“Jarenlang leefde de Afro- Amerikaanse seriemoordenaar Samuel Little in de veronderstelling dat hij nooit opgepakt zou worden omdat niemand zich om zijn slachtoffers zou bekommeren,” aldus Christie Palazzolo, crimeanalist van de FBI.
Om maar even met de deur in huis te vallen: verreweg de meeste seriemoordenaars zijn witte heteromannen. Eén op de vijf seriemoordenaars is niet-blank.
De Afro-Amerikaan Samuel Little behoort dus tot een minderheid van seriemoordenaars.
Hij mag dan wel tot die minderheid behoren, maar als het gaat om het aantal slachtoffers behoort hij volgens de FBI tot de meest actieve en grootste seriemoordenaars uit de geschiedenis van de Verenigde Staten. Little heeft tussen 1970 en 2005 mogelijk 93 vrouwen vermoord in vijftien of nog meer staten. Pas in 2012 wordt Samuel Little of Samuel McDowell gelinkt aan deze moorden. Hoe is het mogelijk dat de man 35 jaar lang zijn gang kon gaan en wie zijn z’n slachtoffers?
Om met het laatste te beginnen. Little zocht zijn slachtoffers zorgvuldig uit: kwetsbare Afro- Amerikaanse en Latino-vrouwen die om hun drugsverslaving te bekostigen in de prostitutie waren gegaan. De vrouwen woonden in sociale achterstandswijken waar wel vaker onopgeloste moorden voorkwamen. Vrouwen – moeders, dochters, zussen – die wel door hun familie gemist werden, maar zeker niet door de maatschappij. Om die laatste reden werd er lange tijd nauwelijks aandacht aan de moorden besteed door de politie, hoewel Samuel Little vrouwen als afval in en om zijn huis dumpte en de stank in de omgeving van waar hij bivakkeerde ondraaglijk was. Maar in achterstandswijken rook het meestal niet erg fris vanwege het vele afval op straat, dus geen haan die daarnaar kraaide.
Grafdelver & prijsvechter
Little wordt op 7 juni 1940 geboren in de stad Reynolds in Georgia.
Zijn moeder zou volgens hem een sekswerker zijn geweest. Vlak na zijn geboorte verhuist het gezin naar Lorain in Ohio waar hij door zijn moeder bij zijn grootmoeder wordt gedumpt. Op school komt hij niet echt mee. En op zijn 16de belandt hij voor het eerst in een justitiële instelling voor jonge criminelen omdat hij veroordeeld is voor allerlei inbraken. Als hij ergens in de twintig is, verhuist hij naar zijn moeder die inmiddels in Florida woont. Daar werkt hij de ene keer als grafdelver op een begraafplaats en de andere keer als een soort zzp’er die zijn eigen ambulance rijdt. Sindsdien reist hij door verschillende staten waar hij zich te buiten gaat aan allerlei criminele activiteiten. Van rijden onder invloed en diefstal tot gewapende overval en verkrachting.
Hij wordt in acht staten veroordeeld en eenmaal in de gevangenis stort hij zich op het boksen om als prijsvechter een paar dollars te verdienen. Eenmaal buiten de gevangenis pakt hij zijn oude leven weer op. De politie pakt hem meerdere malen op voor mishandeling en pogingen tot verkrachting. Tot 1975 is hij in elf staten zeker 26 keer opgepakt voor zulke feiten.
Dan verdwijnt in 1982 in Mississippi de 22-jarige Melinda Rose Lápree van de aardbodem. Little wordt als verdachte opgepakt. Eenmaal in afwachting van zijn rechtszaak wordt hij ook nog eens verdacht van de moord op Patricia Ann Mount (26) in Florida en moet hij voor de rechter verschijnen.
Maar de rechter ziet de belastende verklaringen van een getuige niet als betrouwbaar en Samuel staat in 1984 alweer op straat. En zo kan de man weer een staat naar keuze uitkiezen om toe te slaan. Ditmaal is het Californië, ergens in de buurt van San Diego.
