Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Peter Faber: 'Bejaard? Hou toch op!'

Dat het ene ouderenprogramma het andere niet is bewijst Peter Faber (76) in het nieuwe seizoen van Beter Laat Dan Nooit, waarin hij met Willibrord Frequin, Barrie Stevens, Gerard Cox en presentatrice Katja Schuurman Zuid-Amerika onveilig maakt.

Peter Faber: "Bejaard? Hou toch op!"

Heel wat anders dan met een caravannetje lopen te leuren op een camping, vindt hij zelf: “Sommige programma’s schetsen een ingeslapen beeld van ouderdom.” Panorama sprak hem over corona, eenzame bejaarden en zijn jeugd op straat. Het werd een (h)eerlijk interview.

76 jaar in coronatijd: werkt alles nog naar behoren?

“Ja hoor, het gaat heel goed. Ik stuurde laatst een bericht naar mijn kinderen waarin ik schreef dat de mooiste gebeurtenissen uit mijn leven hun geboortes waren, maar ik moet je eerlijk zeggen: deze quarantaineweken zijn ook niet onaardig.”

Pardon?

“Ik begin bijna te denken dat ik een goede monnik zou zijn. Niet op een of andere berg, maar gewoon op driehoog in Amsterdam. Het voelt héérlijk. Ik heb alle ruimte. Mijn vrouw woont in Londen, dus van haar heb ik geen enkele last.

Ik stuur haar en mijn kinderen elke dag een filmpje waarin ik een quarantainedansje doe, met leuke muziek eronder. Of ik stuur ze een Tibetaanse zonnegroet. Dat doe ik vanuit de haven in Amsterdam waar ik veel schilder in mijn openlucht quarantaine-atelier, zoals ik dat noem. Daar is niemand. Ik kan goed alleen zijn, maar ik heb ook de vreemde behoefte om alles te delen.”

Van nature of alleen nu?

“Altijd al gehad. Mijn aard is heel vrolijk, ik heb ongemotiveerde blijdschap in me. Ik maak altijd een ochtendwandeling en ga dan aan een tafeltje zitten voor een café dat nu dicht is, schuin tegenover het Centraal Station van Amsterdam. Dan denk ik: de wereld om me heen kan in elkaar storten, maar ik zit hier toch maar mooi. Ik hoor zogenaamd bij die kwetsbare groep, alsof ik een of andere beschermde diersoort ben. Bejaard. Hou toch op. Ik word helemaal misselijk van die troostprijzen die worden rondgestrooid: eenzame bejaarde dit, eenzame bejaarde dat. Je bent pas eenzaam als je je niet thuis voelt in je binnenkamer, snap je? Een groot woord misschien, maar je moet je waardevol voelen. In de ene hand heb je de shit en in de andere het plezier. Als je dat niet accepteert, ben je slachtoffer van jezelf.”

Doet het je niks wat er nu allemaal in de wereld gebeurt?

“Natuurlijk wel, maar ik zie het ook als een natuurverschijnsel. Zo’n virus is zo democratisch als de kolere, dat kijkt niet naar wie je bent of hoeveel geld je hebt.

Je enige houvast is de geniale beweeglijkheid van het leven en dat valt en staat met plezier hebben in wat je doet. Als ik aan dat tafeltje zit, is dat voor mij plezier.

Dat kun je ook trainen.”

Trainen?

“Je moet het drillen. Thuiskomen bij je lijf. Je hart zegt dag en nacht: ik hou van je, ik volg je wensen, ik blijf je trouw.”

Totdat je besmet wordt met het coronavirus.

“Ja, als het heel heftig is, dan moet je onder narcose worden gebracht. Net zoals ik twee jaar geleden tijdens een openhartoperatie. Mijn borst werd helemaal opengezaagd, maar daar merk je niks van. Eigenlijk ben je gewoon dood, de apparaten houden je in leven.

Dood is opluchting, dan ben je van alles af. Maar goed, straks denken de mensen dat ik gek geworden ben.”

Niet gek, wel een mazzelaar. Je had ook in deze tijden een openhartoperatie kunnen ondergaan, met alle gevolgen van dien.

“Ja, dan heb je pech. En dan nog.

Ik hoor gelovigen roepen dat God hen zal helpen... nou, mooi niet.

