Je hebt vast wel de serie over Stanley Hillis gezien. Hij wordt gezien als een van de grootste Nederlandse criminelen ooit. Panorama-schrijvers Vico Olling en Martijn Haas schreven in 2016 dit verhaal over de 'Ouwe'.
Vijf jaar geleden wordt Stanley Hillis op 64-jarige leeftijd geliquideerd. Hij wordt de grootste Nederlandse crimineel aller tijden genoemd. Machtig en ongrijpbaar. Een portret van de man en drie vragen rondom zijn spraakmakende liquidatie. “Stanley had altijd een leger klaar staan.”
Een agent zegt: “Ik denk dat Hillis altijd een onderschat persoon is geweest. Hillis was een heel slimme vent, die heel vaak in het buitenland verbleef. Hij had een paar zeer loyale handlangers om hem heen die hij kon vertrouwen. Dáár deed ie zaken mee. De rest die eromheen hing is gepakt of doodgeschoten. Hij was een van de slimste Nederlandse criminelen ooit.”
Een goede vriend: “Ik had een probleem met een bepaald persoon. Die kwam zijn mondelinge afspraken met mij niet na. Daar hoorde die Ouwe van en toen kwam hij naar me toe: Maak jij nou eens een lijstje met de afspraken die volgens jou gemaakt zijn. Dan ga ik het regelen. Zo was die Ouwe wel hoor. Of het is opgelost? Tja, die man met wie ik dat probleem had, leeft niet meer. Ik weet niet of die Ouwe daarachter zat natuurlijk, maar dit zijn de feiten.”
Een criminele bron: “Die Ouwe is eigenlijk nooit opgehouden. Ik zweer het je: als hij 80 jaar zou zijn geworden en je zou hem vragen of hij zin had om een bank te overvallen, dan zou hij als eerste klaar staan met z’n gereedschapskistje.”
Een andere goede vriend: “Hij was gek op cognac. Hij had op een gegeven moment ook een keer een fles van een paar duizend euro. Maar hij kon nooit eens ergens echt even rustig zitten. Het moest altijd snel, snel. Alsof ie de hele tijd ergens naar onderweg was. Die man had geen rust.”
Op 21 februari 2011 komt daar op een ongehoord gewelddadige en grove wijze verandering in. Die maandag rond 11.55 uur arriveert Stanley Hillis in de Amsterdamse Fizeaustraat. Het staat er vol met auto’s, maar net als hij aankomt, rijdt er een auto weg van een plek, precies naast een aanhanger met de tekst Willemse Betonboringen Zaandam.
Achter de auto van Hillis stopt een grijze Volkswagen Transporter-bus. Daaruit stapt een man die in totaal 37 kogels afvuurt op Stanley Hillis. Hij doet dit in drie etappes. Hij schiet, keert vervolgens terug naar de Volkswagen Transporter om daarna weer naar Hillis’ wagen te lopen om, zo wordt algemeen aangenomen, nog een salvo af te vuren. Daarna stapt de man in de Transporter en rijdt de bus, heel opmerkelijk, een doodlopende weg in. De bus keert dan om, rijdt terug naar de plaats delict en stopt nog maar eens bij de doorzeefde rode Mitsubishi Pajero van Stanley Hillis. Hij stapt nóg een keer uit, loopt naar de auto toe en lijkt nog een keer te vuren of in ieder geval te kijken naar het lichaam van Hillis. Alsof hij zich ervan wil vergewissen dat de man écht dood is. Daarna stapt hij in de bus en rijdt weg.
Schoot Hillis eerst?
Stanley Hillis was niet bang voor de dood, zeggen zijn vrienden. “Hij zei altijd: Als ze me morgen afknallen, dan mag iedereen het hier lekker voor zichzelf uitzoeken. Dood is dood.”
Maar toch heeft Hillis volgens een politiebron op die maandagochtend in februari 2011 nog geprobeerd zichzelf te verdedigen. Allereerst zouden de naar buiten gebolde ramen erop wijzen dat Hillis zelfs als eerste een schot moet hebben gelost. Door de druk die daarbij ontstaat in de cabine zouden de ramen van de auto naar buiten bollen. Ook het feit dat er buiten de auto glas lag, duidt er op dat er van binnen naar buiten moet zijn geschoten. Dat Hillis als eerste zou hebben gevuurd, klinkt niet onlogisch omdat de schutter achter de auto van Hillis langs loopt om aan de rechterkant van de Mitsubishi zijn dodelijke salvo te lossen. Hillis moet deze man in zijn achteruitkijkspiegel of zijspiegels hebben zien aankomen. Dat zou ook verklaren dat een moment de achterlichten van Hillis zijn wagen oplichten. Waarschijnlijk heeft hij in een paniekreactie zijn rempedaal ingetrapt. De politiebron zegt dat de Ouwe ter verdediging een schot heeft gelost met zijn Italiaanse Tanfoglio-handvuurwapen. Dat verklaart ook de vondst van die ene vreemde patroonhuls in de cabine van de auto. Deze patroonhuls is van een kaliber .45 acp mm. Dat kaliber komt opvallend genoeg exact overeen met het handvuurwapen dat tussen Hillis’ benen is gevonden. Het is dus kortom zeer goed mogelijk dat Hillis zich heeft proberen te verdedigen. Maar de Mitsubishi Pajero is een Brits model, met het stuur aan de rechterkant, dus als Hillis met rechts wil schieten komt hij met zijn arm tegen het rechterportier aan. Als hij met links wil schieten is alsnog de positie van zijn aanvaller heel ongunstig om hem te raken. De Ouwe heeft kortom geen schijn van kans tegen de 37 kogels uit een machinegeweer.
