De vermissing van Marjo Winkens uit het Limburgse boerendorp Schimmert is in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een levensgroot raadsel. De 17-jarige scholiere rijdt op een geleende brommer na een kermisbezoek in het centrum van Sittard in de nacht van 1 op 2 september 1975 richting huis. Het is vrij warm die nacht. Haar haren wapperen lichtjes in de duisternis door een nazomerbriesje.
Die nacht verdwijnt Marjo spoorloos tussen Spaubeek en Schimmert. De brommer en wat kleren van haar weten de opsporingsdiensten snel op te sporen in de buurt van het plaatsje Swalmen. Maar van het meisje zelf is tot nu nooit meer iets teruggevonden, zelfs geen minuscuul dna-spoor.
Brieven van een moordenaar
Nederlands bekendste privédetective Ben Zuidema (83) heeft van begin af aan beroepsmatige interesse in deze zaak. Hij volgt midden jaren 70 de berichten in de media over het dramatische voorval. Als de tegenwoordige éminence grise van het particuliere speurderskorps geruime tijd later in zijn brievenbus kijkt, ziet hij een envelop met daarin een handgeschreven brief. Deze blijkt afkomstig van ene Jan S. uit Enschede, een tot een gevangenisstraf en tbs veroordeelde moordenaar die graag met Zuidema in contact wil komen voor hulp, zo schrijft hij.
De detective reageert in eerste instantie niet, ook niet als hij weken later een tweede brief krijgt van S. “Ik dacht toen: wat moet ik met deze gek? Ik was op dat moment vooral bezig met geroofde schilderijen en auto’s. Maar omdat S. drie briefjes van 1000 gulden voor mij in de envelop met de tweede brief had gedaan, was ik toch ook nieuwsgierig.”
Zuidema blijkt te maken te hebben met een hardnekkig persoon.
Jan S. geeft namelijk de moed niet op en stuurt nog een derde brief.
“Jan beschuldigde mij daarin van het plegen van een moord in het Belgische grensplaatsje Smeermaas. Ik was verbijsterd en woedend tegelijk, want daar wist ik natuurlijk helemaal niks van. Ik ben meteen met die brief naar de politie in Maastricht gegaan.”
De detective overlegt op het bureau koortsachtig met de politieleiding. “Die adviseerde mij om toch eens met S. te gaan praten. Dat kon immers nooit kwaad, wisten wij veel of er misschien toch meer uit zou komen. Een paar dagen later zat ik in de auto richting het Pieter Baan Centrum in Utrecht, onderweg naar Jan S.”
De ontmoeting met S.
Hun eerste ontmoeting is zakelijk. Zuidema: “Ik vroeg tijdens onze kennismaking meteen aan Jan S. wat hem bezielde om mij van moord te beschuldigen? S. moest lachen en antwoordde: Ik wist ook wel dat jij daar niks mee te maken had, maar je bent daardoor wél alsnog naar mij toegekomen. S. had me zo uit de tent weten te lokken. Toen wist ik onmiddellijk met wat voor een sluw en uitgekookt persoon ik van doen had.” Maar Zuidema vindt de persoon wel professioneel interessant.
Samen met Jan S.’ partner Ria zet Zuidema talloze malen koers richting Utrecht. “Ik wilde zaken oplossen en hoopte via Jan informatie te krijgen over allerhande kwesties.” Voordat het tweetal elke week naar het PBC vertrekt, maakt Ria de boodschappen voor Jan klaar: een Limburgse vlaai en een colablikje dat met een spuitje heimelijk gevuld is met jonge jenever.
Tijdens een van Zuidema’s ontmoetingen in het PBC gebeurt er iets heel opmerkelijks: “Jan zei plots: Ben, ik wil jou iets opbiechten. Ik heb Marjo Winkens ontvoerd en vermoord. Dat zei hij dus vanuit het niets, plompverloren.
Ik wist echt niet wat ik hoorde,” vertelt Zuidema vele tientallen jaren later nog steeds met opgewonden stem.
De tachtiger, die zich gezien zijn hoge leeftijd alleen nog met speciale zaken als de verdwijning van Winkens bezighoudt, vertelt verder: “Jan biechtte aan mij op dat hij samen met een bekende van hem op de avond voor de nachtelijke verdwijning van Marjo Winkens in een café in Sittard was. Hij kende Marjo al. Hij had haar gezien tijdens een ziekenhuisbezoek aan familieleden die toen toevallig bij elkaar op de kamer lagen. Jan durfde hierover te praten, want hij wist op dat moment toch dat hij de komende tijd sowieso niet in vrijheid zou kunnen leven. Hij vreesde niks en niemand.”
Ben Zuidema: 'Jan S. zei vanuit het niets: Ben, ik wil jou iets opbiechten. Ik heb Marjo Winkens ontvoerd en vermoord.'
Van haar brommer getrokken
S. beschrijft tijdens zijn gesprek met Zuidema hoe hij Marjo Winkens ontvoerd heeft en daarna vermoord, legt de speurder nu aan Panorama uit. “Jan S. wachtte Marjo na haar stapavondje op, op een zijweggetje van de doorgaande weg van Spaubeek naar Schimmert. Hier heeft S. naar eigen zeggen dat meisje van haar brommer getrokken en ontvoerd naar een autogarage in Voerendaal.”
Die plek was door S. niet toevallig gekozen, zo hoort Zuidema van de tukker. “Jan kende die autogarage omdat hij daar ooit gewerkt had als bouwvakker. Hij heeft tegenover mij bekend dat hij haar daar vermoord heeft, gewurgd, en haar lichaam toen in een blauwe deken heeft gerold. Het stoffelijk overschot is hij samen met een kompaan gaan begraven in een natuurgebied in het gehucht Waterval in Ulestraten, precies op de grens met Meerssen.”
Zuidema vervolgt: “Jan S. gaf toen nog een opmerkelijke aanwijzing: Ben, ga terug naar dat zijweggetje waar ik Marjo van haar brommer getrokken heb. Daar liggen zeker tien papiertjes van hoestsnoepjes. Die heb ik daar laten vallen toen ik haar stond op te wachten.”
De nieuwsgierige speurder checkt die bewering, zo vertelt hij nu. “Ik checkte altijd alles. Dus ik daarheen, en potverdorie wat denk je: ik vond daar die papiertjes. Daarover sprak Jan S. dus de waarheid.” Ben Zuidema meldt zich kort na de onthullende verklaring van Jan S. over zijn rol bij de verdwijning van Marjo Winkens met zijn informatie bij de Limburgse politie.
Hier krijgt hij niet echt een luisterend oor, verzucht Zuidema.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Politie