Samuel Little dumpte vrouwen als afval in en om zijn huis en de stank in de omgeving van waar hij bivakkeerde was ondraaglijk
Korte roes
Als Laurie Barros (22) in de nacht van 27 september 1984 in San Diego op straat aan het tippelen is, cruist Little rond in zijn auto. Hij grijpt haar beet en sleurt haar de wagen in om vervolgens naar een rustig plekje te rijden. Laurie wordt met geweld op de achterbank gezet waar hij haar handen op de rug bindt en haar begint te wurgen. “Mijn eerste reactie was om terug te vechten, maar toen pakte hij me nog harder aan… Voor hem was dit een spelletje,” zo herinnert zij zich die nacht. Meerdere keren verliest ze het bewustzijn en als ze even bijkomt, vraagt hij haar om te slikken:
“Hij zei: ik vind het fijn als je het doorslikt.”
Als hij klaar is, probeert hij haar te wurgen tot ze dood is. Hij dumpt haar op straat en rijdt weg. Maar Laurie leeft nog. Half bewusteloos en doodsbang doet ze urenlang alsof ze dood is omdat ze denkt dat hij nog in de buurt is. Als ze denkt dat het veilig is, krabbelt ze op en gaat ze naar de politie.
Ze doet aangifte en geeft een beschrijving van Little.
Vier weken later is het raak en betrapt de politie Little in zijn auto waar hij op de achterbank een vrouw bewusteloos heeft geslagen. Laurie getuigt tegen hem tijdens de rechtszaak. Voor beide moordpogingen krijgt hij vier jaar celstraf.
Dankzij goed gedrag komt hij eerder vrij en kan hij in 1987 al naar Los Angeles uitwijken om opnieuw toe te slaan. Vanaf dat moment is Little helemaal niet meer te houden en escaleert hij. De man kan vervolgens maar liefst dertig jaar zijn gang gaan. Hij weet precies waar hij moet opereren: in zwaar vervallen buurten waar de politie allang haar handen vanaf heeft getrokken en de misdaadcijfers hoog oplopen door drugs en prostitutie. Wijken waar kwetsbare verslaafde vrouwen van voornamelijk Afro-Amerikaanse en Latino afkomst tippelen voor een beetje geld om in lege crackpanden een schuilplaats te vinden voor een korte roes uit de dagelijkse werkelijkheid.
Politieman Tim Marcia: ‘Het kwade zie je slechts een paar keer in je carrière. Als ik in zijn ogen keek, dan zag ik het pure kwaad’
DNA-match
Pas op 5 september 2012 wordt Little in een opvangcentrum voor daklozen in Louisville gearresteerd. Hij is dan 72 jaar. Hij wordt teruggestuurd naar Californië waar hij DNA af moet staan omdat hij nog een aanklacht heeft lopen vanwege drugshandel. Dankzij deze test wordt hij gelinkt aan de moorden op Carol Elford, Guadalupe Duarte Apodaca en Audrey Nelson Everett, die alle drie eind jaren tachtig dood gevonden zijn in de straten van Los Angeles. Little wordt overgeplaatst naar die stad. Daar wordt hij op 7 januari 2013 officieel beschuldigd van deze moorden.
Na een paar maanden onderzoek komt de politie tot de conclusie dat Sam Little betrokken is bij zeker 36 onopgeloste moorden die in de jaren tachtig gepleegd zijn.
De eerste zaak, de moord op Melinda Rose Lápree in Mississippi, waar Little nog mee wegkwam, wordt dan ook heropend.
Laurie Barros heeft haar leven ondertussen op orde gekregen. Ze heeft psychologie gestudeerd en neemt opnieuw plaats in het getuigenbankje tegen Little.
Op 25 september 2014 wordt Little schuldig bevonden en krijgt hij, hoewel hij alles ontkent, drie keer levenslang voor de moord op drie vrouwen: Carol Elford, Guadalupe Duarte Apodaca en Audrey Nelson Everett. Pas in 2018, als hij in de California State Prison in Los Angeles zijn straf uitzit, biecht Little op dat hij niet minder dan 93 vrouwen vermoord heeft. De FBI duikt in die bekentenis en concludeert dat zijn statements geloofwaardig zijn. Zeker vijftig tot zestig moordzaken kunnen achterhaald worden. In november 2020 bekent hij zijn laatste moorden op. Het gaat om twee zaken in Florida waar iemand anders onterecht voor veroordeeld is.
