Deel 1: Stan de rechtlijnige
Hoe klein de wereld is, blijkt uit de volgende gebeurtenis. Het was 1989 of 1990. Ik had een goede vriend, Martin, wiens vader –laten we hem Manus noemen –handelde in sloopmateriaal uit kantoorpanden. Manus verwijderde in opdracht meubilair, jaloezieën, lampen en systeemplafonds uit kantoorpanden die gerenoveerd of gesloopt werden. Eigenlijk alles wat de opdrachtgever niet meer wilde, nam hij mee. Een deel ervan ging dan naar de sloop, maar het grootste deel sloeg hij op in loodsen, als een soort autosloperij, om uiteindelijk vroeger of later weer verkocht te worden.
Het was een goed handeltje want Manus werd zelfs betaald voor deze dienst.
Op een dag had Manus een klant in zijn loods, een man van middelbare leeftijd, met een verlopen gezicht, in werkmanskleding. De man was op zoek naar systeemplafonds en dossierkasten, en Manus had die in overvloed. Na een korte rondleiding en wat onderhandelen, betaalde de klant voor de spullen die hij wilde hebben en sprak met Manus af dat de bestelling een paar dagen later afgeleverd zou worden.
Een dag later had Manus weer een klant, en die wilde dezelfde spullen hebben, en betaalde er beter voor. Bovendien, en dat is belangrijk, nam die man de spullen direct mee. Maar nu zat hij met een probleem: die eerste klant had ook betaald voor die spullen.
Manus besloot toen ongeveer dezelfde, maar toch gewoon andere spullen te leveren dan die waarvoor de eerste klant betaald had. Hij maakte zichzelf wijs dat die eerste klant het verschil niet zou opmerken. Dat was een vergissing die hem bijna fataal werd.
Ik wist hier allemaal niks van tot ik op een dag gebeld werd door mijn vriend Martin. Hij was in paniek en had mijn hulp nodig. Ik ken Martin al sinds ik vijf jaar oud ben. Toen hij me vertelde hoe zijn vader zich in een wespennest had gestoken, snapte ik het direct.
Daniel Belinfante
Manus is een vriendelijke man met een geweldig gevoel voor humor, maar ook iemand die het niet erg nauw neemt met afspraken, beloftes, contracten en dergelijke. Hij was qua inborst de typische tweedehandsautoverkoper, met andere woorden iemand die niet heel moeilijk doet over een beetje liegen en bedriegen.
Maar de man die hij nu had bedrogen, was Stanley Hillis. Martin nam mij mee naar zijn vader die mij het hele verhaal vertelde. Ik mocht Manus graag, maar eigenlijk had ik hier weinig medelijden mee, en als het niet Martins vader was geweest, had ik het hem lekker zelf laten uitzoeken. Maar dat was nu geen optie. Die eerste klant had Manus gesommeerd de spullen te leveren waarvoor hij betaald had, of een boete te betalen van 30.000 gulden. Zo niet, dan zou die eerste klant hem afmaken. Dat klonk erg dramatisch over wat tweedehands meubilair, maar Manus was ervan overtuigd dat die man het meende, en had al een paar stompen gekregen van een ‘vriend’ van de klant. Manus was in alle staten, want de spullen waren al weg en de boete was veel te hoog, Manus ging dat niet redden. Ik besloot dat ik wel ging praten met die klant. Ik kon mijn ogen niet geloven toen bij het adres in grote letters de naam stond van een winkel in aanbouw die ik kende, evenals de eigenaar ervan: Stanley Hillis.
In plaats van Stan zelf op te zoeken – ik kende hem al wel, maar had hem slechts één of twee keer ontmoet – belde ik Mink, die Martin en Manus ook goed kende, en die reeds nauw samenwerkte met Stanley. Mink heeft het probleem toen diplomatiek uit de wereld geholpen – zoals hij altijd doet – en Manus heeft een harde les geleerd. En ik ook: Stanley was meer dan gemiddeld gevoelig voor bedrog. En had er nul tolerantie voor.
Manus maakte zichzelf wijs dat die eerste klant het verschil niet zou opmerken. Dat was een vergissing die hem bijna fataal werd, want die klant was Stanley Hillis.
