Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

Sympathie voor de duivel: wat is het werkelijke verhaal achter het Stockholmsyndroom?

Als twee topcriminelen in 1973 een Zweedse bank proberen te beroven, leven de gijzelaars en gijzelnemers wel héél erg dicht op elkaar, tot etentjes, grapjes en knuffels aan toe. Dit zogeheten Stockholmsyndroom spreekt decennia later nog steeds tot de verbeelding. 

Stockholmsyndroom

*Op de foto: na een gijzeling van zes dagen wordt overvaller Janne Olsson ingerekend.

Dag 1:

De overval
Op donderdagochtend 23 augustus 1973 stapt een bijna twee meter lange, breedgeschouderde Zweed binnen in de grote hal van de Sveriges Kreditbank, in het drukke centrum van Stockholm. De man heet Jan-Erik Olsson – in de onderwereld bekend als ‘Janne’ – en draagt dunne, zwarte handschoentjes, een pikzwarte zonnebril, een eveneens zwarte pruik én een valse snor. Opvallend: zijn gezicht is helemaal bruin geschminkt. Onder zijn lange jas houdt Janne een geladen machinegeweer verborgen. De loop steekt gevaarlijk ver naar buiten.

Janne sluit in alle rust aan achterin de rij wachtenden voor de hoofdkas. De beelden van The Getaway met Steve McQueen, die hij een paar dagen eerder nog in de bioscoop zag, schieten door zijn hoofd. In die film is meesterovervaller Doc McCoy een absolute held. Janne is dat na vandaag misschien ook. Hoopt hij. Aan zijn zelfvertrouwen zal het niet liggen. Zijn plan is tot in de puntjes voorbereid. Janne, een veroordeelde crimineel die op dat moment met proeftijd vrij is, wil vandaag gijzelaars, losgeld en daarna zijn ultieme eis op tafel gooien. Dan is het moment daar. Janne trekt zijn wapen tevoorschijn en haalt de trekker over. Zes schoten knallen door de marmeren hal en tegen het plafond. In Engels met een zwaar Amerikaans accent brult hij: “Get down to the floor, the party begins!” 

Het gegil van klanten en personeel vult de Kreditbank. Mensen duiken weg achter bureaus en pilaren. Kristin Enmark, een 23-jarige bankmedewerker, verstijft. “Ik dacht dat er een maniak in mijn leven was gekomen,” zou ze jaren later zeggen. “Ik geloofde dat ik iets zag dat alleen in Amerika kon gebeuren.”

Janne springt over de balie en dwingt vier medewerkers – drie jonge vrouwen en een man – om overeind te komen. Het zijn Birgitta Lundblad, Elisabeth Oldgren, Kristin Enmark en Sven Säfström. Dan, achter een glazen wand, ziet de overvaller ineens een andere medewerker opduiken. Janne draait zich bliksemsnel om en vuurt een salvo af. De stumper achter het glas weet nét op tijd weg te duiken. Säfström, de mannelijke gijzelaar, wordt ondertussen gecommandeerd om zijn drie vrouwelijke collega’s vast te binden, met het touw uit Janne’s tas. Dan trekt de crimineel de dames met zich mee en gebruikt hun lichamen als levend schild, terwijl hij de Kreditbank verder verkent.

De vier gijzelaars in de bank.

De Sveriges Kreditbank heeft twee ingangen. Boven, in de directiekamers, richt de ingelichte politie haastig een commandocentrum in. Een uur na de inval van Janne sluipt rechercheur Ingemar Warpefelt gespannen de trap af. In zijn handen probeert hij zijn Walther-pistool strak te houden. Elisabeth Oldgren gilt als ze de agent ziet. “Ben jij een Zweedse agent?” roept Janne in het Engels. Zonder het antwoord af te wachten vuurt hij twee keer. Het eerste schot als waarschuwing, het tweede raakt Warpefelt in zijn hand. Geschrokken vlucht de rechercheur de trap weer op.

Dan richt de overvaller zich tot zijn gijzelaars: “Blijf kalm, dan gebeurt er niets!” Hij vraagt de vrouwen naar hun werk, naar de ingangen en hoe de politie de kluis zou kunnen bestormen. Oldgren en Lundblad mogen van hem even naar het toilet. Ze zouden nu kunnen ontsnappen, maar doen dat niet. Ze willen hun collega’s en de klanten niet in de steek laten, zullen ze later verklaren. In plaats daarvan doen ze iets verrassends: ze helpen hun gijzelnemer aan waardevolle informatie. 