Bevrijdingsbaby
Stanley Marshall Hillis wordt in 1946 geboren uit een kortstondige flirt tussen de Nederlandse Adriana Boukes en de Canadese militair Stanley Hillis. De laatste helpt als onderdeel van de geallieerde troepenmacht mee bij de bevrijding van Nederland. Omdat de relatie geen stand houdt, groeit de kleine Stan op zonder zijn biologische vader in zijn nabijheid. Een tweetal stiefvaders neemt de opvoedende taak over, maar tussen hen en de jonge zeer handige en intelligente Stan-junior zal het nooit boteren. Hij verdwijnt al op zijn 14de in een jeugd-tbr-instelling in Rekken, om uiteindelijk op zijn 17de bij een pleeggezin te belanden.
Als roverhoofdman van een dertig man tellende overvalbende maakt hij in de jaren zeventig stad en land onveilig. Als de Amsterdamse politie die bende heeft opgerold, verklaart de hoofdcommissaris dat het misdaadcijfer rondom de hoofdstad door die aanhouding met zestig procent is gedaald.
Hillis blijkt vervolgens een kei in het uitbreken uit gevangenissen. Zo klautert hij in 1984 de buitenmuur van de Alkmaarse Schutterswei-gevangenis op-, zonder touw- of andere gevelbevestiging. Bewakers en andere gedetineerden zien hoe de ‘soldaat Hillis’ zo’n vijf meter steile muur op holt om zich eenmaal boven met een vliegensvlugge manoeuvre aan de kant weer naar beneden te laten vallen.
Bekende Nederlander wordt Hillis gedurende enige tijd door een eenmalig televisieoptreden in de talkshow van Sonja Barend (het DWDD van de jaren tachtig). Hillis wordt in januari 1985 op een geheime locatie bevraagd door de roodharige presentatrice nadat hij is ontsnapt uit de Bijlmerbajes. Hij is doodsbang dat de politie hem zal afknallen, afgaande op de beschrijving van Hillis in een misdaadprogramma van televisiemaker-journalist Jaap Jongbloed. Hij wordt op tv weggezet als schietgrage crimineel en dat is hij niet, is zijn boodschap bij Sonja. Niet lang na dat interview pakt de politie hem weer op en als hij zijn straf heeft uitgezeten, eind jaren tachtig, komt hij vrij. Via via komt hij bij de organisatie van Klaas Bruinsma, voor wie hij hand- en spandiensten verricht. Als Bruinsma wordt doodgeschoten in 1991 ontstaat er een vacuüm dat wordt opgevuld door drie mensen: Jan Femer, Mink Kok en Stanley Hillis.
Hillis gaat als een van de erven van Klaas Bruinsma in de drugshandel. Hij pakt het groots aan. Hierbij krijgen hij en zijn partners gek genoeg hulp van de overheid. Het zijn de jaren waarin politie en justitie experimenteren met zogeheten gecontroleerde doorvoer. Om zicht te krijgen op de drugshandel van grote criminele organisaties faciliteert de politie een bepaald drugstraject. Zo hopen ze uit te komen bij de top van de groepering die de macht heeft overgenomen na de dood van drugsbaron Klaas Bruinsma in 1991. Justitie ziet Hillis en zijn mannen in die dagen als een ‘middenkader’, dus niet de absolute top.
Maar juist de groep rond Hillis, Kok en Femer is de baas waar het de handel in verdovende middelen betreft. Later zal blijken dat de groep ook volop in de handel van het dan erg in opkomst zijnde xtc zit, maar dat is niet het enige. Ook wapenhandel behoort tot de unique selling points van de organisatie. Hillis zou hiertoe contacten onderhouden met de beruchte Jaafar-familie in Libanon en met de IRA in Noord-Ierland. Hij kan lange tijd zijn gang gaan terwijl politie, justitie en politiek langzaam verstrikt raken in de zogeheten IRT-affaire. Verschillende politiediensten raken met elkaar in de clinch over de aanpak van georganiseerde criminaliteit. ‘Is het wel geoorloofd om op deze schaal met criminelen mee te werken?’ is daarbij de centrale vraag. De ruzie die hierbij ontstaat zal uitslaan als een veenbrand en ook hoger geplaatsten bij justitie en in de politiek raken.
