Vierhonderd pagina’s over een man die niet drinkt, geen drugs gebruikt, geen vlees eet, al 46 jaar bij dezelfde vrouw is, niet vreemdgaat en in God gelooft: denk je dat dit een bestseller wordt?
(lacht) “Straks denkt iedereen dat ik een saaie man ben, maar dat is niet zo.”
Niet?
“Nee. Mensen denken ook dat ik een zielige oude man ben die thuis op de bank zit te kwijlen en hoopt dat hij nog een keer op televisie komt. Klopt ook niet. Veel wordt tegenwoordig ingevuld, van: je zult wel dit of je zult wel dat. En daar moet ik dan tegen vechten.”
Tegen Jan Slagter van Omroep Max bijvoorbeeld: hij vindt dat je wel héél graag terug op tv wilt.
“Onzin. Ambitie is een scheldwoord in Nederland. Al zóú ik nog heel graag willen, wat maakt het uit? Ik heb mijn leven lang hard gewerkt voor mijn successen, dan mag ik nu toch ook nog wel op een succesje hopen, of niet? Daar hoef ik niet op te worden afgerekend.”
Je wordt tegenwoordig vooral afgerekend op het feit dat je over andere mensen praat in de media. Over Marco Borsato die vreemdgaat en Tino Martin die te veel drinkt.
“Ik maakte vlak voor corona het programma Waar is dat feestje?, over glamourfeestjes in Nederland. Ik was bij een of andere modeshow waar de dochter van Marco meeliep en waar ook zangeres Maan optrad. Werd ik gebeld door het blad Weekend. Eerst natuurlijk een beetje paaien, paar vragen over mijn programma en zo, totdat die journaliste vroeg naar Marco en Maan. Dat er ooit iets tussen die twee is gebeurd. Ja, dat had ik ook wel gehoord, zei ik toen. Boem! Grote koppen, Henny Huisman klapt uit de school.”
Jij weet toch als geen ander hoe het werkt?
“Tuurlijk, en die journaliste drukte precies op het goede knopje, dat ik toch een beetje de showbizzvader van Marco Borsato was sinds hij de Soundmixshow had gewonnen. Dat vleit mij nog steeds. Maar toch voelde ik niet de behoefte om hem te beschermen.”
Waarom niet?
“Toen ik vijftig werd, lang geleden, was iedereen uit de Nederlandse showbizz op het verjaardagsfeest dat voor mij werd georganiseerd. Iedereen was er, behalve Marco.
Kregen we een of andere lulsmoes van zijn management, iets met aan een ander imago werken of zo.
Waar het op neerkwam: Marco voelde zich opeens te goed. Nu vond ik dat niet eens zo erg, maar wel voor degenen die alles hadden georganiseerd. En wat ik nog het allerergst vond: de volgende dag ging het niet over mijn verjaardag, maar waren de koppen: waar was Marco?”
Steekt dat na twintig jaar nog steeds?
“Niet echt, maar ik hoef hem ook nergens tegen te beschermen. Zeker niet als het waar is dat hij met meerdere vrouwen vreemdging, wat nu ook blijkt. Mijn kinderen zeggen weleens: hou nou toch eens gewoon je mond! Ik weet dat ze gelijk hebben, maar toch... Laatst ook weer bij Tino Martin.”
Tijdens het online-Bevrijdings-festival maakte Tino Martin een dronken indruk, waar jij wel iets over wilde zeggen tegen Nieuwe Revu.
“Ik wist dat Tino te veel drinkt, maar als ik zoiets beaam als een journalist ernaar vraagt, zeg ik dat niet om Tino te beschadigen, maar juist om hem tegen zichzelf te beschermen. Dat het zonde is als je door alcohol je carrière naar de knoppen helpt. Joop van den Ende zei altijd: lul niet te veel en mors niet met je talent. En met morsen bedoelde hij dan ‘de bijverschijnselen’: drank, drugs, vrouwen, dat soort dingen. Moet je nooit doen, heb ik ook nooit gedaan.”
Als je dingen over anderen in de media roept, denken mensen al snel dat je om aandacht verlegen zit. Tv-criticus Angela de Jong schaart jou daarom al in hetzelfde rijtje als Emile Ratelband en Johan Vlemmix.
“Dat vind ik echt een belediging.
Ik heb toch wel íéts meer bereikt, of niet?”
In je biografie vertel je dat die schreeuw om aandacht in de wieg al begon.
