Hoe vaak heb je dit jaar al aan de beademing gezeten voor de tv?
“Ach man... Vorig jaar was het al een gek, extreem, spectaculair wielerjaar – renners vlogen erin alsof het hun laatste koers was – maar dit jaar is misschien nog wel spectaculairder.
Dat komt vooral door de nieuwe generatie wielrenners, met Mathieu van der Poel voorop. Die gasten hebben echt schijt aan alle wielerconventies die wij in de afgelopen twintig jaar normaal zijn gaan vinden. Conventies als wachten, wachten, wachten, eerst je ploeg gebruiken, daarna het bordje van een ander leegeten… Van der Poel heeft daar schijt aan, maar dat geldt ook voor Wout van Aert, Tadej Pogacar, Julian Alaphilippe en talloze anderen. Echt bizar.”
Worden alle wielerwetten getart?
“Nogal. Wat Van der Poel een paar weken geleden in de Strade Bianche, maar vooral in Tirreno-Adriatico deed, op vijftig kilometer van de streep in de kou en met windkracht 6 in je gezicht op een idioot parcours demarreren, dat is gekkenwerk. Als je nou gewoon wacht tot het laatste klimmetje, heb je normaal gesproken de meeste kans om te winnen. Maar normaal bestaat niet meer: Van der Poel had het koud, verveelde zich waarschijnlijk, dus hij ging ervandoor. Dan zie je dat hij in de laatste tien kilometer tegen de grenzen van zijn eigen mogelijkheden aan rijdt, wat natuurlijk fantastische televisie is en fantastisch voor de koers, maar…”
‘De eerste drie dagen van de Tour hebben ideale aankomsten voor Van der Poel en Van Aert om de gele trui te pakken’
…hij is knettergek?
“Hij minimaliseert soms zijn kansen. Als je ook ziet wat hij tijdens een wedstrijd als Kuurne-Brussel- Kuurne flikte: toen ging hij op tachtig kilometer van de streep er al vandoor. En hij haalde het nog bijna ook.”
Een liefhebber zou zeggen: wielrennen is nog nooit zo leuk geweest als nu.
“Dat is het en dat is heel veel waard. We kijken te veel naar uitslagen, maar het echte verhaal is natuurlijk niet de uitslag. Het is slechts een fijne kapstok waar je verhalen aan ophangt. Het maakt niet alleen Van der Poel, maar ook de koers leuker als hij een paar keer te vroeg gaat en verliest. Ik zie het aan mijn zoontje van 5: hij vindt wielrennen wel leuk, maar hij vindt het pas écht leuk als Van der Poel in beeld verschijnt. En in het veldrijden is hij nóg vaker in beeld, dus dat vindt ie nog leuker.”
Wat is precies de aantrekkingskracht van Van der Poel?
“Hij is herkenbaar, hij wint veel en hij doet gekke dingen. Maar niet alleen dat: hij straalt zoveel plezier uit als hij fietst, een factor die schromelijk wordt onderschat in de profsport. Plezier wordt gezien als iets voor hobbyisten, voor amateurs. Dat is niet alleen in het wielrennen zo. Professionele sporters hebben nogal de neiging om alles heel overdreven serieus te nemen, alsof het alleen maar om dat ene resultaat in die ene wedstrijd gaat. Kijk alleen al naar een interview met een voetballer: verschrikkelijk. Alleen maar inzoomen, inzoomen, inzoomen op dat ene detail. Veel te serieus. Het is toch heerlijk dat Van der Poel zegt dat hij veel liever op een mountainbike zit dan op een racefiets? Dat iedereen dan zegt: maar je moet dit en je moet dat… en dat hij dan doodleuk antwoordt:
Maar ik moet helemaal niks! Hij is zo’n leuk en goed voorbeeld voor toekomstige generaties. Het plezier spat er gewoon vanaf. En niet alleen bij hem: dat zie je ook bij zijn concurrenten. Die hele generatie wil winnen, maar ook gewoon lol hebben.”
Van der Poel wordt al met de grootste wielrenner aller tijden vergeleken: Eddy Merckx.
Terecht?
“Toen Merckx fietste, van half jaren 60 tot eind jaren 70, waren er honderd goede profs op de wereld, meer niet. En ze kwamen ook alleen uit Frankrijk, Italië, Spanje, Nederland en België, daar hield het wel een beetje op. Nu heb je zoveel goede renners. Overal op de wereld wordt zó verschrikkelijk hard gereden. Ik heb een jaar lang met mijn fiets over de wereld gezworven. Of ik nou in Japan of in Zuid-Afrika was: overal ging het hard. Wielrennen is ontzettend gemondialiseerd, anders dan in de tijd van Merckx. Hij fietste nog vóór de val van de Berlijnse Muur, hè. Hij reed niet eens tegen Russen, kun je nagaan. Daar kun je het huidige wielrennen niet mee vergelijken. Wat ik zo bijzonder aan de generatie van nu vind, is dat die renners het wielrennen naar een ongekend hoog niveau tillen. Het gaat harder, omdat ze elkaar elke week maar blijven bestoken. In plaats van dat er behoudend wordt gekoerst, is het nu elke keer all-out, vanaf heel ver.”
Tien jaar geleden zou meteen worden gezegd: doping! Waarom nu niet?
“Tien jaar geleden zaten we nog in een storm van bekentenissen, nu wordt er bijna niemand meer gepakt. Als het dopingspook minder zichtbaar is, hebben we het er misschien minder over.”
Is het er nog?
“Het is er altijd. Schone sport is een utopie, maar het is wel schoner dan tien of twintig jaar geleden. En jongens als Van der Poel en Van Aert fietsen al hun hele leven op deze manier. Er wordt pas een vraagteken bij een renner gezet als hij nooit een goede uitslag rijdt, maar opeens, vanuit het niets, met de besten meekan. Dat je denkt: wat is dit nou? Maar van de andere kant: het gaat dit seizoen harder dan ooit tevoren. Overal worden klimrecords gebroken, ook records die nog uit het dopingtijdperk stammen.”
Hoe kan dat?
“Het materiaal is beter dan ooit, trainings- en voedingsschema’s zijn nog nooit zo goed geweest als nu, dus het is logisch dat we in de buurt komen van de beste tijden. Maar je kunt ook zeggen: vorig jaar is er door alle coronabeperkingen niet of nauwelijks op doping gecontroleerd. Dat heeft ook invloed, want het is verleidelijker geworden om doping te gaan gebruiken.”
‘De aarde draait er niet om de zon, maar om de koers, dat is voor Vlamingen de Ronde van Vlaanderen’
Vrees jij dat er binnenkort een paar renners tegen de lamp lopen?
“Ik zie dat er een scheidslijn door het peloton loopt, tussen ploegen die zich inzetten voor een transparante sport en ploegen die dat geen reet interesseert en tegen hun renners zeggen: zorg maar dat je goed bent en verder doe je maar alsof er niks aan de hand is. Een scheidslijn tussen de transparanten en de opportunisten.”
Transparant zijn is inzicht geven in de prestaties van de renners?
“Onder andere. Ik merk dat ik aan ploegen als Jumbo-Visma, Team DSM (het voormalige Team Sunweb, red.), Mitchelton-Scott, Alpecin-Fenix van Van der Poel en een paar Franse ploegen alles kan vragen, van wattages en attesten tot die zogenoemde whereabouts van renners, ofwel bewijzen van waar ze buiten competitie zijn geweest.
Zulke ploegen gaan ver in hun transparantie, andere ploegen helemaal niet.”
- Paul Tolenaar