‘Ben jij een Zweedse agent?’ roept Janne. Zonder het antwoord af te wachten vuurt hij twee keer. Het eerste schot als waarschuwing, het tweede raakt Warpefelt in zijn hand

De politie waarschuwt Janne dat ze klaarstaat met machinegeweren. Janne’s reactie: hij eist drie miljoen Zweedse kronen, kogelvrije vesten, helmen, wapens en een vluchtauto. Even later zet hij met zijn ultieme eis heel Zweden op z’n kop: Clark Olofsson, de beruchte topcrimineel die vast zit in de gevangenis van Norrköping, moet direct vrijgelaten worden en naar de Kreditbank komen.

Iedereen in Zweden – en ver daarbuiten – weet heel goed wie Clark Olofsson is. De 26-jarige topcrimineel is een soort levende legende. Al op zijn zestiende belandt deze meestercrimineel voor het eerst in de gevangenis, na een reeks inbraken en vechtpartijen. Dat is het begin van een lange carrière vol spectaculaire ontsnappingen, bankovervallen en internationale drugszaken. Voor velen is hij een idool: de knappe rebel die de autoriteiten altijd te slim af is, een man met stijl, lef en charisma.

Zelfs intellectuelen en journalisten hebben een zwak voor Clark Olofsson; ze zien in hem een vrijheidsstrijder die de hypocrisie van de samenleving ontmaskert. Ook Janne blijkt een grote fan van Olofsson. In de gevangenis van Kalmar leerde de twee elkaar kennen. Janne, zelf ook een redelijk beruchte boef, was direct gefascineerd door Olofsson. Zó sterk dat Janne later een bom plaatste in een wanhopige poging zijn idool te bevrijden. Die poging mislukte. Nu, jaren later, krijgt hij een tweede kans.

Sluipschutters houden de bank onder schot.

Buiten de Kreditbank is de chaos compleet. Politie, journalisten en ramptoeristen drommen samen. De pers uit twintig landen staat voor de deur, zelfs in Amerika volgt men de ontwikkelingen iedere seconde. Het is ’s werelds eerste bankoverval die live te volgen is. En waarom ook niet: het lijkt allemaal wel een film. Sluipschutters liggen op de daken. Agenten met machinegeweren en kogelvrije vesten patrouilleren in de hal. Dan volgt de eerste plottwist: de Zweedse regering gaat, tot ieders verbazing, akkoord met Janne’s bizarre eisen.

Zelfs Clark Olofsson wordt naar de bank gebracht, aanvankelijk met het idee om Janne tot overgave te praten. Olofsson wordt strafvermindering beloofd als hij daarin slaagt. Van premier Olof Palme mag Olofsson onder geen beding naar binnen. Dat plan mislukt faliekant. Tegen alle afspraken in stapt Olofsson gewoon de Kreditbank naar binnen. En dan zitten er opeens twee beruchte criminelen tussen de gijzelaars. Waar iedereen voor vreest, wordt binnen al snel realiteit: Olofsson heeft nul behoefte om Janne ‘om te praten’.

Een agent houdt zich schuil bij een van de ramen van de bank.

Sterker nog, hij neemt vrolijk deel aan deze gijzeling. De charmante crimineel krijgt een wapen en patrouilleert door de bank, terwijl Janne de wacht houdt bij de kluis, vanuit een kantoorstoel. Olofsson is de betere prater en onderhandelt vanaf dat moment met de politie. Met snel succes, want om 19.40 uur die avond verschijnt er een blauwe Ford Mustang voor de ingang. Janne en Olofsson mogen daarin vertrekken. Zónder gijzelaars. Daar trapt het slinkse duo niet in. Hun eis is om mét de vrouwen te vluchten. En dus houdt de gijzeling aan. 

