Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Peter R. de Vries over zijn jeugd: 'Ik had ook een Cor van Hout kunnen zijn'

Peter R. de Vries over zijn jeugd: 'Ik had ook een Cor van Hout kunnen zijn'

Dat hij het ooit zou schoppen tot bekendste crimefighter van Nederland daarvoor durfde men vroeger geen stuiver te geven. Je kon je kleingeld sowieso maar beter op zak houden als de kleine Peter R. de Vries in de buurt was, want hij jatte als de raven. Zelfs van zijn eigen moeder. Deze en andere jeugdzonden biechtte hij even eerlijk als smakelijk op in zijn boek: De R van Rebel.

Peter R. de Vries recon­strueert zijn jeugdjaren. Was het je eigen idee?

"Ik had er al wel vaker over gedacht om eens iets over mijn jeugdjaren op papier te zetten. Omdat het volgens mij leuke anekdotes en interessante verhalen zijn, maar vooral omdat ik merk dat veel mensen, en dan vooral de mensen die mij van televisie kennen, een incompleet beeld van mij hebben. Als een boek waarvan de eerste paar hoofdstukken ontbreken. Dus toen ik het verzoek kreeg om het Alternatieve Boekenweekgeschenk te schrijven, wist ik vrij snel waarover dat moest gaan. Zeker ook vanwege het thema van de Boekenweek: iets met zwarte bladzijden."

Want bij 'zwarte bladzijden' moet jij gelijk aan je jeugd denken?

"Nou ja, zo erg is het ook weer niet, maar er zitten zeker donkere kanten aan mijn jeugd. Ik herinner het mij niet als een blije en onbezorgde tijd."

Het boek begint wanneer je een ventje van 10 bent. Waarom juist dan?

"Omdat het behalve mijn eerste jeugdzonde ook mijn eerste echt heel con­crete herinnering is. Het stelen van kleingeld uit mijn moeders portemon­nee. En de ontdekking daarvan door mijn ouders. Dat heeft zo'n indruk op mij gemaakt dat ik het altijd tot in de details onthouden heb."

Ik kreeg bij het lezen de indruk dat jouw geheugen sowieso nogal scherp is.

"Natuurlijk komt er bij het beschrijven van zo'n jeugdherinnering weer een hoop bovendrijven, maar gelukkig was mijn geheugen niet mijn enige bron. Er moet van jongs af aan onbewust al een journalist in mij hebben geschuild, want ik heb heel veel uit mijn jeugd bewaard. Al mijn schoolrapporten, maar ook mijn toegangskaartje voor Ajax-Feyenoord uit 1964 en de liefdes­ briefjes die je op school via via in je handen kreeg gedrukt. 'Ik ben op jou. Jij ook op mij?' Dat soort dingen heb ik allemaal bewaard. En ik ben op de motor nog eens door Amstelveen gere­den, natuurlijk. Down Memory Lane. Door de wijk waar ik ben opgegroeid, langs het ouderlijk huis, langs het pleintje waar we voetbalden en zo. Dat is er allemaal nog."

Jij groeide op in een gezin met zes kinderen. Vijf jongens en een meisje. Het viel mij op dat de lezer over je broers en je zus heel weinig te weten komt. Heeft dat een reden?

"Dat is heel bewust. Het is een boek over mijn jeugd, niet over die van hen. Ik zou het zelf ook niet zo kunnen waarderen wanneer mijn jeugd uitgebreid uit de doeken werd gedaan in een boek van bijvoorbeeld mijn zus. Maar een enkele keer ontkwam ik er niet aan. Er zit bijvoorbeeld een passage in het boek waarin ik beschrijf dat ik op school de verzorging van een aantal tropische vogeltjes op mij had genomen. Dat verhaal eindigt ermee dat ik twee van die vogels stiekem aan mijn broer verkoop. Hij zou dus nog vervolgd kunnen warden voor heling, maar die kans lijkt me klein, hahaha."

Ik kreeg ook niet de indruk dat je een erg hechte band met je broers en zus had. Je voelde je in het gezin eigenlijk altijd een buitenbeentje, schrijf je.

"Dat heb ik nog steeds. Met een van mijn broers heb ik nog zeer regelmatig contact. De andere vier en mijn zus zie ik zelden of nooit. Niet dat we ruzie hebben of zo, helemaal niet zelfs, maar er is gewoon geen contact. Ik vind dat niet erg. Het gaat mij er niet om wie mijn bloedverwanten zijn, het gaat mij er veel meer om wie mijn geestverwanten zijn."

Na het verhaal over je jeugdzonden trek je de conclusie dat het met jouw leven ook een heel andere, verkeerde kant op had kunnen gaan. Met andere woorden dat je in plaats van misdaad­ journalist ook misdadiger had kunnen worden. Denk je dat echt?

"Dat denk ik wel ja. Want voor een deel is zoiets gewoon toeval. Ik heb Cor van Hout goed gekend. We waren even oud. Ik groeide op in een keurige wijk in Amstelveen, hij groeide op in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Als ik een akkefietje met de politie had, dan waren mijn ouders boos over wat ik geflikt had, maar ze waren ook heel bezorgd over 'wat de buren wel niet zouden denken'. Als de politie vroeger bij Cor aan deur was geweest, dan kwamen de buren gelijk vragen 'wat moesten die kolerelijers hier?' Dat verschil kan levensbepalend zijn. Over de plek en het milieu waar je geboren wordt, heb je niets te zeggen. Dus daarom denk ik ja, ik had ook een Cor van Hout kunnen zijn."

Benieuwd naar de rest van het interview? Lees het in de nieuwste Panorama.

Misdaad
  • Goffe Struiksma