Het leven zal je helpen. Het is een natuurwet. Ik was klinisch dood na mijn operatie, maar ik had nog wel leven in een of andere porie. Dat leven heeft me gered. Mijn kinderen zijn bezorgd en dat snap ik. Maar ik kan niet tegen bezorgdheid. Ik vond het heerlijk dat ik in het ziekenhuis werd verzorgd door de verpleegster, dat er eten werd gebracht, dat de schoonmaakster langskwam – allemaal oplossingsgericht – maar ik wilde geen bezoek, zelfs niet van mijn vrouw, omdat ik niet wilde dat ze zich zorgen maakte. Dat levert alleen maar gezeik op. Let op dit, let op dat... Als mijn vrouw me vier keer per dag appt dat ik groene thee moet drinken, dan zeg ik waarom ik twee avocado’s en vier kiwi’s eet en zowel koffie als wijn drink. EN DAT IK DUS ABSOLUUT GEEN GROENE THEE GA DRINKEN!”

Ben je recalcitrant?

“Gewoon allergisch voor betuttelende goede bedoelingen. Maar ik let wel goed op mezelf, hoor. Ik doe elke dag mijn oefeningen en ik heb jaren aan yoga gedaan, dat ik op mijn hoofd ging staan en zo. Ik heb ooit zelfs een boek gekregen met fitnesstips van Arnold Schwarzenegger. Werkte prima. Niet dat ik zulke spierballen had als hij: het ging vooral over soepelheid.”

Je bent begin dit jaar, net op tijd, met Willibrord Frequin, Barrie Stevens en Gerard Cox in Zuid- Amerika geweest voor een nieuw seizoen van Beter Laat Dan Nooit. Vier mannen op leeftijd die met elkaar op stap gaan in het buitenland: is dat de ultieme vorm van zorgeloosheid?

“Allesbehalve! Ik bedoel: voor ons was het wel een feest, maar het is wel werken. Je moet continu dingen uit je rugzak lepelen, quootjes opnemen, uren aan een stuk. Vóór vieren werd er ook niet gedronken. Niet omdat we er niet meer tegen kunnen, maar omdat de verhalen er niet helderder op werden. Of dat kleine irritaties opeens grote ruzies worden. Heel raar, maar sinds mijn hartoperatie heb ik geen filter meer over mijn emoties. Ik ben sneller ontroerd of boos dan voorheen. Maar het blijft wel vloeiend, het gaat ook snel weer weg.”

Irritaties? Bij jou?

“Ik ben een optimist, maar ook maar een normaal mens, hoor. Ik kan enorm in mijn wiek worden geschoten, dat komt er dan heel direct uit. Vooral tegen Willibrord. Laat ik het plat zeggen: we zijn de rat-pack. Katja Schuurman is de unieke reisleidster met wie je de wereld over kan, Barrie is de showdanser, Gerard de cabaretier, Willibrord de journalist, met meningen, oordelen en wetenswaardigheden, en ik ben de flierefluiter. Op een gegeven moment ging Willibrord Donald Trump verdedigen en klimaatproblemen in twijfel trekken. Nou, dan word ik raar, hoor. Het gaat niet alleen om economie, maar vooral over de toekomst van onze aarde en over armoede. Gelukkig is de jeugd wel wakker, die verdedig ik dan weer in zulke discussies. Gerard vond het allemaal wel grappig, geloof ik. Als hij er genoeg van had, zei hij dat ik nogal de EO-kant opsloeg.”

Werd het ook nog een beetje gezellig?

“Ontzettend! We zijn in Mexico, Cuba, Suriname en Brazilië geweest: 33.000 kilometer gevlogen in iets meer dan drie weken. We hebben zelfs carnaval gevierd in Rio de Janeiro.”

Je weet hoe dat in Noord-Brabant afliep, hè.

“Zeker, maar in Rio was nog helemaal niks aan de hand. De enige corona kwam daar uit de flesjes.

