Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Oud-international Glenn Helder: 'Luisteren is een kwaliteit'

Oud-international Glenn Helder: 'Luisteren is een kwaliteit'

Tijdens zijn voetbalcarrière nam Glenn Helder (52) weleens ‘een verkeerde afslag’, maar hij heeft zijn leven al meer dan tien jaar weer op de rit. Over rasvoetballers, levenslessen en Nederland-Ierland op Anfield: “Van dat clubje ben ik de enige die geen multimiljonair is geworden.”

Publieksspelers hebben publiek nodig: ben je blij dat je in de jaren negentig voetbalde en niet nu in lege stadions?

“Dat weet ik niet. Ik kreeg altijd energie van een vol stadion, ook van fluitconcerten. Met Vitesse speelde ik ooit een uitwedstrijd tegen Heerenveen. Bijna iedereen in dat stadion was tegen mij. Al in de eerste vijf minuten passeerde ik een verdediger die mij op mijn voet tikte waardoor ik uit balans raakte en viel. Maar dat ik op mijn voet werd getikt had niemand op de tribunes gezien. Vanaf dat moment floten ze mij bij elk balcontact uit alsof hun leven ervanaf hing.

Maar dat maakte mij niet slechter, integendeel. Het was voor mij pure brandstof. Iedereen in dat stadion moest en zou ik het zwijgen opleggen, en dat lukte: 0-4. Eén doelpunt, drie assists. Kreeg ik na afloop wel een applaus voor, dat vind ik dan wel mooi. Ik had een over-mijn-lijkmentaliteit in het veld, helaas niet daarbuiten.”

In hoeverre was het voetbal toen anders dan nu?

“Vroeger had je meer rasvoetballers. Neem iemand als Steven Berghuis, daar heeft Feyenoord er maar één van. In mijn tijd hadden de clubs twee of drie van dat soort spelers. En dan niet alleen Ajax, Feyenoord en PSV: bijna alle clubs. Ajax had in de jaren negentig onder anderen Van der Sar, de De Boertjes, Davids, Seedorf en Kluivert; Feyenoord had mannen als De Wolf, Blinker, De Goeij en Fräser, maar bijvoorbeeld Roda JC had ook jongens als Van Galen, De Kock, Atteveld en Hanssen. Bij Vitesse speelde ik onder anderen met Cocu, Bos, Sturing, Makaay en Gillhaus. Echte karakters. Als je tijdens een training voetbalschoenen droeg die een andere kleur dan zwart hadden, dan kon je daarna gelijk door naar de atletiekbaan. Want je bleef maar springen, springen, springen om alle doodschoppen te ontwijken.”

Je ging van Sparta naar Vitesse waarna je je debuut maakte voor Oranje en een droomtransfer naar Arsenal verdiende. Wilde de top van Nederland je niet hebben?

“Toen ik bij Sparta speelde, had Feyenoord Regi Blinker op linksbuiten. Die speelde elke wedstrijd voor een topclub en was onomstreden. Ik maakte bij Vitesse mijn grootste ontwikkeling door, toen werd het een heel ander verhaal.”

Waarna er opeens een paar buitenlandse clubs op de deur klopten in Arnhem, waaronder Arsenal en Newcastle United: toonden Ajax en Feyenoord geen interesse?

“Jawel, maar Vitesse had Karel Aalbers als voorzitter. Echt een topvent. Die vroeg doodleuk 10 miljoen gulden voor mij. Tenminste, aan Ajax en Feyenoord. Hij wilde mij gewoon niet kwijt, zeker niet aan een club in Nederland, dus hij vroeg een bedrag waarvan hij toch wist dat niemand dat ging betalen. Pure bluf ja.

Maar Arsenal kon ik niet laten schieten: uiteindelijk betaalden zij 5,4 miljoen gulden.”