Deel 2: Stan de leider
In juni 1991 werd Klaas Bruinsma vermoord. Dat is nu dertig jaar geleden, en een heleboel mensen zullen geen idee hebben hoe belangrijk Klaas lange tijd was, zowel in de onderwereld als daarbuiten, als ze al weten wie hij was. Klaas was volgens justitie de eerste echte ‘crime boss’ in Nederland, en voor de verandering ben ik het een keer met justitie eens. Ik heb Klaas zelf nooit ontmoet, maar uit alle verhalen die ik over hem heb gehoord van mensen die hem goed hebben gekend, komt het beeld naar voren van iemand met intelligentie, visie, ambitie, discipline, organisatietalent en het vermogen anderen aan zich te binden.
De laatste periode van Klaas’ leven werd gekenmerkt door overmatig drugsgebruik en paranoia. Hij was feitelijk alleen nog een boegbeeld, maar niet werkelijk meer de leider van de organisatie die hij had opgebouwd. Er was een klein groepje mannen die de daadwerkelijke leiding had, en de de facto leider van dat groepje was een man genaamd Stanley Hillis.
De moord op Bruinsma leek een vacuüm te creëren voor de mensen die eigenlijk nog niet zo goed doorhadden dat Klaas alleen nog in naam de baas was. Zij wisten niet dat de dagelijkse leiding al een tijdje efficiënt gedaan werd door Stanley en de twee anderen met wie hij een driemanschap vormde, Jan Femer en Mink Kok. Om eventuele wilde plannen voor te zijn en aan iedereen duidelijk te maken wie de boel overnam, werd er een bijeenkomst geregeld in een kroeg in de Warmoesstraat in Amsterdam, vijftig meter van het politiebureau aldaar.
Ik had hier allemaal geen idee van toen Mink me tijdens een ritje informeerde dat we naar een vergadering gingen en dat ik ‘scherp’ moest blijven omdat, zoals hij zei ‘het alle kanten op kon gaan’.
Zoiets had hij nog nooit tegen me gezegd en ik heb snel de neiging dingen erg letterlijk te nemen, dus wat mij betrof, betekende het dat ik in principe ging schieten op iedereen die ik niet kende en die iets te plotseling bewoog. Niet werkelijk natuurlijk, maar erg op m’n hoede was ik in ieder geval wel. De kamer waarin de bijeenkomst plaatsvond, was een supercliché. Schemerig, rokerig, een grote tafel in het midden met een enkele lamp erboven van het type dat je vindt in fabriekshallen. Tegen de muren stonden stoelen die bedoeld waren voor de secondanten, zo vermoedde ik.
Toen Mink en ik naar binnen liepen, was Stanley al aanwezig met zijn twee bodyguards, Jan Femer was er met Jules Jie, Etiënne Urka was er, en twee van de andere betrokkenen waren ook reeds aanwezig, een ervan met bodyguard.
Het wachten was op de laatste genodigde, en naar ik nu begreep was dat degene waarvan Stanley dacht dat hij weleens problemen kon gaan veroorzaken. Omdat ik de groep kende, kon ik wel bedenken wie die persoon was.
Ik was nooit op de hoogte van de gedetailleerde ins en outs van de leiders van de groep, maar het verbaasde me niet dat het deze persoon was – laten we hem Sven noemen – die de aanleiding was voor het houden van deze bijeenkomst.
De sfeer was gemoedelijk. Ook Stan leek ontspannen. Iedereen had net handen geschud met elkaar. De leiders zaten rond de tafel en de rest zat of stond tegen de muur toen de deur met een klap openging. Ik had mezelf achter de deur geplaatst zodat, als er iemand binnenkwam, ik die persoon eerder zou zien dan hij mij.
Net als de meeste anderen schrok ik een beetje van de openslaande deur, en ik had mijn hand al op de kolf van mijn pistool. Maar Sven –want die was het – had beide handen omhoog in een joviaal gebaar van begroeting en wellicht overgave, en iedereen ontspande zich. Ik denk niet dat iemand zag dat ik bijna een pistool getrokken had, en dat was maar goed ook. Niet iedereen had er de humor van kunnen inzien. Als mij iets gevraagd zou worden, had ik natuurlijk direct Mink de schuld gegeven omdat hij mij op scherp had gezet...