Een maand later, op 30 december, overlijdt Samuel Little op 80-jarige leeftijd in een ziekenhuis. Tot zijn erfenis behoren zestien tekeningen van slachtoffers die hij in gevangenschap gemaakt en aan de politie gegeven heeft. De gezichten van de vrouwen staan nog scherp op zijn netvlies. Hun namen is hij vergeten. Omdat de FBI het belangrijk vindt om gerechtigheid te krijgen voor alle slachtoffers, doet die tot op de dag van vandaag nog steeds een oproep om met informatie te komen.
Tim Marcia van de politie in Los Angeles is betrokken bij dit onderzoek en verklaarde tegen The New York Times: “Geloof het of niet, maar het kwade zie je slechts een paar keer in je carrière. Als ik in zijn ogen keek, dan zag ik het pure kwaad.”
Een indringende documentaire
De documentaire Catching a Serial Killer: Sam Little (2020) is niet alleen een verhaal over een seriemoordenaar, maar vooral een aanklacht tegen discriminatie. Dat heeft te maken met de omgeving van Los Angeles waar Samuel Little als laatste en de meeste van zijn slachtoffers maakte.
Veel lokale kleine ondernemers – voornamelijk van Aziatische afkomst – runnen daar hun kleine buurtwinkels en worden veel overvallen door crackverslaafden. Toen een van deze ondernemers, die veel last had van roofovervallen en Little als vaste klant kende, hoorde wat de man had gedaan, zei hij dat hij een medaille verdiende. Het ging tenslotte om uitschot. Little zou in die buurt minstens tien vrouwen omgebracht hebben.
De Rotterdamse Prostituee-killer
Vorig jaar werd de Surinaamse seriemoordenaar Albert B. (61) in hoger beroep definitief afgerekend op de daden die hij begin jaren 90 gepleegd heeft. Zijn slachtoffers zijn prostituees. Wat een overeenkomsten...
Albert B. kon in een tijd dat er nauwelijks met geavanceerde opsporingsmiddelen werd gewerkt zijn gang gaan in de straten van Rotterdam. Hij wist lang onder de radar blijven. Onderzoek doen in het prostitutiecircuit is erg lastig. Klanten van sekswerkers willen nu eenmaal liever niet getuigen vanwege reputatieverlies.
Pas in april 2017 wordt door inzet van een coldcaseteam dat in 2011 subsidie krijgt om een groot aantal prostitutiemoorden uit de jaren 80 en 90 te heropenen, de dan 58-jarige Schiedammer Albert B. gearresteerd door de Rotterdamse politie. Hij wordt dan verdacht van vijf moorden: die op Beppie Michels (1989), Mientje van Balkom (1989), Berendina Stijger (1990), Jeannete Sip (1999) en Francis Garcia-Hofland (1991). Alberts verhaal speelt zich af in Rotterdam, waar dakloze verslaafde vrouwen zich prostitueren om hun roesmiddelen te kunnen bekostigen.
Sinds midden jaren 80 steken prostituees vanuit Katendrecht de Maas over en verspreiden ze zich ongecontroleerd richting het Oude Westen en Middelland. De Rotterdamse journaliste Margot Smolenaars vertelt dat politiecommissaris Jaap de Leeuw in 1984 een einde maakt aan de chaos door een streep te trekken op de kaart bij de G.J. de Jonghweg. “Tegen de prostituees zei hij: Hiertussen mag je lopen. Als ik je daarbuiten zie, pak ik je op. Zo ontstaat er een gedoogzone waarbij de tippelactiviteiten en alles wat daarmee samenhangt geconcentreerd wordt op een plek buiten de wijk. Het zou om een tijdelijke noodmaatregel gaan, die echter jarenlang in stand wordt gehouden,” zo schetst Margot Smolenaars de situatie.
Slagersmes
In tegenstelling tot de andere grote steden waar verslaafde prostituees op een gedoogzone actief zijn, zoals Amsterdam, Utrecht, Groningen en Heerlen, kiest Rotterdam een andere weg omdat toenmalige burgemeester Bram Peper dat directe gezag niet op zich wilde nemen. En dus wordt er een projectwethouder in het leven geroepen die belast is met het prostitutieprobleem. Zijn taak is de rust te bewaken in het gedooggebied en om de boel nog enigszins in goede banen te leiden, zet hij een tolerant drugsbeleid op poten. De prostituees kunnen in bouwkeet Keetje Tippel naast soep en koffie condooms en schone spuiten krijgen en een arts raadplegen. Ondanks alle pogingen om nog enige controle te houden op deze door duisternis omgeven gedoogzone, verdwijnen er vrouwen. Zoals Mientje van Balkom in 1989.