‘Als ik niet trainde, zat ik in de gokhal. Dan zag ik mezelf op tv, terwijl ik aan het spelen was. Heel raar, maar ik presteerde wel op het veld’

In Londen speelde je onder andere met Dennis Bergkamp, Ian Wright, Tony Adams en Paul Merson, over karakters gesproken.

“Ik was nog in onderhandeling met Arsenal toen ik Paul Merson zag huilen op tv. Hij was weer terug bij Arsenal, nadat hij even daarvoor was verhuurd aan Brentford en had bekend dat hij verslaafd was aan drank, cocaïne en gokken. Tony Adams, echt een topaanvoerder, stond ook vaak in de tabloids als hij te veel had gedronken. Ik wist dus waar ik terechtkwam.”

In een land vol verleidingen en tabloids?

“Verleidingen had ik in Nederland al. Bij Sparta liep ik al bij het Riagg, omdat ik gokverslaafd was. Dan ging ik wel met mensen praten en de club regelde allemaal dingen voor mij, maar ik kwam er niet vanaf. Ook niet toen ik naar Vitesse ging. Sterker nog: als ik niet trainde, zat ik in de gokhal. Dan zag ik mezelf op tv, terwijl ik aan het spelen was. Heel raar, maar ik presteerde wel op het veld. Bij Vitesse werd ik in mijn eerste jaar uitgeroepen tot voetballer van het jaar, en bij De Telegraaf werd ik derde in het Voetballer van het jaar-klassement, in het jaar dat Ajax de Champions League won. Dat zegt genoeg.”

Je prestaties leden er niet onder, dus je gokte gewoon door?

“Na elke wedstrijd gingen we stappen in de iT, in Amsterdam.

Als De Telegraaf dan om zes uur ’s ochtends op de mat lag, stond ik nog in de discotheek. Daar las ik dat ik weer een 8 had gekregen, of een 9. Nooit lager dan een 7. Dan schreven ze weer dat ik een hoofdrol had vervuld op het veld, terwijl ik daar half naar de klote in die discotheek stond. Je krijgt dus niet die klap van: hé klootzak, je doet iets verkeerd. Althans, je hebt niet de mentaliteit om tegen jezelf te zeggen dat je niet goed bezig bent. Want het gaat toch goed allemaal? Iedereen is toch tevreden? Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen.”

Omdat spelers nu minder vrijheid hebben?

“Ze hebben nog steeds heel veel vrijheid, maar ga nu maar eens in een gokhal staan. Eén foto en bam, je bent de lul. En dat is ergens ook wel goed. Je mag als voetballer best beseffen dat je een voorbeeld bent en dat je veel geld verdient met tegen een bal aan trappen: andere jongens van jouw leeftijd staan ergens aan een lopende band.”

Gleed je af in Londen?

“Ik gleed niet af, ik ging alleen niet omhoog. Ik was veel te eigenwijs.

Ik had bij Vitesse al beter naar mijn zaakwaarnemer Rob Jansen moeten luisteren. Luisteren is ook een kwaliteit, hè. Ik kon niet met geld omgaan, maar Rob had iemand gevonden die mij dat zou kunnen leren. En snel ook, want er klopten buitenlandse clubs op de deur. In het buitenland zou ik veel meer gaan verdienen, dus ook veel meer over de balk kunnen smijten. ’s Ochtends moest ik naar het kantoor van Rob komen zodat wij samen met diegene konden starten met zo’n traject. Als ik niet zou komen, zo verzekerde Rob mij, dan trok niet alleen hij, maar ook mijn familie al hun handen van mij af. Dit was menens. Al vond er een aardbeving plaats: ik móest er zijn. Maar ik kwam niet. Ik was zó eigenwijs dat ik bewust met mijn auto tegen een boom aanreed. Helemaal gestoord. Ik weet nog dat ik belde: Sorry, Rob: ongeluk gehad. Kan niet komen. Dan ben je gewoon niet te helpen. Dan ben je gewoon getikt.”

Benieuwd naar de rest van het interview? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.

Sport Clemens Rikken