Nadat opnieuw iedereen handen had geschud, vertrokken de bodyguards, knechtjes en chauffeurs naar buiten. De meesten gingen een biertje drinken in de kroeg, er gingen praatjes rond over een nieuw meisje dat sinds kort achter de bar werkte, en die wilde ik ook weleens zien. En zo kwam ik erachter dat mijn oudere zus Emmely was aangenomen in De Spelonk. Het was een kleine wereld. Emmely was een knappe vrouw, en had direct de aandacht van iedereen. Toen ze de mannen vertelde dat ik haar broer was, werd ik direct het centrum van de aandacht; verzoeken van die mannen om ze met haar in contact te brengen, waren maar half als grapje bedoeld.
Er werd gedronken, gelachen, er leek een goede sfeer te hangen, maar ik ontspande me niet. Ik was niet vergeten dat Mink niet op z’n gemak was bij deze vergadering en ik had er graag bij gezeten. Maar ik moest wachten, iets waar ik ondertussen wel aan gewend was. Alles leek oké toen de bijeenkomst voorbij was en de mannen naar buiten kwamen. Minks ogen vonden de mijne en hij seinde me dat we direct vertrokken. “Het was effe spannend, maar ik denk dat het wel is opgelost. Die Ouwe was echt klaar met Sven. Ik geloof dat hij wel doorhad dat dit maar op één manier ging eindigen als hij zo doorging.”
Ik wist ongeveer wie Sven was, en kon afleiden dat hij ambities had die Stan niet bevielen, maar de details wist ik niet en ik ging ze ook niet vragen. Mink deelde zulke dingen wel of niet met mij, maar erom vragen had zelden zin. Dan kreeg ik een van zijn befaamde tien minuten durende antwoorden die nul informatie bevatten.
Ik kende Stanley nog niet heel goed, en het verbaasde me dat Mink zo over hem sprak, hij kwam op mij niet over als iemand die makkelijk geweld kon plegen of laten plegen, maar uit Minks toon was duidelijk dat hij dacht dat dit Svens laatste kans was om zijn ambities uit eigen beweging in te tomen. Sven leeft nog steeds, dus kennelijk is Stan er altijd van overtuigd geweest dat Sven dat ook heeft gedaan.
STANLEY VERTROUWDE EIGENLIJK NOOIT IEMAND, GING ALTIJD DIRECT VAN HET SLECHTSTE SCENARIO UIT, OOK BIJ IEMAND DIE ZICH AL KEER OP KEER BEWEZEN HAD
Deel 3: Stan de kritische
Ik heb zelf ook een keer een probleem met Stan gehad, zoals ik in mijn boek Weg van de Misdaad vertel. Heel kort samengevat was er een financieel conflict waarin Stan verteld was dat ik zonder toestemming grote onkosten had gemaakt, een keiharde leugen die me voor korte tijd in een benauwde positie plaatste.
Dit speelde zich af in mei 1993, en tegen die tijd kende ik Stan al een heel stuk beter. Stan was niet iemand die bij het minste geringste naar geweld zou grijpen, maar ik wist heel goed dat als hij niet overtuigd zou zijn van mijn onschuld in deze situatie, ik echt een probleem zou hebben. Op zijn minst zou ik uit de groep gegooid worden, maar ik betwijfel of het daarbij zou blijven als Stan oprecht dacht dat ik de boel belazerde. Dan zou ik moeten boeten. Dat zou ik niet vrijwillig doen, en dat zou op zijn beurt weer leiden tot een conflict dat ik uiteindelijk nooit had kunnen winnen, en dat bovendien mijn vriend Mink in een onmogelijke positie zou plaatsen.
Het liep voor mij uiteindelijk goed af, maar het werd me opnieuw duidelijk dat Stanley eigenlijk nooit iemand vertrouwde, altijd direct van het slechtste scenario uitging, ook bij iemand die zich al keer op keer bewezen had, iemand waarvoor Mink garant stond. Het deed er niet toe, hij vertrouwde het niet tot hij absoluut zeker wist hoe de vork in de steel zat. En zelfs dan kon het minste of geringste hem zo weer doen twijfelen.
Deel 4: Stan de dierenvriend
Gangsters zijn net mensen. Ze hebben vrouwen en kinderen, vieren verjaardagen en zijn gek op hun huisdieren. Stanley had een kat, de grootste kat die ik ooit als huisdier heb gezien. Een Turkse angora genaamd Mukir, maar hij luisterde alleen als je hem Moekie noemde.