Dag 2:

De onderhandelingen
In de ochtend van de tweede dag belt Kristin Enmark met de politie en regering. “Waarom laten jullie ons niet gaan?” vraagt ze. De autoriteiten hebben daar geen duidelijk antwoord op. Elisabeth Oldgren huilt, omdat ze een feestje mist. Birgitta Lundblad huilt om haar kinderen. Er zijn wanhopige momenten, maar er wordt ook veel gelachen. De gijzelaars lijken zich al een stuk meer op hun gemak te voelen dan gisteren. “Wij willen allebei mee,” zegt Enmark op de radio. “Ik ben niet bang voor Clark of die andere kerel. Ik ben bang voor de politie.” Elisabeth Oldgren herhaalt nu zelfs de eisen: “Ze willen alleen maar twee revolvers en twee gijzelaars. Er wordt ons geen haar gekrenkt, en we worden ergens vrijgelaten, dat weet ik zeker. Zolang de politie maar niets stoms doet.” 

Die avond zet Janne zijn vermomming af. Een brede man met hoge jukbeenderen, bakkebaarden en een snor kijkt de gijzelaars aan. Zijn ware identiteit doet iets met hen. Spanning maakt langzaam plaats voor solidariteit. Elisabeth Oldgren mag even de ijskoude kluis uit, vastgebonden aan een touw. Later verklaart ze: “Hij was eigenlijk heel vriendelijk toen hij me eruit liet.” Wanneer Kristin Enmark ligt te rillen, legt Janne zorgzaam een wollen jas over haar heen. Hij zet een transistorradio aan, rockmuziek, alsof het allemaal een surrealistisch feestje is. Er worden grappen gemaakt, verhalen verteld, maaltijden gedeeld. Janne zal later zelfs terugblikken op ‘intiem contact’, al wordt dat nog steeds tegengesproken door de dames.

Dag 3:

De kansloze missie
Op dag drie van de gijzeling, die nu de hele wereld in de greep houdt, lopen de spanningen weer op. Janne beseft dat zijn missie kansloos is. Zijn grootste vrees: traangas. Janne waarschuwt zijn gijzelaars: “Eerst schiet ik jullie neer, dan Olofsson, en als laatste mezelf. Ik wil jullie niet zien lijden.” De gijzelaars wachten stilletjes af. Qua onderhandelen is het spelletje ook uit: de telefoonlijn is afgesneden. De gijzelaars vermoeden dat de politie hen heeft opgegeven en nu alleen nog een excuus zoekt voor een bestorming. Om zichzelf af te leiden, richten de vrouwen de kluis opnieuw in, compleet met eetzaal en geïmproviseerde toiletten. Het wordt er bijna gezellig.

Dag 4:

De politie-ingreep
Zondag, 22.08 uur. Een pneumatische boor knalt door het dak van de kluis, met als doel een gat voor traangas te maken. Janne wordt nog net niet hondsdol van het harde lawaai. De politie raakt per ongeluk een elektriciteitskabel, waardoor al het licht in de Kreditbank uitvalt. Sven Säfström, de mannelijke gijzelaar, ziet dan een dunne slang door het plafond zakken. Janne ontsteekt in woede. “Ze gaan gas spuiten!” brult hij. De overvaller dreigt de boor op te blazen. De vrouwen smeken: “Laat ons leven.” Rechercheur Lövenlo roept door het gat: “Waarom laat je die vrouwen zo lijden?!” Een vrouw in de kluis schreeuwt terug: “Jij laat ons lijden!” Een andere gijzelaar: “Hou op!” Janne komt zijn dreigement na en steekt een paar explosieven af. Een brok beton klettert op de vloer. Vooraf heeft hij zijn gijzelaars gewaarschuwd: “Mond open, anders knappen je trommelvliezen!” 

Dag 5:

De impasse
Uit vrees dat Janne zijn gijzelaars – die inmiddels een strop om hun nek hebben gekregen – iets zal aandoen, wacht hoofdcommissaris Kurt Lindroth met zijn beoogde bestorming. In de kluis is het inmiddels pikkedonker. Janne schijnt met zijn zaklamp. De vloer is drijfnat van het koelwater, stof dwarrelt omlaag. Iedereen is hongerig en uitgeput. Via een gat in het dak komen eten, drinken, sigaretten, maandverband en toiletpapier binnen. Clark Olofsson, altijd charmant, vermaakt de gijzelaars met sterke verhalen. Er wordt gelachen, maar ook gehuild. Hij en Janne weigeren nog altijd gehoor te geven aan de vele oproepen om zich over te geven. “Misschien moet ik Sven in zijn been schieten,” grapt Janne. “Dan snapt de politie dat het menens is.” Kristin Enmark vindt het een prima plan: “Gewoon in zijn been. Zo gevaarlijk is dat toch niet?”