De manieren waarop de vrouwen omgebracht zijn, vertonen gelijkenissen. Zo zijn de slachtoffers voor hun dood aangerand of verkracht en zijn ze eerst met een slagersmes bewerkt en daarna omgebracht. Hun lichamen zijn haastig bedekt of begraven.
Smolenaars: “Er is wel enige ophef, maar veel houdt dat niet in. Deze zaken hebben nooit tot grote maatschappelijke verontwaardiging geleid. De landelijke pers en lokale kranten besteden er slechts een paar regels aan.” Sindsdien verdwijnen er met regelmaat prostituees zoals Francis Garcia Hofland en vele anderen.
Berendina, ook wel Dini genoemd, wordt op zondagmiddag 9 september 1990 dood gevonden langs een wandelpassage onder de Willemsbrug over de Nieuwe Maas, achter een vuilniscontainer. Op 11 september heeft de Rotterdamse politie haar identiteit vastgesteld. Het is de 45-jarige B.A. Stijger. Het politiedossier vermeldt: omgebracht met een groot aantal messteken in de halsstreek. Ze is half ontkleed en een deel van haar kleren is verdwenen, mogelijk meegenomen door de dader. Zij was op 5 september voor het laatst gezien bij een opvangcentrum voor daklozen in Rotterdam. Het Algemeen Dagblad doet uitgebreider verslag over de vrouwen die in de Maasstad omgebracht zijn. “Berendina Stijger is de tiende vrouw die vermoord is zonder dat de politie een van de zaken heeft kunnen oplossen,” zo schrijft de verslaggever.
Onverzorgd type
In de vroege ochtend van 19 juni 1991 komt een melding binnen bij de Rotterdamse politie. Een man die zijn hond uitlaat heeft in de bosjes aan de voet van de Westzeedijk vlakbij de medische faculteit het lichaam gevonden van een jonge vrouw. Ze heeft een groot aantal messteken in de hals en is gedeeltelijk ontkleed. Onder haar hoofd ligt een opvallend roze jack met de opdruk: Nik Nik. Ze wordt geïdentificeerd als Francis Garcia Hofland uit Rotterdam. Ze was de avond voor de moord tot 21.00 uur bij kennissen op bezoek geweest. Francis was van plan om naar het Eureka-concert van de dan beroemde Griekse synthesizervirtuoos Vangelis te gaan. Dat concert zou om 23.00 uur beginnen op de Nieuwe Maas.
Of ze het concert gehaald heeft, is niet bekend. Een paar uur later is ze dood.
Onder de naam Eureka-Westzeedijk start de politie het onderzoek, dat uiteindelijk niet veel oplevert. Het feit dat Francis een zwervend bestaan leidt met veel wisselende contacten, maakt het onderzoek er niet bepaald makkelijker op. Wel is bekend dat ze af en toe tippelde om aan drugsgeld te komen. Haar kleding en hele hebben en houwen sleepte ze mee in een tas. Daar zit ook een rood teddybeertje bij. Een politieagent beschrijft de vrouw in de krant als volgt: “Donkerkleurig haar, onverzorgd type, duidelijk een zwerfster. Je zou haar ook vies kunnen noemen. Een kwetsbaar mens, verslaafd, levend aan de rand van de samenleving.”
De moord op Francis heeft veel overeenkomsten met die op Mientje van Balkom en Dini Stijger. Ook Mientje en Dini hadden donker haar, zagen er onverzorgd uit en leidden een zwervend bestaan. Mientje werd op gruwelijke wijze gedood en was gedeeltelijk ontkleed. Zij werd op 2 november 1989 gevonden bij het metrostation aan de Coolhaven, dicht bij één van haar slaapplekjes. Volgens de politie zijn er zoveel overeenkomsten dat de moorden het werk lijken van één en dezelfde maniak. In 1991 wordt door de politie voor het eerst gesproken van een seriemoordenaar die het voorzien lijkt te hebben op dit soort vrouwen.
Gevonden sperma
Dat het om lustmoorden gaat, staat voor het rechercheteam vast. Om deze zaken op te lossen wordt een nieuwe onderzoeksmethode gehanteerd die overgewaaid is uit de VS. Een speciale CRI (Centrale Recherche-informatiedienst)unit buigt zich over ernstige delicten als lustmoorden en zedenzaken. Niet met behulp van tactiek of techniek, maar op basis van gedragswetenschappen. Men probeert met het verzameld feitenmateriaal een profiel van de dader te schetsen.