Op een dag was ik bij Stan thuis om iets af te leveren, en voor de zoveelste keer merkte ik op wat een prachtig dier het was. Stan zei geërgerd “Wil je dat kutbeest hebben? Neem hem alsjeblieft mee!
Ik zat hem gisteren achterna met een kapmes op het dak!” Als het iemand anders was geweest, had ik ervan uitgegaan dat dat een overdrijving was, maar uit de mond van Stan...
Hij vertelde me dat Moekie steeds ontsnapte en dan vocht met andere katten in de buurt, meestal met hoge dierenartskosten tot gevolg. Stanley kreeg door de kat ruzie met zijn buren en het kapmes liep het risico niet alleen op Moekie gebruikt te gaan worden, maar ook op de verontwaardigde buren. Moekie was meer een leeuw dan een huiskat, alleen spierwit.
Ik vroeg hem of hij het aanbod meende en hij zei ja. Ik belde Eugenie, mijn vrouw, die ik al eerder had verteld over het witte monster, en die wilde hem ook wel. Moekie was een fantastische aanwinst voor ons gezin. Ja, hij was een vechtersbaas, maar als alle andere katten in de buurt eenmaal begrepen dat er een nieuwe sheriffin town was dan was alles prima. Met m’n honden ging hij ook perfect. En toen hij oud was, hield hij mijn jonge zoons warm. Moekie was echt een geschenk voor mijn gezin en een blijvend aandenken aan Stan.
En Stan en z’n toenmalige vrouw bleven altijd geïnteresseerd in Moekies doen en laten. Die gekke witte kat creëerde een band tussen mij en Stan die er tot dat moment niet was.
Nee, Stanley Hillis en ik zijn nooit vrienden geweest. Ik vond hem lastig in de omgang. Ik weet zeker dat hij mij ook niet echt moest. Maar wat je verder ook kan zeggen over hem, een karakter was het wel.
STANLEY HILLIS EN DE LIQUIDATIES
Deze week worden de dossiers Agenda en Perugia behandeld in het hoger beroep van Willem Holleeder, respectievelijk de moorden op Kees Houtman en Thomas van der Bijl. Gedurende april zullen deze twee dossiers afgerond worden.
In mei is het de beurt aan de dossiers Enclave en Boeddha, over de liquidaties van respectievelijk de malafide vastgoedman Willem Endstra en de Amsterdamse topcrimineel John Mieremet (foto links). Bij Houtman en Van der Bijl zal het nog lastig zijn om Stanley Hillis erbij te betrekken, maar bij die laatste twee en bij de liquidatie van Cor van Hout zou Willem Holleeder best eens wat punten kunnen scoren.
Stanley Hillis moest niets hebben van Van Hout, wat niet heel vreemd was, want Hillis moest helemaal niets van mensen hebben, maar Cor had hem ook nog eens beledigd in een dronken bui. Hij noemde Hillis onder meer een ‘ouwe stinkkerel’.
Met John Mieremet had Hillis een lange geschiedenis; beiden maakten deel uit van de bende van Klaas Bruinsma, maar waren nou niet bepaald vrienden. Hillis noemde Mieremet en zijn maatje van destijds Sam Klepper (foto hiernaast) geregeld ‘twee ouwe wijven’. Zijn zwarte geld belegde Mieremet voor een groot deel bij Willem Endstra. Toen Mieremet – en met hem nog een paar andere criminelen – dat terug begon te eisen, bleek dat ineens heel moeilijk. De Amsterdamse crimineel had al snel door dat hij uitbetaling kon vergeten en luidde met een geruchtmakend interview in De Telegraaf de ondergang van Endstra in. Dat was weer tegen het zere been van Hillis, die zijn geld óók bij Endstra had gestald. Praten met de pers doe je niet, en al helemáál niet als daardoor het geld van de Ouwe in gevaar dreigt te komen. Er gebeurde vervolgens iets bijzonders: Hillis zette eigenhandig vastgoedman Endstra onder druk om geld over te maken met de belofte dat Endstra daarna overal vanaf was. Toen de miljoenen eindelijk waren bijgeschreven, lag Endstra een paar maanden later op de stoep van de Apollolaan.
Op een wrange manier was hij overal vanaf. Anderhalf jaar later werd John Mieremet in Thailand geliquideerd.
De verwachting is dat het hoger beroep van Holleeder dit jaar wordt afgerond.