De ravage is groot in de bank.

Dag 6:

De overgave
Op dinsdagavond 28 augustus, zes dagen nadat Janne de Kreditbank binnenstapte met de droom om Doc McCoy uit The Getaway te evenaren, spuit het politiegas via de geboorde gaten de bank in. Janne schreeuwt zijn gijzelaars toe: “Ga onder de boor liggen en schreeuw om genade!” Hij steekt zijn geweer in het gat en schiet driemaal. Even later hoort hij op de radio dat een agent is geraakt. Dan komt het gas. Sven Säfström krijgt het vol in zijn gezicht en raakt verblind. Elisabeth Oldgren zakt op de natte vloer en trekt een kleed over zich heen. Haar ogen branden, haar neus loopt, ze moet overgeven. Janne roept dat de vrouwen de strop om moeten doen, maar niemand luistert nog. “We geven ons over!” schreeuwen ze. 

De kluisdeur gaat open. Janne zegt dat de vrouwen willen dat hij en Olofsson eerst naar buiten gaan. Elisabeth Oldgren knikt: “Ja, ze zijn goed voor ons geweest.” Wat volgt gaat de wereld over: Kristin Enmark en Elisabeth Oldgren omhelzen en kussen Janne. Sven Säfström schudt amicaal zijn hand. Birgitta Lundblad vraagt hem nog een brief te schrijven. Daarna verlaten ze samen de kluis. Janne, doorweekt en geboeid, stapt naar buiten onder boegeroep en zoeklichten. “Sla hem niet!” roept Kristin Enmark als de politie Olofsson hardhandig aanpakt. “Schiet hem dood!” roept iemand in de menigte. De gijzelaars worden op brancards gelegd. Olsson strompelt heen en weer, de pijn van het gas brandt door zijn lijf. Dat deze spectaculaire gijzeling met een sisser afloopt, dankt de politie aan haar eigen blunder; het politiegas verspreidde zich slecht en de dosis was verkeerd. Doordat Janne zich uiteindelijk toch overgaf, vielen er geen doden.

De nasleep

Kort na de overval krijgt Jan-Erik ‘Janne’ Olsson tien jaar celstraf. In de gevangenis ontvangt hij honderden brieven van bewonderaars. Hij trouwt zelfs met een van hen en krijgt twee kinderen. In 1980 komt hij, na zeven jaar, op vrije voeten wegens goed gedrag. Na zijn vrijlating vertrekt Janne naar Thailand, runt daar vijftien jaar een supermarkt en zegt zijn criminele leven vaarwel. De overvaller blijft daarna grotendeels uit de publiciteit, op een sporadisch interview na. “Ik heb nergens spijt van,” zegt hij in 2000 tegen de Zweedse publieke omroep SVT. “Maar ik zou het nooit meer zo doen.” In The New Yorker bekent Janne dat hij in het begin ‘makkelijk had kunnen doden’, maar dat ‘de menselijkheid van de gijzelaars hem tegenhield’: “Ze deden alles wat ik zei. Ze maakten het moeilijk om te schieten.” 

De Zweedse minister van Financiën Kjell-Olof Feldt (l) en Kreditbank-directeur Per Asbrink.

In 2009 verschijnt zijn boek Stockholmssyndromet. Daarna keert Olsson terug naar Helsingborg, verkoopt daar tweedehandsauto’s en leidt er een rustig leven, omringd door familie en oude vrienden.

Het leven van Clark Olofsson verloopt na 1973 heel anders. Hij wordt niet veroordeeld: de rechters raken overtuigd dat hij alles deed om de gijzelaars veilig te houden en vrij te krijgen. Wel moet Olofsson zes jaar brommen voor een eerdere zaak: een mislukte inbraak bij een fietsenwinkel. Daarbij kwam een diender om het leven, door een handlanger van Olofsson. Na zijn celstraf duikt hij steeds weer op in de krantenkoppen voor gewapende overvallen, drugshandel, zwaar geweld, illegale wapens en ga zo maar door. In 1993 steelt hij met handlangers acht kunstwerken ter waarde van een half miljard kronen (45 miljoen euro).

