/https://cdn.pijper.io/core/panorama-fallback2.png)
Het is gebruikelijk dat het gastland de halve finales overslaat, samen met de zogenoemde big five, de vijf grootste landen die de meeste contributie afdragen aan de organisatie van het miljoenen kostende songfestival. Deze grootste geldschieters zijn Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Spanje en Frankrijk.
Sinds 2008 zijn er bij het Eurovisiesongfestival twee halve finales, omdat het aantal deelnemende landen te groot werd. Dat was veel eerlijker dan in de jaren 2004 tot 2007 toen er maar één halve finale was en tien landen al verzekerd waren van de finale op basis van hun puntenresultaten van het voorgaande jaar.
Moeilijk
Nederland had het moeilijk in de halve finales. Van 2005 tot 2012 kwam Nederland een recordaantal van acht jaar op rij niet door de halve finales. Glennis Grace, Treble, Edsilia Rombley met On top of the world, Hind, De Toppers, Sieneke, de 3JS en Joan Franka strandden allemaal in de voorronde.
In 2013 ging het roer om dankzij Anouk en werd plots de top tien gehaald. Een jaar later was er zelfs een podiumplaats voor The Common Linnets, die tweede werden achter Conchita Wurst.
Van de big five scoorde alleen Italië zaterdagavond hoog, met een tweede plaats voor Mahmood met zijn lied Soldi. Frankrijk eindigde als veertiende, Spanje als 22e, Duitsland als 24e en het Verenigd Koninkrijk als laatste op de 26e plek. Ook gastland Israël bleef achter op de 23e positie.