Als ik denk aan worstelen, denk ik aan Hulk Hogan die met een lange geblondeerde hangsnor in een onderbroek met de print van een Amerikaanse vlag een Mexicaan in een spandex pak met opgeplakte plastic vlammen tegen de grond werkt. Dan denk ik aan megahallen met honderden, zo niet duizenden mensen die gillen naar Rocky Balboa-lookalikes en naar reusachtige Russische mannen van 2,30 meter, die geen woord zeggen en alleen maar gevaarlijk naar het publiek kijken. Ik kan dat spektakel maar moeilijk rijmen met Nederland. Nederlanders zijn er te serieus voor, doorgaans. Te gewoontjes. Toch ben ik een beetje zenuwachtig wanneer ik het zaaltje in Amersfoort binnenstap.
De lucht in de zaal, die gezellig vol is, ruikt naar zweet en bier. In de ring staat een hardrockband dito muziek te spelen. Het publiek lijkt het allemaal best te vinden. Niemand komt voor de band. Iedereen wil gewoon zwetende en worstelende mannenlijven zien, lijkt het credo. Maar de band kan het weinig schelen – die speelt stug door.
Soort mannenbadpak
Achter de schermen raak ik aan de praat met Chico, en een collega van hem, met een grote baard, een grote buik en een soort mannenbadpak aan. Chico verstaat en spreekt amper Nederlands, maar hij probeert het, met een glimlach, en dat is hem natuurlijk na te geven.
Hoe gaat het hier?
‘Ja, ja,’ antwoordt Chico.
Heb je al gevochten?
‘Ja, nee,’
Oké.
‘Deze company is populair in Nederland,’ zegt hij, terwijl hij wijst op een logo op zijn broek. Even valt het gesprek stil. Chico wijst nog eens op zijn logo.
Maar, jij weet al of je gaat winnen, toch?
‘Wat?’
Nou, alle gevechten zijn toch gewoon afgesproken? Dat lees je toch overal, over worstelen?
‘Nee, nee, dit is echt. Echt. Ik ga gewoon iedereen in mekaar slaan.’
Ah ja.
Dan valt zijn grote bebaarde vriend hem bij. Terwijl hij glimlachend een van de bandjes van zijn mannenbadpak vastpakt. ‘Als je me zou vragen of het vechten is of dansen? Dan zeg ik vechten. We willen gewoon winnen.’
Dus het is gewoon vechtsport?
‘Ja. We willen gewoon winnen.’
Chico kijkt het gesprek eens een beetje aan. Als zijn vriend zegt dat ze gewoon willen winnen, spant hij zijn spieren een keertje aan en glimlacht hij. Ik glimlach beleefd terug, maar weet niet zo goed wat ik tegen hem moet zeggen.
En jij bent worstelaar van beroep?
‘Was dat maar waar,’ antwoordt het badpak. ‘Ik werk in een magazijn.’
Oké, helder.
‘Het is geen show,’ zegt Chico. ‘Echt niet. Wij knokken. En wij winnen.’
Een metalen ketting
Ik loop iets verder door, naar de backstagebar voor de worstelaars van dienst. In de zaal is een aantal worstelaars aan het warmdraaien. Sommigen oefenen wat met elkaar, anderen drinken zwijgend aan de bar een biertje. Ik raak aan de praat met Jordy, een van de organisatoren, en Young Chuck, die niet alleen de boel mede organiseert, maar ook zelf in de ring staat.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen idee had dat dit bestond in Nederland.
‘Nee, dat hebben meerdere mensen,’ antwoordt Chuck. ‘Wij bestaan sinds 2006 ongeveer. Maar de meeste guys worstelen ook in het buitenland. Ik worstelde van de week nog in Duitsland.’ Terwijl Young Chuck praat, rinkelt hij een beetje met een grote metalen ketting die hij in zijn handen heeft. Bloedserieus, alsof hij antwoord geeft op een vraag over atoomsplitsing, praat hij verder. ‘Maar ik heb ook in Hongarije geworsteld. Azië. Overal.’
Met die ketting ook?
‘Nou ja, die komt vaak niet mee over de grens.’
Niet?
‘Met het vliegtuig en zo, natuurlijk. Naar Duitsland kon-ie wel mee. Toen gingen we gewoon met de auto. Maar niet in Engeland en in Ameri- ka. Het blijft toch een beetje moeilijk aan de border.’
En waar dient die ketting voor, dan?
‘Voor mij is die ketting een prop. Die komt mee voor de swag naar buiten.’
Terwijl ik met Jordy en Chuck praat, staat er achter me een man in een afgesloten plastic pak, met een blauw plastic masker te oefenen met een man in een heel klein zwembroekje. Het zwembroekje is zojuist op de blauwe man gaan zitten en brult wat. Chuck geeft er geen aandacht aan.
Voor de swag?
‘Nou ja, soms gebruik ik hem in de match, maar meestal pakt de scheidsrechter hem meteen al af.’
O ja. En dat is natuurlijk een beetje de gimmick, toch?
‘Ja.’
En dan natuurlijk de grote vraag: is het nou écht of niet? Alle worstelaars die ik tot nu toe sprak, zijn er behoorlijk van overtuigd dat het allemaal echt is. Ze lijken daar redelijk serieus in te zijn. Is het nou show of is het vechten?
‘Het is show.’
Dus jullie weten al wie er vanavond gaat winnen?
