Een van de grootste mysteries in het vriesvak van de supermarkt is dat keiharde klompje saté waar je iemand een schedelbasisfractuur mee kunt bezorgen als je een beetje goed mikt. Want waarom zijn die dingen zo goedkoop? Drie stukjes vlees aan een stokje of los in een bakje, inclusief saus, en dat voor nog geen halve euro? Zijn het soms de restjes die ze in het vleesverwerkingsbedrijf van de vloer hebben geschraapt? Zijn het gemalen kippenpoten die anders toch weggegooid zouden worden? Of erger: hebben ze niet gewoon de dode ratten uit de vuilcontainer getrokken, gevild en verzopen in een plas satésaus voordat ze het invroren? Hoe vaker we langs dat vriesvak liepen, hoe meer vragen de mysterieuze bruine klompen opriepen. Je zou kunnen zeggen: kijk gewoon op het etiket en dan weet je het. Wij zeggen: we gaan ze gewoon allemaal proeven.
Klodder aan het plafond
Het plafond in het huis van de familie Van de Kraats, waar onze hoofdredacteur Peter zetelt, is nog maagdelijk wit.
Dat was in mijn ouderlijk huis wel anders. Daar hing ooit een klodder satésaus aan, op 24 mei 1995 om precies te zijn, en dat was allemaal de schuld van Patrick Kluivert. Het leek destijds een goed idee om tijdens de Champions League-finale tussen Ajax en AC Milan te gourmetten op de salontafel voor de tv. In de 84ste minuut van de wedstrijd, de stand was nog 0-0, nam ik een stuk stokbrood en doopte die in de pan met satésaus, niet wetende dat dat rampzalige gevolgen zou kunnen hebben. Rand strafschopgebied, Davids op Rijkaard, Rijkaard op Kluivert, die half struikelt door toedoen van een Milan-verdediger en dan dat puntertje met links: 1-0. Sneller dan dat Kluivert zijn shirt omdraaide en huilend naar de zijlijn rende, vloog dat stukje brood met die bruine klodder in mijn hand door de lucht, recht tegen het plafond. Een dag later kon ik met witte latex aan de slag. Gelukkig voor Peter wordt op het tijdstip van de test niet gevoetbald. Op het gasfornuis staan twee grote pannen: de ene is gevuld met heet water waarin twaalf soorten saté worden opgewarmd, in de andere pruttelt satésaus die hij zelf heeft gemaakt. Peter woonde als kind in Maleisië. Of hij daar is besmet met het satévirus weet ik niet – ik durf het ook niet te vragen, omdat de vloer anders overstroomt door zijn speeksel, zo verlekkerd kan hij erover praten – maar dat hij daar iets heeft opgelopen is duidelijk. Eten in het algemeen en saté in het bijzonder is heilig voor hem. De voorbereiding op die saus begon dan ook al uren geleden. Verse kruiden uit de toko, wortels met tongbrekers van namen, trassi van gefermenteerde garnalen; hoe authentieker, hoe beter. Maleisië ligt dan wel ver weg van zijn keuken in een rijtjeshuis in IJmuiden, maar in zijn wereld mag je dat niet proeven. Straks, na de test, gaan ook zelfgemarineerde kipspiezen buiten op de barbecue, zo weinig vertrouwen heeft hij in wat er in die goedkope zakjes zit. Hij zal er waarschijnlijk niet op spugen, saté is saté, maar hij heeft zich weleens meer verheugd op een eettest.
Kind van zijn vader
We gaan beginnen. Peter, zijn zoon Bram, collega Jochem en ik zijn de testers. Bram heeft zometeen een basketbaltraining, maar dat weerhoudt hem er niet van om minimaal twaalf stokjes naar binnen te werken. Wat dat betreft is het toch een kind van zijn vader.
Jochem vindt het best lang duren voordat de saté heet is. Te lang eigenlijk.
“Straks gaat het nog op koken lijken.”
Op het eerste plastic bord liggen vier stokjes saté van het merk Hebro (€ 1,59). Nog voordat hij één stukje heeft geproefd, steekt Peter er de loftrompet over. “Vier stokjes!” kirt hij. “Zo hoort het eigenlijk. Ik begrijp nooit dat ze er maar drie in die andere zakjes stoppen. Die kun je niet met zijn tweeën delen.”