Het team dat de daderprofielen van lustmoordenaars gaat maken, is een primeur voor Europa. De kern van de nieuwe eenheid wordt gevormd door psycholoog Paul van den Eshof van de CRI en Carlo Schippers van de Amsterdamse Ernstige Delicten-groep. Schippers wordt van 1990 tot 1991 als eerste Europese politieman opgeleid op de Amerikaanse marinebasis Quantico waar hij zich een jaar lang heeft kunnen specialiseren in daders die een geestelijke stoornis met seksuele inslag hebben.
Desondanks duurt het wel zo’n 26 jaar voordat er een link met Albert B. wordt gevonden. Niet door de speciale unit van toen, maar door het nieuwe coldcaseteam uit 2011.
Omdat er sperma gevonden is op sommige lichamen, komt de politie door nieuwe DNA-techniek Albert B. op het spoor.
Het probleem is wel dat B. niet in de DNA-databank van de politie voorkomt. DNA-verwantschapsonderzoek leidt uiteindelijk naar twee familieleden van Albert.
Een verre neef en een naaste verwante, zijn broer. Het DNA van de verdachte komt overeen met DNA-sporen op de lichamen van twee slachtoffers: Berendina Stijger en Francis Garcia-Hofland die respectievelijk in 1990 en 1991 dood zijn aangetroffen.
In tegenstelling tot bij Little doet etnische afkomst van zijn slachtoffers er bij Albert B. niet toe. Als zwerver heeft hij het vooral gemunt op dakloze vrouwen en prostituees die hij in zijn directe omgeving tegenkwam.
Kippenslachterij
Op 18 september 2018 verschijnt de verdachte in een geverfde outfit voor de Rotterdamse rechtbank. RTV Rijnmond meldt dat hij een warrige indruk maakt en zelfs af en toe indut. Het Pieter Baan Centrum (PBC) dat hem onderzocht heeft, komt tot de conclusie dat Albert leidt aan schizofrenie en psychotische stoornissen. Precies daarom wil zijn advocaat dat Albert B. niet vervolgd wordt. Zijn cliënt zou namelijk niet eens in staat zijn de zaak tegen hem te begrijpen.
Zijn advocaat omschrijft hem als een ‘tragische figuur’ met een stoornis. In zijn woning is een collectie vrouwenfoto’s gevonden, die als bizar aangemerkt wordt. Volgens zijn advocaat heeft B. geen verleden van agressie en zou hij niet over de vrouwen spreken als hoeren. Sterker nog: B. gaat een stapje verder en zegt dat hij de vrouwen als ‘zijn zusters’ beschouwt. Hij ontkent dan ook dat hij moorden heeft gepleegd: “Er worden mij moorden in de schoenen geschoven. Ik wil het tegendeel bewijzen.”
De officier van justitie benadrukt de respectloze en wrede manier waarop beide vrouwen van het leven zijn beroofd.
B. zou kennis van fileermessen hebben omdat hij ooit in een kippenslachterij heeft gewerkt.
Albert B. wordt op donderdag 18 oktober 2018 veroordeeld tot een celstraf van achttien jaar voor gekwalificeerde doodslag op de kwetsbare Berendina en Francis. Omdat het PBC geen verband kan leggen tussen zijn stoornissen in de jaren negentig en de delicten kan de rechtbank geen uitspraak doen over de recidivekans en is om deze reden tbs niet aan de orde. Als Albert met gebogen hoofd de rechtszaal verlaat in zijn geverfde jas en gympen, merkt advocaat Beker op: “Zo ziet zijn hele huis eruit. Hij heeft alles geverfd.”
Albert B. gaat in hoger beroep en op woensdag 10 juni 2020 wordt hij door het gerechtshof in Den Haag opnieuw veroordeeld tot achttien jaar celstraf.
Wat de overige zaken betreft die deel uitmaken van het cold-caseteam: er zijn geen sporen van B. gevonden bij de andere slachtoffers. Dus tot op de dag van vandaag doet het coldcaseteam onderzoek naar tientallen onopgeloste zaken van vermoorde prostituees.
- ANP