‘Ja. Dat ook. Maar wat het sowieso is: daar ligt de focus ook helemaal niet eens. Wat wij doen is eigenlijk gewoon een dramashow. Of, niet eens drama, maar een voorstelling van actie, drama en comedy, gecombineerd in een pakket. Het showelement is heel groot. De goeierik en de slechterik staan tegenover elkaar. We vertellen een verhaal in de ring.’
Oh, we zitten dus eigenlijk gewoon naar theater te kijken?
‘Ja, in feite wel. Sporttheater.’
Dan mengt Jordy zich in het gesprek. Ook hij begint met een ernstig gezicht over de worstelwereld te vertellen. ‘Het is eigenlijk niet eens echt theater. Het zijn atletische stunts, gecombineerd met een verhaallijn. Het is eigenlijk theatersport. Een unieke combinatie. Als je drie balletdanseressen op een podium zet, doen die ook niet random dingen. Wij spreken ook dingen af.’
Is het geregisseerd, of is het improvisatie?
‘Soms zie ik mijn tegenstander niet eens,’ antwoordt Chuck, met ineens een zweem van stoere mannelijkheid in zijn stem. ‘Dan zie ik hem pas in de ring. Bijvoorbeeld vandaag: moest ik ineens tegen een Amerikaan. Ja, die spreek ik niet zo vaak, want het is een Amerikaan.’
Ja, nee, die spreek je niet dagelijks in de supermarkt natuurlijk.
‘Nee precies. Maar goed, dat dus. Het is allemaal skill.’
‘Ja,’ voegt Jordy eraan toe. ‘Maar om terug te komen op het begin: Nederland moet deze tak van theatersport, van entertainment, gewoon nog een beetje leren kennen. Leren omarmen. Nederlanders zijn gek op vechtsport, en ze zijn gek op musicals toch?’
Ja.
‘Nou, dit is allebei. Daar moeten ze nog even aan wennen.’
Oké, dus eigenlijk zijn jullie tegelijk de Badr Hari’s en de Jos Brinken van de Nederlandse entertainmentindustrie.
‘Nou, ja, eigenlijk wel, ja,’ knikt Chuck.
Gooi-en-smijtwerk
Terug in de grote zaal is het worstelen weer begonnen. Voor me staat een groepje mannen met bier in hun hand lachend naar de twee worstelaars te kijken. Ik tik een ietwat aangeschoten jongen, Toby, op zijn schouder. Terwijl hij omkijkt, stomp hij me amicaal, maar daardoor niet minder zacht, op mijn schouder.
Waar kijken we naar?
‘Ik weet het niet man,’ antwoordt hij veel te hard. ‘Die ene ken ik niet, maar die andere heet in elk geval Nate Devlin.’
Oh, dat klinkt exotisch.
‘Hij komt uit Schoonhoven, geloof ik. Wil je ook bier?’
Ik knik. Terwijl Nate Devlin afwisselend een pak rammel krijgt en geeft, gaat Toby bier voor me halen. Als hij terug is, kijken we verder.
Devlin vliegt de touwen in. Hij wendt zich tot het publiek en gilt, met zijn armen gespreid: ‘Hilversum! Hilversum!’ Het publiek juicht. ‘Hilversum!’ gilt ie nog een keer. Dan wordt hij gevloerd door zijn tegenstander. Er volgt wat gooi-en-smijtwerk. De handen van beide heren doen verwoede pogingen om elkaar telkens weer bij de lurven te grijpen. Dan heeft Nate Devlin zijn tegenstander in de houdgreep. Hij kijkt een keertje rond. ‘Hilversum!’ roept hij nog maar een keer. Dan staat hij op, neemt een aanloopje en werpt hij zich op zijn tegenstander. ‘Je moeder!’ roept hij, terwijl hij neerkomt. Het publiek begint te schreeuwen. Sommigen gillen ‘Hilversum’, anderen gillen dingen als ‘Maak hem af!’ of ‘Knal hem op zijn harses!’
Een paar meter verderop staat iemand die blijkbaar voor de tegenstander is en probeert boven iedereen uit ‘Hilversum 3 bestond nog niet!’ te gillen. Herman van Veen moest eens weten. Weer maakt Nate Devlin uit Schoonhoven een sprong. Weer gilt hij ‘Je moeder!’ Weer wordt het publiek gek. Er is, zo blijkt maar weer eens, toch maar weinig mis met de kracht van de herhaling. Als ik even terug achter de schermen ga, om mijn jas te pakken, loop ik tegen een groepje worstelaars aan. Chico staat in het midden, een paar andere mannen staan ernaast. Een scheidsrechter probeert aan Chico uit te leggen hoe ze het gaan doen vandaag.
‘Oké!’ roept de scheidsrechter, in een poging heel duidelijk te zijn. ‘Jij gaat frontstage! Dan word je boos!’ Terwijl de scheidsrechter zegt dat Chico boos moet worden, doet hij een soort oerbrul na. ‘Dan pak je een stoel en begin je daarmee te zwaaien!’
Even lijkt Chico te twijfelen. Hij spant zijn spieren een beetje aan, maar kijkt vragend. De scheidsrechter probeert het nog eens.
‘Jij boos, jij stoel!’ dan beeldt hij uit dat hij met een stoel zwaait. Iets verderop zijn de blauwe man en het kleine zwembroekje nog steeds aan het oefenen.