Al die meiden liepen vier dagen lang in van die stringetjes op straat, prachtig. We gingen naar het hotel, hingen een paar slingers om onze nek, Gerard had een blauwe pruik op zijn hoofd en op amper honderd meter van het hotel kwamen we opeens in een of ander buurtcarnaval terecht, met smurfen, matrozen, trommeldingen, weet ik wat allemaal. Fantastisch. Daarna kregen we toestemming om met zo’n professionele optocht mee te lopen, zeg maar de Olympische Spelen van het carnaval, maar daar hadden we niet zo’n zin in. Achteraf maar goed ook, want we hoorden dat je uren moest staan wachten in zo’n zwaar kostuum. Nou, Gerard en ik zaten daar prima op de tribune.”

Toch de leeftijd?

“Welnee. De volgende dag moesten we al om vijf uur ’s ochtends opstaan om naar dat Christusbeeld te gaan. Vroeger was ik misschien wel tot het gaatje gegaan, maar het is carnaval, hè. Het is nogal een opgepimpt feest, ook in Brazilië. Heel veel heb ik daar niet mee. In Amsterdam ben ik weleens gevraagd om Prins Carnaval te worden, daar heb ik vriendelijk voor bedankt.”

Voelt Beter Laat Dan Nooit als een schoolreisje of een snoepreisje?

“Nou, we zijn niet vier oude lullen die blij zijn met een reisje, hoor. Verschrikkelijk, die programma’s waarin bejaarden een dagje naar Artis mogen. En dat ze dan zeggen: oh, hier kan ik nog heel lang op teren! Alsjeblieft zeg.”

Je voelt jezelf nog niet bejaard?

“Nee, daarom ben ik daar ook zo allergisch voor. Picasso schilderde ook nog op zijn negentigste, weet je. Waar hebben we het over? Trump is ook 73.”

Toch scoort bejaarden-tv als een malle, kijk maar naar de successen van Omroep MAX.

“Die ouderen op de camping: leuk om naar te kijken, maar ik zou daar nooit aan meedoen. Ook niet aan die andere hit van Omroep MAX, Het Geheime Dagboek van Hendrik Groen. Oh man, allergisch! Die serie laat een zeer ingeslapen beeld van ouderdom zien: totaal niet interessant. Zo is ouderdom niet bedoeld. Je blijft levenslustig tot aan je laatste zucht.”

Miljoenen mensen kijken er wel graag naar.

“Dat mag natuurlijk, ik gun het iedereen, maar ik heb ook niks met die vijf-dagen-programma’s, dat Beau van Erven Dorens ergens vijf dagen meeloopt bij zo’n instelling voor gestoorden. Beau is een fantastische gozer, maar ik blijf toch die associatie met beschermde diersoorten houden.”

Voel je je ongemakkelijk bij zulke programma’s?

“Nee, maar als je alles wat je ooit hebt meegemaakt maar mee blijft dragen, dan wordt het leven zwaar. Zelfs letterlijk. Ik ben meer dan veertig keer in mijn leven verhuisd, alles wat ik twee jaar niet heb gebruikt, neem ik niet mee. Ik ben niet zo honkvast, ik ben meer van elkaar vasthouden.”

Je liep op je zestiende van huis weg om op straat te leven.

“Vroeger in huis was het onvoorspelbaar, onveilig; ik was altijd op mijn hoede. Bij de buren was het wel veilig. Als daar suddervlees op het fornuis stond, dan pikte ik iets uit de pan. Op straat spelen: veilig. Als ik ziek was: naar buiten. Daar werd ik beter van. Actiebereidheid is het beste medicijn, al kwam ik daar pas later achter.”

Dat klinkt als een hard leven. “Zo voel ik dat helemaal niet. Je raakt vooral gewend aan alleen zijn. Het straatleven is nu veel harder dan begin jaren zestig. De daklozen van nu zijn in iets gevallen waar ze niet meer uitkomen. Vooral drugsgerelateerd. Ik was zo niet. Voor mij was de straat een bevrijding. Ik dacht: de wereld is zo slecht nog niet, het valt allemaal heel erg mee. Ik werd bordenwasser in een restaurant, ging schoenen verkopen en mocht stomtoevallig als figurant meedoen in een film op de Amsterdamse Zeedijk. Je moest heel blijven, dat was het allerbelangrijkste.”

Is dat gelukt?

“Fysiek wel: geestelijk word ik steeds completer. Ik heb nooit aan drugs gedaan, maar ben weleens met een vriend meegegaan, een inbreker. Stond ik opeens ergens in een kantine waar ik niet moest zijn.