Zijn leven is een aaneenschakeling van arrestaties, ontsnappingen en spraakmakende rechtszaken. Ruim de helft van zijn leven brengt de populaire crimineel door in gevangenissen in Zweden, België, Duitsland en Denemarken. In 2008 verschijnt zijn autobiografie Vafan var det som hände? (Wat is er in godsnaam gebeurd?). Uiteraard tekent de sluwe vos zichzelf daarin niet op als monster, maar als overlever in een snoeiharde wereld. In 2022 is Olofsson weer eventjes wereldberoemd door de Netflix-serie Clark. De beroepscrimineel werkt zelfs mee aan het script en omarmt zijn imago als levende legende.

Gijzelaar Kristin Enmark: ‘Het Stockholmsyndroom is een manier om het slachtoffer de schuld te geven. Alles wat ik deed, was overleven. Wat zou jíj doen?’

Wat de wereld vooral – en nog steeds – bezighoudt is het psychologische fenomeen dat zich afspeelde in die Zweedse kluis. Die bizarre relatie tussen gijzelaars en gijzelnemers. Hoe kan het dat de slachtoffers sympathie voelden met de mannen die hen ontvoerden, misbruikten en zelfs met de dood bedreigden? En blijven voelen: dertig jaar later had Kristin Enmark nog steeds contact met Clark Olofsson. Volgens Nils Bejerot, de psychiater die de politie tijdens de gijzeling adviseerde, heeft dat alles te maken met een overlevingsstrategie. Door een ‘paradox van gemeenschappelijk belang’ ontstaat sympathie tussen gijzelaars en gijzelnemers, zelfs begrip en een sterke emotionele band. Bejerot bedacht er zelfs een begrip voor: het Stockholmsyndroom. 

Behandeld als vuil

Door de jaren heen werd dit fenomeen vaak aangehaald. Toen de Oostenrijkse Natascha Kampusch, acht jaar opgesloten door Wolfgang Přiklopil, na haar ontsnapping in 2006 zei: “In zekere zin rouw ik om hem. Zijn dood was niet nodig,” volgden direct de insinuaties van het Stockholmsyndroom. Zelf sprak zij dat tegen: “Hij gaf me soms zorg en aandacht, maar behandelde me tegelijk als vuil.”

Clark Olofsson in 1991.

Ook Jaycee Dugard, die achttien jaar gevangen zat en twee kinderen kreeg van haar ontvoerder, weersprak krachtig het idee van emotionele gehechtheid: “Het is vernederend dat mensen denken dat ik verliefd was op mijn ontvoerder. Hij bleef altijd mijn ontvoerder. Ik ben dat nooit vergeten.” In het beruchte geval van Patty Hearst, die in 1974 ontvoerd werd door de Symbionese Liberation Army (SLA), verscheen het slachtoffer later gewapend met haar ontvoerders op foto’s en nam ze zelfs deel aan een gewapende overval. Hearst verklaarde daar later over: “Ze hebben me geslagen, bedreigd, opgesloten in een kast. Ik dacht oprecht dat ze me zouden doden als ik niet meedeed.” 

De biografie van Janne Olsson.

Het Stockholmsyndroom blijft omstreden. Ook voor de vrouwen van ‘1973’. Elisabeth Oldgren, die niet voor altijd ‘het slachtoffer’ wil blijven, zei in 2015: “Ik verwerk dit al 43 jaar. Niet omdat ik gegijzeld werd, maar omdat men mij liever een label gaf dan echt begreep wat er gebeurde.” Ook Kristin Enmark — inmiddels psychotherapeute — heeft daar nog altijd vast van. “Het Stockholmsyndroom? Dat is een manier om het slachtoffer de schuld te geven,” zegt ze. “Alles wat ik deed, was overleven. Wat zou jíj doen?”

Eerder dit jaar, op 25 juni, overleed Clark Olofsson op 78-jarige leeftijd aan een ‘mysterieuze ziekte’, in het ziekenhuis van het Zweedse plaatsje Arvika. Janne is inmiddels 84 jaar en leeft naar alle waarschijnlijk een rustig bestaan in Helsingborg.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct