van Drie is al lid sinds zijn dertiende. “Mijn vader nam me mee en toen vroegen ze allemaal direct waar mijn quad was. Het sfeertje op de club beviel me prima, ik ben er nooit meer weggegaan.”
Dat was vijf jaar geleden. Inmiddels is Nick een bekende naam in quad-kringen. Hij reed meerdere keren mee op de grotere evenementen. Dit jaar maakt hij zijn debuut op de NK. “Wedstrijdracen op hoog niveau smaakt naar meer, maar hiermee je geld verdienen is haast onmogelijk, jammer genoeg. Als ik wat meer tijd zou hebben, dan zou ik sneller kunnen groeien. Buiten werk en school train ik zoveel mogelijk. Er moet binnenkort wel een plan van aanpak komen voor de komende jaren. Prof worden zou natuurlijk fantastisch zijn.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Paul Tolenaar