Dierenasiel
Waar andere criminelen in die tijd worden gespot in het openbare leven van vooral Amsterdam, is Hillis terug te vinden in een loods in Amsterdam-Noord. Ook zit hij met regelmaat in Spanje, op Ibiza en later op Aruba dat in die tijd volgens de Amerikaanse en Nederlandse autoriteiten een waar roversnest is. Hillis voelt zich er blijkbaar thuis. Hij rijdt er wat rond op een quad, begint er een dierenasiel en start een opvangtehuis voor gehandicapten in Paramaribo.
In Amsterdam rommelt het ondertussen. Justitie tuigt het ene na het andere onderzoek tegen hem op en haalt alles uit de kast om Hillis ergens op te betrappen. Hij krijgt 24/7 rechercheurs achter hem aan. Er is geen enkele crimineel zó intensief gevolgd als Stanley Hillis. Toch moet daarbij worden aangetekend dat er in praktijk zelden wat van die investeringen terechtkomt. Hillis is in deze jaren voor de overheid zo ongrijpbaar als een aal – wat het vermoeden wekt dat hij banden heeft op ‘hoger niveau’.
Volgens Justitie vormt Hillis tijdens de overgang naar het nieuwe millennium samen met Willem Holleeder en Dino S. een criminele trojka die zijn weerga niet kent in de Nederlandse misdaadgeschiedenis. Zij, of delen van die trojka, zouden volgens Justitie verantwoordelijk zijn voor vele liquidaties. Onder meer op het beruchte Amsterdamse criminele duo Sam Klepper (2000) en Johnny Mieremet (2005). Ook worden zij of in ieder geval delen van het samenwerkingsverband, gelinkt aan de moorden op Jan Femer (2000), Cor van Hout (2003), Willem Endstra (2004), Evert Hingst (2005), Kees Houtman (2005) en Thomas van der Bijl (2006).
Daarnaast is vanaf eind jaren negentig het afpersen van zakenlieden een nieuwe winstgevende criminele activiteit waar in ieder geval Willem Holleeder voor veroordeeld wordt. Ook criminelen onderling beginnen elkaar af te persen en als we de getuigenissen van de zussen van Holleeder en de weduwe Klepper mogen geloven, verleggen de criminelen hun werkterrein ook naar de nabestaanden van criminelen.
Jager wordt prooi
Zo rond 2005 worden de criminele kaarten herschikt. Als journalisten gaan publiceren uit de uitgelekte ‘Achterbank-verklaringen’ van de in 2004 geliquideerde vastgoedman Willem Endstra, begint de ellende. Daaruit komt een bepaald onsympathiek beeld van de Ouwe naar voren. Zo komt Holleeder het jaar voor Endstra’s dood met het ene na het andere verzoek namens Hillis om bepaalde stukken vastgoed ver onder de prijs te verhuren aan de Ouwe en zijn entourage. Dat gebeurt ook, Hillis gaat zelf tegen een spotgoedkoop huurprijsje wonen aan de Gerrit van der Veenstraat in Zuid. Het riekt allemaal heel erg naar afpersing door die Ouwe, maar gek genoeg vervolgt Justitie Hillis niet voor die activiteit. Zelfs niet wanneer Endstra heeft verklaard dat Hillis en Holleeder hem nabij zijn villa in Amsterdam-Zuid onder druk zetten om een betaling te voldoen. Hillis zou daarbij hebben toegevoegd dat het ‘anders niet meer hoeft.’ Maar dit heeft geen gevolgen voor Hillis, Holleeder heet de prooi waar justitie op jaagt. Die wordt gearresteerd in 2006 en zal tot 2012 achter tralies verdwijnen vanwege zijn aandeel in de afpersingszaken.
Dino S. zit sinds zijn spectaculaire arrestatie in Amsterdam in 2010 vast. Hij is één van de hoofdverdachten in het liquidatieproces Passage.
