Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Panorama in Afghanistan - Terug in de hel

Panorama in Afghanistan - Terug in de hel

In 2009 volgden onze fotograaf Goffe Struiksma en verslaggever Micha Jacobs de Nederlandse troepen in de Afghaanse provincie Uruzgan. Van de mariniers die op patrouille gingen tussen Tarin Kowt en Chora, de artsen in het ziekenhuis van Kamp Holland tot aan de luchtmacht die vanaf Kandahar Airfield met Chinook-helikopters onze militairen in het veld bevoorraadden. Nu Afghanistan weer in handen is van de Taliban, blikken we terug op een oorlog die waarschijnlijk voor niks is geweest: “Wie zorgt er voor ons als jullie weer weg zijn?”

Op de kinderafdeling van het ziekenhuis in Kamp Holland lag Teloguan, een meisje van 5.

Ze miste haar linkeronderbeen, maar dat wist ze nog niet. Drie weken eerder werd haar huis gebombardeerd: zij raakte zwaargewond, haar zus van 12 overleefde de raketaanval niet. Alleen haar broer Muhammed, die op een matje naast haar bed lag, kwam er zonder kleerscheuren vanaf; een vader en een moeder hadden ze al niet meer.

Muhammed aaide vaderlijk over haar hoofd. Hij durfde niet te zeggen dat zij nog maar met z’n tweeën waren en dat zij een deel van haar been miste. Al drie weken was haar been, of wat daar nog van over was, verstopt onder een deken: eronder kijken mocht ze niet. Ooit moest Muhammed het toch aan haar vertellen - dat ze nooit meer zou kunnen lopen, dat ze, zeker als gehandicapte, geen toekomst zou hebben in een land waar vrouwen sowieso al geen rol van betekenis spelen, behalve als slaaf en baarfabriek – maar dat moment probeerde hij zo lang mogelijk uit te stellen. Af en toe verscheen er een glimlach op haar gezicht, die zag hij liever dan haar angst.

Aan de muren hingen tekeningen die Nederlandse kinderen hadden gemaakt voor hun Afghaanse leeftijdsgenootjes. Leeftijdsgenootjes die geboren waren in een oorlog waar ze niet om hadden gevraagd.

Waar niemand om had gevraagd. Abdul, een jongetje van 6, staarde naar de tekeningen die met viltstiften in verschillende kleuren waren gemaakt. Zoveel kleuren had hij nog nooit gezien, hij had ook geen idee wat een viltstift was. Met een metalen constructie om zijn been lag hij in bed. Zijn been was verbrijzeld toen hij van een brommer viel, niet omdat hij net als Teloguan op een bermbom was gelopen. Niet iedereen was een slachtoffer van de oorlog die hier net buiten de poort van Kamp Holland werd uitgevochten.

Abdul (6): jong en getraumatiseerd.

‘KIJK NU EENS WAT ONZE KINDEREN WORDT AANGEDAAN, WAAR IS DAT ALLEMAAL GOED VOOR? HIER HEEFT NIEMAND OM GEVRAAGD’

Bang voor onze artsen

Abdul schreeuwde: niet omdat hij pijn had, maar omdat hij bang was voor de Nederlandse artsen die hij niet kende. Zijn vader, een mullah (geestelijke) met een witte tulband, probeerde hem te kalmeren, al was hij zelf nauwelijks tot bedaren te brengen. Hij was boos, op de bezetters, op de oorlog, op het geweld dat nergens toe leidde.

“Het is allemaal zinloos,” zei hij tegen een Afghaanse tolk die voor de Nederlandse en Australische medici in het ziekenhuis werkte.

“Kijk nu eens wat onze kinderen wordt aangedaan. Waar is dat allemaal goed voor? Hier heeft niemand om gevraagd: ik niet, de Taliban niet, Afghanistan niet en jullie, het Westen, hopelijk ook niet.” Zijn ogen spuwden vuur: “Ik dank Allah dat jullie in dit ziekenhuis voor onze kinderen zorgen, maar wie zorgt er voor ons als jullie weer weg zijn?” Het is een vraag die twaalf jaar lang door mijn hoofd spookte, maar die vorige week pas werd beantwoord: niemand. Het was natuurlijk ook een retorische vraag.

In 2009, toen fotograaf Goffe Struiksma en ik embedded in Afghanistan waren, leefde Osama bin Laden nog; ergens, zo werd gezegd, in een grot waar hij onvindbaar was voor de Amerikaanse inlichtingendiensten. Bin Laden, het gezicht van het moslimterrorisme dat verantwoordelijk was voor de aanslagen op Amerika op 11 september 2001, was de reden waarom er een grote internationale troepenmacht in Afghanistan was, een troepenmacht waar ook Nederland deel van uit maakte. Afghanistan, en dan met name de streng religieuze Taliban die een schrikbewind voerden met de sharia (islamitische wet) in de hand, zou namelijk de terroristische organisatie Al- Qaida huisvesten, de organisatie waar Bin Laden een van de kopstukken van was en die na 9/11 ook in Europa aanslagen pleegde, bijvoorbeeld in Madrid en Londen. Afghanistan, en dan vooral Al-Qaida, zou een bedreiging voor het vrije westen zijn, dus de vijand moest daar, in de woestijn, in de kiem worden gesmoord.

De reden waarom Goffe en ik in Afghanistan waren was een heel andere, en heel banale bovendien: het ministerie van Defensie had in die tijd een tekort aan personeel en was bezig met een grote campagne om meer mensen te krijgen.

Panorama achterop de jeep in Tarin Kowt.

Werken bij Defensie? Dat was leuk, spannend en uitdagend, dat was ongeveer de boodschap die het ministerie via verschillende media, waaronder Panorama, wilde uitdragen. In ruil voor een zak met geld schreven wij al het hele jaar reportages over militaire oefeningen in Duitsland, Albanië en zelfs in de sneeuw in Noorwegen; Afghanistan was de kers op de taart.

Natúúrlijk gingen we mee, op één voorwaarde: we schreven op wat we zagen, zonder inmenging van wie dan ook. Dat mocht op twee voorwaarden van Defensie: je ging niet de held uithangen buiten de poorten van Kamp Holland, waar sommige journalisten nog weleens een handje van hadden, en de antennes en schotels in het commandocentrum van Kamp Holland mochten niet worden gefotografeerd. Je wilde de vijand namelijk niet in de kaart spelen.

Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.

Nieuws
  • Goffe Struiksma