Wim Anker zwaait met zijn kruk – gebroken knie, al maanden, maar het gaat beter, hij hoeft niet meer schuifelend op zijn achterwerk de trappen op en af – de deur naar de wachtkamer open. Leren fauteuils, grote palmen, kunst aan de muur. Boven op een stapel tijdschriften prijkt het boek Gevierde Friezen in Amerika. Vaak is bij kantoren de wachtkamer een sluitpost, zegt Wim, en dat zie je. “Alsof je bij de tandarts zit. Dat wilden wij niet. Dat is een pand als dit onwaardig.”
‘Een pand als dit’ is hun kantoor, een monument in hartje Leeuwarden. In dit gebouw werd in 1612 Saskia van Uylenburgh geboren, de latere vrouw van Rembrandt. De plavuizen in de gang, zwart en wit in een schaakbordpatroon, zijn nog origineel. “Rembrandt zelf heeft hier nog zijn stappen gezet. Bijzonder toch?” Wie naar het toilet gaat, passeert een plaats delict: in een binnentuintje slaan gewapende tuinkabouters elkaar de hersens in.
Voor zover een pand een persoon kan staan, zit dit gebouw de broers als gegoten. Onwrikbaar, standvastig, statigheid met een knipoog. Keurig in pak, theatrale gebaren, gedragen stemmen, weloverwogen woorden en archaïsch taalgebruik, waarmee ze elkaar voor de gek houden en vloeren aanvegen in gerechtsgebouwen door heel Nederland. Eigenlijk zijn de gebroeders Anker zélf een monument.
Ferdi E.
Welke zaak voor hun kantoor het belangrijkste was? Ferdi E. Natúúrlijk. Wim herinnert zich nog precies dat zijn (‘niet om vervelend te doen naar Hans, hoor’) telefoon ging, die dag in 1988.
Aan de lijn was de man die in 1987 Ahold-topman Gerrit Jan Heijn had ontvoerd, doodgeschoten en in het bos begraven. De zaak had heel Nederland maandenlang in de greep gehouden: de telefoontjes, de geëmotioneerde oproep van mevrouw Heijn. Het losgeld, de afgesneden pink.
Bij Ferdi’s zoektocht naar een advocaat kwam de toen nog relatief onbekende naam Anker bovendrijven. “Ik was zeven jaar eerder beëdigd. Ik had bij wijze van spreken de korte broek nog aan.”
Met die zaak, zegt hij, waren ze in één klap geen plattelandskantoortje meer, maar landelijk bekend.
‘Als klap op de vuurpijl kreeg Ferdi, toen hij vrijkwam, zeven ton mee. Achterstallige WAO. Als ik dit vertel tijdens lezingen reageren mensen furieus. Maar dan zeg ik: ík heb het niet bedacht, hoor. Dat was mijn broer’
Ferdi kreeg twintig jaar en tbs. “Toen hij een derde van zijn straf had uitgezeten,” memoreert Hans, “vroegen wij de minister of hij al eerder naar de Van Mesdagkliniek zou kunnen. Het mocht. Maar wat men niet verwachtte, was dat hij al in drie jaar uitbehandeld zou zijn.” Wim: “Normaal gesproken kun je naar huis als de tbs erop zit. Maar hij moest nog drie jaar terug naar de gevangenis.” Hans: “Een bizarre situatie.”
En de zaak kreeg nóg een staartje.
Wim: “Als klap op de vuurpijl kreeg Ferdi, toen hij vrijkwam, zeven ton mee. Achterstallige WAO. Als ik dit vertel tijdens lezingen reageren mensen furieus. Maar dan zeg ik: ík heb het niet bedacht, hoor. Dat was mijn broer.”
Hans lacht. “Híj was er namelijk nooit op gekomen.”
Wim steekt zijn vinger op als een kind dat heel graag het goede antwoord op de vraag van de juf wil geven. “Ik zat in de collegebanken nog weleens snaaks om me heen te kijken, maar Hans lette altijd heel goed op. Je kent dat soort types wel.” Hans: “Altijd op de eerste rij. Irritant.” Enfin, vervolgt Wim, bijstands- en wwuitkeringen, die veruit het meest voorkomen in de bajes, werden toentertijd stopgezet op het moment van detentie.
“Maar Ferdi had WAO. En Hans, die dus heel goed had opgelet, zei…” Hans: “Volgens mij kán dit niet. Volgens mij loopt WAO gewoon door.” En ja hoor: Ferdi bleek recht te hebben op zeven ton. Wim: “De hé-le voorpagina van De Telegraaf.”
Hans: “Cho-co-la-de-let-ters! Het is maar goed dat er toen nog geen social media waren!” Hij klopt met zijn knokkels op het tafelblad.
Drugshandelaren
Elke zaterdag maakten Wim en Hans een rondgang door Akkrum, een vaste ronde langs bakker, slager, groenteman, slijter en café. Wim: “Maar die bewuste zaterdag zeiden we tegen elkaar: zou het niet verstandig zijn, broeder, dat we even binnen bleven? En achteraf, hebben we gehoord, is dat goed geweest.”
Na deze zaak konden ze uitbreiden en kwam het monumentale pand op hun pad. Heel even overwogen ze – nu ze ineens zaken in het hele land hadden en de journalisten de Afsluitdijk over kwamen – een efficiëntere, centralere plek in het land. Maar ja, Friesland, hun geliefde Akkrum verlaten? Nee. En dus namen en nemen ze de lange reistijden en de hotelovernachtingen voor lief.
Zonder twijfel: Ferdi E. was de belangrijkste zaak voor het kantoor. “Ik kom straks nog terug op het contact met Hank Heijn,” belooft Wim. Maar dat dit ‘de mooiste’ was, zullen ze nooit zeggen. Want, oreert Wim: een levensdelict kan nooit ‘mooi’ zijn – er is tenslotte iemand overleden. Daar hameren ze op in elke cursus die ze geven: wanneer gevraagd naar je mooiste zaak, noem dan nooit een levensdelict. En: spreek niet in termen van winnen of verliezen. Wim:
“Dat doe je alleen bij sc Heerenveen. Een strafzaak begint nooit met nul-nul.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Paul Tolenaar e.a.