Het moet in 1993 zijn geweest, in de trein van Amsterdam naar Parijs. We gingen op ‘werkweek’ met school. Je kon ook naar Berlijn of Budapest. Maar Parijs was die sexy stad, met die sexy taal, die ik weer leerde van mijn megasexy lerares Frans. En omdat mevrouw Hardebol meeging als gids en tolk, gingen alle ‘tofferikkies’ met haar mee in de trein. En met Flip, de sportleraar, die vermoedelijk om dezelfde reden aan boord was gestapt. In die periode had ik behalve een interesse in mevrouw Hardebol en Amsterdamse criminelen in Zandvoort, een fetisj voor het Midden-Oosten. Ik las alle nieuwsberichten, achtergrondverhalen en boeken die ik kon vinden. Zoals The Middle-East: A Brief History of the Last 2000 Years van Bernard Lewis, een boek dat volgens mij The Persians heette en ik las boeken over de geheime diensten van de betrokken landen. Ik verslond de roman The Little Drummer Girl van John le Carré en By Way of Deception, van oud Mossad-man Victor Ostrovsky. Die gaf daarmee een unieke inkijk in de wereld van Israëls gevreesde geheime dienst. De Mossad liquideerde er op los, zette waar nodig een heroïnelijn op om de begroting sluitend te krijgen, en verder werd er veel porno gekeken. In de trein naar Parijs las ik het boek The Quest for the Red Prince, over de jacht van de Mossad op het brein achter de aanslagen van 1972 in München op de Israëlische Olympische ploeg. Fatah-mastermind Ali Hassan Salameh en zijn secondanten werden door heel Europa opgejaagd om uiteindelijk collectief te worden geliquideerd. “Inter-res-ting boooeek mai frende,” zei een wat oudere, afgetrainde man met een van kilometers herkenbaar Israëlisch accent bij de wc’s. Hij vroeg vervolgens waar mijn interesse vandaan kwam en wat ik nog meer had gelezen. “Aaah Victor Ostrovsky hah. And do you believe everything you’ve read?” “Should I not?” vroeg ik. “Well, let’s say, at some point mister Ostrovsky became a bit dillusional.” “So it’s all bullshit,” zei ik. “Not all of it.” “And who are you to judge?” vroeg ik. Hij glimlachte breed. “That’s a smart question my frende. Why don’t you come to Israel one day and find out.”
Terwijl ik dit schrijf luister ik naar I’ll Be Your Friend van Robert Owens. Dat nummer stond op het bandje in mijn walkman vlak na dit bijzondere gesprek in de trein, terwijl Parijs in de verte opdook. Afgelopen week moest ik weer aan dat gesprek denken vanwege de moord op Ali Motamed in Almere in december 2015. Dat was vijf weken na de aanslag op Pjotr R. in Diemen. Die laatste aanslag was verklaarbaar (Pjotr was een bekende en behoorde tot een bepaalde groep), maar de aanslag op de oudere elektricien totaal niet. Niemand kende hem. Nu blijkt hij het brein achter de bruutste aanslag die ooit op het regime van Ayatollah Khomeini is gepleegd (in 1983), waarbij 73 Iraanse hoogwaardigheidsbekleders omkwamen. In 2017 werd in Den Haag weer een Iraniër op straat vermoord. Nu ging het om een bekende Iraanse dissident. Begin deze zomer zette Nederland twee Iraanse diplomaten uit. Een uitzonderlijke maatregel met doorgaans verstrekkende diplomatieke consequenties. Nederland doet er geen enkele uitspraak over, laat staan dat de AIVD iets kwijt wil over de kwestie. Maar de goede verstaander weet wel beter. Afgelopen week onthulde Paul Vugts in Het Parool dat justitie ‘Noffel’ als de moordmakelaar ziet op basis van gekraakte PGBberichten. Hmmm, nou wordt het interessant, dacht ik. Een Iraanse staatsvijand wordt hier in Almere (mogelijk) omgelegd door een paar straatsoldaten van Noffel. Is niet voor het eerst hoor, dat een geheime dienst de ‘lokale straat’ inschakelt voor een klus. Wel interessant: hoe liep die lijn? Hoe kwam het tot stand? In Dubai in de hotelbar? Via de dope-lijnen van Hezbollah (de Mossad is niet de enige)? En, wat kreeg ‘de groep Noffel’ er voor terug? Geld? Infrastructuur? Ik moest opeens denken aan de Israeli in de trein naar Parijs. “It’s shifting,” zei hij toen ik als laatste vroeg wat hij als de grootste dreiging zag. “Shifting to what?” vroeg ik. “Many things. But mainly Iran. Very, very unforgiving people.”