Aan de muur hing een verjaardagskalender waarop ik toen voor de lol mijn naam heb geschreven.

Dat soort geintjes. Op een dag zei die vriend dat hij bij een apotheek ging inbreken. Daar begreep ik geen reet van. Je bent toch niet ziek? vroeg ik met mijn naïeve hoofd. Wist ik veel dat hij daar pillen voor de handel ging jatten.”

Wat was de ommekeer?

“Ik had een vertrouwenspersoon op straat, kapper Koning, die vond dat ik me niet op boten moest verstoppen, maar auditie moest doen voor een toneelstuk van William Shakespeare, Midzomernachtdroom. Daar werd ik verliefd op een meisje dat aan pantomime deed. Ze vond dat ik talent had, terwijl ik niet eens wist wat dat was. Voor mijn gevoel deed ik altijd maar wat. Als je van huis geen structuur meekrijgt, dan weet je niet beter. Ik begreep ook nooit waarom vrouwen mij leuk vonden.”

Dit klinkt als een minderwaardigheidscomplex.

“Op mijn veertiende ging ik voor het eerst naar de tandarts die me vertelde dat mijn hele gebit gesaneerd moest worden. Raaats! Trok hij zo al mijn tanden eruit. Mijn hele waardigheid was in één klap weg.

Ik maakte een clown van mezelf en dacht dat ik nooit met iemand zou kunnen zoenen. Kwam later wel goed – ik ben inmiddels aanbeland bij mijn vijfde vrouw en heb vijf kinderen en vijf kleinkinderen – maar het is het meest verschrikkelijke dat me ooit is overkomen.”

Hoe verliet je de straat?

“Door te leren. Op straat train je durf, gevoel voor veiligheid, hoe je moet vluchten. Leefintelligentie noem ik dat. In staat zijn om problemen op te lossen, maar ook om een werkje te doen. Actiebereidheid. Dat vertel ik ook aan gedetineerden met wie ik veel aan het werk ben. Tenminste, als de coronacrisis dat toelaat. Sinds 2009 heb ik een eigen stichting: de Peter Faber Stichting. Samen met vijf anderen – we noemen onszelf het Top 6-team – ga ik langs Nederlandse gevangenissen om gedetineerden met creativiteit en kunst te helpen om van hun puinhoop een schatkamer te maken. Ik probeer ze dezelfde lessen mee te geven als die ik in de loop der jaren hebt geleerd. Maar ik ben heus geen welzijnswerker, hoor. Sterker nog, ik ben liever lui dan moe. Maar als ik me er eenmaal toe heb gezet om weer naar die bajes te gaan, dan kom ik altijd stuiterend van energie daar weer vandaan.”

Het grootste deel van je leven zit er al op: hoelang hou je dit nog vol?

“Ik ben helemaal niet bezig met ouder worden. Ik geloof in cycli van zeven jaar. Zo wil ik de komende zeven jaar op een eigen plek elke week een voorstelling maken, voor jong en oud.

Laatst kreeg ik wel mijn dochter op de kast toen ik zei dat ik tot mijn 84ste netjes zal leven – niet roken, niet te veel drinken – maar dat ik daarna paffend en zuipend iedereen vaarwel zwaai. Vond ze niet leuk.

Ik beloof haar dat ik honderd word, maar zeg haar dat vooral niet!”

Over Peter Faber

Peter Faber (76) is een rasechte Amsterdammer, ook al werd hij in 1943 in Duitsland geboren uit een Nederlandse vader en een Duitse moeder.

“Eigenlijk heb ik mijn leven aan Hitler te danken,” zegt hij met veel gevoel voor ironie. Hij groeide op in Amsterdam-Noord waar hij na zijn turbulente jeugd het theater inrolde en zijn eerste stappen zette in de Nederlandse filmwereld. Zijn bekendste films zijn ongetwijfeld Max Havelaar, Ciske de Rat, Schatjes!, Mama Is Boos en De Gulle Minnaar, maar het lag niet aan uw televisie als u Peter ook opeens voorbij zag komen in nedersoaps als Onderweg Naar Morgen en Goede Tijden, Slechte Tijden. Peter is inmiddels aanbeland bij zijn vijfde vrouw en heeft in totaal vijf kinderen – waarvan de jongste 17 is en de oudste 53 – en vijf kleinkinderen.