“Wieg? Ik had niet eens een wieg. Mijn moeder legde mij in een la. Meer plek was er niet. We woonden met z’n allen – vader, moeder, broer en een zus – bij mijn oma. Moeilijke tijd. Breed hadden we het niet. De broer van mijn moeder woonde er ook, maar die sprong net na mijn geboorte uit het raam van de verffabriek waar hij werkte. Een vat met iets chemisch erin stond in brand, wat op zich vanzelf zou doven op een betonnen vloer, maar wat hem deed terugdenken aan Nederlands- Indië waar hij had gevochten en niet heel lekker van terugkwam.
De dood van mijn oom was nogal traumatisch voor mijn moeder, zo erg zelfs dat zij mij op een gegeven moment geen moedermelk meer kon geven. Ik ben weleens bij een psycholoog geweest die vertelde dat mijn hang naar aandacht dáár is begonnen. Volgens mijn moeder liet ik mij als baby alleen maar horen als er iemand met zijn hoofd boven die la hing. Want dan had ik aandacht. Als er niemand bij die la stond, deed ik net alsof ik dood was. Dan kwamen ze vanzelf kijken.”
Je hebt ook op school moeten vechten voor aandacht, waar je – heel cliché – altijd als laatste werd gekozen tijdens de gymles.
“Ik werd zelfs afgekeurd voor militaire dienst, omdat de keuringsarts dacht dat ik homoseksueel was. Of, zoals dat toentertijd heette, geestelijk labiel.”
Geestelijk labiel?
“Die arts vroeg doodleuk: Als je je aftrekt, denk je dan aan jongens of aan meisjes? Kun je je nu niks meer bij voorstellen. Ik vertel dit, omdat je wordt gevormd door dit soort gebeurtenissen. En dat kan helemaal verkeerd gaan. Als je nooit als eerste wordt gekozen tijdens een gymles of als je zo’n stempel van zo’n keuringsarts krijgt, zou je inderdaad kunnen denken dat je een loser bent, of geestelijk niet helemaal in orde.
Maar ik ben de andere kant opgeschoten. Mij heeft het vechtlust gegeven. Een ander gaat de stront in, begrijp je? Ik ken een jongen van vroeger die hetzelfde verhaal heeft als ik. Maar met hem is het helemaal misgegaan. Gokverslaafd, schulden, toestanden. Gelukkig is hij er weer enigszins bovenop gekomen, maar het doet wel iets met je.”
Wanneer viel jouw dubbeltje de goede kant op?
“Toen ik op de middenstip van AZ stond.”
‘Ik werd afgekeurd voor militaire dienst, omdat de keuringsarts dacht dat ik homoseksueel was. Of, zoals dat toentertijd heette, geestelijk labiel’
Prima plek.
“AZ speelde in 1982 een Europacupwedstrijd tegen Internazionale.
In de rust trad André Hazes op en ik mocht hem aankondigen. Joop van den Ende zat voor Hazes op de tribune, want hij wilde hem strikken voor een of ander circusprogramma. Hij wilde zien hoe Hazes het ervan af zou brengen in zo’n vol stadion. Maar hij zag mij dus ook, een of andere jongen uit de Zaanstreek die het voor elkaar kreeg om duizenden voetbalfans stil te krijgen. Daar was hij blijkbaar zo van onder de indruk dat hij na de wedstrijd contact met mij zocht.”
Met een tv-contract?
“Nou, hij vroeg mij eerst of ik zoiets ook op tv kon. Tuurlijk, zei ik. Wist ik veel, ik blufte gewoon. Ik vertelde dat ik playbackshows organiseerde tijdens drive-in-avonden waar ik plaatjes draaide. Vond ie wel leuk, volwassen mensen die hun idool nadeden. Dat mocht ik gaan doen in de Zomeravondshow, 3,5 miljoen kijkers. Met het idee van: leuk voor in de zomer, maar als het niks is zien we hem na de zomer niet meer terug. Dat liep dus even anders. Dat playbackstukje was het populairste item in het hele programma. Zo ontstond de Playbackshow. Eerst voor volwassenen, later voor kinderen.”
Eindelijk gearriveerd?
“Zo voelt dat niet als je daar een jaar of zeven voor moet leuren. Dat was niet altijd even prettig. Ik heb weleens plaatjes gedraaid in een tent waarin opeens werd geschoten en die kogel vlak langs me heen vloog. Dat die jongen naar mij toe komt en zegt: Sorry Henny, die was niet voor jou. En daarna gewoon doordraaien, hè.
Ik kan mij ook nog een vechtpartij met Ambonezen herinneren waarna een van de gasten naar mij toekwam en vroeg of ik James Brown kon draaien. Maar die gasten moesten allemaal naar buiten worden geveegd, dus ik zei dat dat niet kon. Voelde ik opeens een mespunt in mijn rug. Rare tijd hoor.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Clemens Rikken