Hillis blijft vrij rondlopen, maar krijgt wél een groot onderzoek aan zijn broek met de naam Goya. Daarin wordt hij verdacht van wapenhandel, maar ook van betrokkenheid bij de liquidatie van zijn goede vriend Jan Femer. En ook in de criminele hoek zijn er zorgen. Twee jaar voor zijn dood krijgt hij voor het eerst te maken met een fenomeen dat hem voorheen onbekend moet zijn geweest: de jager is ook zelf prooi voor andere jagers. Hillis raakt volgens informatie die bij de politie binnenkomt in die periode betrokken bij een conflict in de drugshandel waarin ook Hells Angel Harrie S., beroepscriminelen Danny K. en Donald Groen betrokken zouden zijn. Een en ander zou draaien om de afpersing van de Amsterdamse drugshandelaren Erik B. en Ferenc J., van wie Hillis op een bepaald moment miljoenen eist en krijgt overhandigd, zo zou blijken uit telefoontaps. Een van de mannen die volgens bronnen binnen justitie deel uit zou maken van de geweldsdivisie van de Ouwe – Boneka Belserang – wordt in 2009 geliquideerd bij een wegrestaurant in Leiderdorp. Justitie ziet de coming man van de polderpenoze Danny K. als de mogelijke opdrachtgever. Uit CIE-politie-informatie komt verder naar voren dat Hillis in diezelfde periode een conflict heeft met Gwenette Martha en zijn bende over een verdwenen partij Colombiaanse cocaïne.
Generaal
Een vriend zegt dat Hillis zijn hele leven lang een organisatie om zich heen heeft gehad. “Hij was de piek op de kerstboom en dan ging het zo naar beneden. Op bepaalde momenten had die Ouwe een man of vijftig klaarstaan. Hij had altijd een leger om zich heen. Een soort generaal was ie.” In de zomer van 2010 laat Hillis tijdens een boottocht op het IJsselmeer een andere vriend weten dat hij een nieuw leger aan het formeren is. Nieuwe soldaten uit Zuid-Amerika zullen worden ingevlogen mocht de situatie daar om vragen.
Mink Kok zegt in een interview in het AD uit augustus 2011 dat Hillis al kort voor zijn dood laat weten dat hij vreest te worden geliquideerd. “Ik ga mijn pensioen niet halen, meldt hij drie of vier maanden voor zijn dood. Als je zo’n opmerking maakt, weet je daar zelf denk ik wel de reden van,” aldus Mink.
De politie pakt Hillis al in 2009 zijn gepantserde wagen af wegens een (nooit afgerond) onderzoek naar zijn financiële praktijken. Het veroordeelt hem te rijden in de rode Mitshubishi Pajero. In diezelfde wagen vindt hij in februari 2011 zijn dood tijdens een liquidatie die tot op de dag van vandaag veel vragen oproept. Hieronder de drie belangrijkste:
1. Wat deed de politie op die plek?
Een paar dagen na de moord komt naar buiten dat er luistervinkrechercheurs in het karretje met daarop Willemse Betonboringen Zaandam zaten. Hun opdracht zou zijn geweest om het gesprek af te luisteren dat Hillis zou hebben met zijn goede vriend Donald Groen. Boven dit tafereel cirkelde ook nog eens een politiehelikopter die alles moest vastleggen. In de Fizeaustraat stonden bovendien nog op zijn minst drie auto’s met enkele of dubbele bemanning.
2. Waarom hield de politie de daders niet aan?
Dat is inderdaad de hamvraag. Volgens de politie ging er wél een auto achter de vluchtauto aan met daarin een ervaren politieman. Hij was teamchef van het observatieteam en heeft alles gedaan wat je kunt doen ter bestrijding van dit soort misdrijven. Hoewel hij de wagen op en veilige afstand in het zicht had en in contact stond met alle units en zodoende wist dat er op Hillis na geen dodelijke slachtoffers gevallen waren, besloot hij toch de bus te laten gaan en terug te keren naar het plaats delict. Tot overmaat van ramp bleek de politiehelikopter ook nog eens de bus met daarin de daders kwijt te zijn geraakt.
3. Hoe wisten de moordenaars dat Hillis en Groen een afspraak hadden?
Volgens Hillis’ advocaat Mark Teurlings spraken zowel zijn cliënt Hillis als Donald Groen niet over deze afspraak met anderen. Uit De Telegraaf van 4 maart 2011: “De mondeling gemaakte afspraak is dus kennelijk door de politie afgeluisterd.” Op deze suggestie van Teurlings voortbordurend zou je dus kunnen concluderen dat de politie gelekt heeft naar de moordenaars. Wilbert Paulissen, de hoogste baas van de Nationale Recherche zegt daarover in een interview met De Telegraaf uit 1 juni 2011: “Echt onzin. (…) Dat deze actie geen schoonheidsprijs verdient, is te zwak uitgedrukt. Maar te veronderstellen dat we betrokken waren bij deze moord is echt onzinnig.”
Auteurs van dit artikel Vico Olling en Martijn haas schreven het boek over Stanley Hillis, genaamd de Kouwe Ouwe.