Op de verpakking staat dat we te maken hebben met ‘mechanisch gesepareerd kippenvlees (36%), gemalen pinda’s (17%)’ en voor de rest een hoop E-num-mers, chemische elementen die allemaal eindigen op -aat en, verrassing, tomatensaus. De uiterste houdbaarheidsdatum is pas over tien maanden. Cellulose staat op de ingrediëntenlijst.
Jochem: “Kip met putjes!”
Peter: “Dat is cellulitis, gek!”
Jochem: “Het veert anders wel terug.” Bram: “Het ruikt ook niet eens naar saté.”
Bram is ook niet onverdeeld enthousiast over wat hij in zijn mond stopt. Ik vind eigenlijk alles lekker met satésaus, al is het een in stukken gehakte hamster die in een satévormpje wordt geperst en verkocht wordt als kip.
‘Vier stokjes!’ kirt Peter. ‘Zo hoort het eigenlijk. Ik begrijp nooit dat ze er maar drie in die andere zakjes stoppen. Die kun je niet met zijn tweeën delen’
Ondefinieerbare beige saus
Ik heb het nog niet gezegd of het universum neemt wraak op me. Voor me drijven een paar brokjes aan een houten spies in een ondefinieerbare beige saus. Ze zijn afkomstig van supermarkt Aldi en kosten maar 13 cent per stokje. En dan krijg je de saus er nog gratis bij.
Jochem: “Dit heeft niet eens de schijn van vlees.”
Bram: “Bij iets wat lijkt op champignonsaus mis ik de champignons.”
Peter: “Wat niks kost, is meestal ook niks.” Hij heeft het over de zogenaamde lever-worst-formule die supermarkten volgens hem hanteren. Je lijdt weliswaar verlies op een product – je kunt namelijk onmogelijk drie stukjes vlees met saus produceren, inclusief verpakking en distributie, voor nog geen 40 cent per pakje – maar je houdt het de klant als een worst voor waarmee je ze naar de winkel lokt, in de hoop dat ze meer dan alleen die saté, of wat er ook voor door mag gaan, in hun winkelwagentje leggen.
Ik kom er al vroeg in de test achter dat toch niet alles lekker is met satésaus. Ik ben niet de enige: met een 3 van Peter en Jochem, een 2 van Bram en een nog zeer genereuze 3,5 van mij weten we één ding zeker: die gaat niet winnen.
Bij het Basic-huismerk van Albert Heijn (drie stokjes, € 0,59) veer ik op.
Peter: “Dit ruikt in ieder geval naar saté.” Jochem tempert de feestvreugde: “Dit zijn negen identieke stukjes vlees verdeeld over drie stokjes. Dat kan niet. Doe dan in ieder geval alsóf er een natuurlijk product aan te pas is gekomen.” Peter: “Het is als bij biefstukrestaurant Loetje: veel jus, weinig vlees.”
Bram knikt goedkeurend: een zeven.
Ik huil van binnen: een vier.
Bij saté nummer vier komt er bij Jochem stoom uit de oren.
“Wat is dit?” fulmineert hij.
Op het bord liggen saus en vlees, maar geen stokjes. Het is de luxe variant van de saté van hiervoor, ook van het Basichuismerk van Albert Heijn (€ 1,18). Dat er geen stokjes bij zitten, is volgens Jochem onvergeeflijk. “Spareribs wil je toch ook niet voorgekloven op je bord hebben, of wel soms?” zegt hij. “Dit is pure minachting voor de saté-eter.”
Peter: “Ik vind het wel handig.”
Jochem: “Ik wil niet dat het handig is!
Je raakt hier de essentie van saté. Je gaat toch ook niet voetballen zonder bal?
Wat is dit voor een onzin? Dat je hier |het woord saté op durft te zetten is schandalig.”
Peter: “Het is gewoon gemak.”
Jochem: “Een all-inclusive vakantie is ook gemak, maar ook daar moet ik niet aan denken.”
Hij stopt een stuk vlees in zijn mond. Daarna begint hij te lachen: “Maar hij is wel lekker!”
Mét stokjes had hij er best een negen voor willen geven, maar hij trekt er zonder pardon drie punten vanaf.
“Ze mogen blij zijn dat het nog een voldoende krijgt.”
Benieuwd naar de resultaten van de diepvries-satétest? Lees het in Panorama's test-special of bekijk het op Blendle.
- Ruben Eshuis