Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Week van Toen: De Neel kocht een friettent (en andere smakelijke anekdotes) (1996)

Elke week poetsen we een pareltje op uit het rijke archief van Panorama (anno 1913). Deze week, uit editie 29, 1996: ‘Levensgenieter tussen de dwangarbeiders van de weg’

Week van toen

De Neel, zoals Mart Smeets hem liefkozend noemde, is al vijftien jaar niet meer onder ons, maar met de Tour de France in aantocht is de herinnering aan Jean Nelissen (1936-2010) nog altijd springlevend. Als commentator, wandelende wielerencyclopedie en pure romanticus hield hij bloemlezingen over het ‘volkse’ wielrennen zoals hij dat had gekend.

Met pretogen en altijd met een glas wijn en een sigaar binnen handbereik dacht hij terug aan een renner als Gerben Karstens, volgens De Neel ‘een van de grootste clowns in het wielercircus’: “Ik herinner me dat hij op een dag demarreerde, 300 meter pakte en na een scherpe bocht zijn fiets in de berm gooide waarna hij op zijn handen in het korenveld ging staan. De Tourdirectie helemaal in paniek natuurlijk, want die dacht aan een ernstige valpartij. Ambulance erbij en al. Staat die gek daar in dat veld zich een bult te lachen. Die zware boete interesseerde hem niets.” 

Rini Wagtmans, die ooit drie Touretappes won en één dag in het geel reed, was volgens hem ook al zo’n grapjas: “Hij demarreerde en verschool zich na een bocht achter een vrachtwagen. De ploeg van Eddy Merckx heeft zich daarna twee uur lang het snot voor de ogen gefietst om hem terug te pakken, terwijl Wagtmans gewoon achter het peloton was aangesloten. Dat bestaat nu niet meer (in 1996 dus, red.).”

‘Het lijkt wel alsof ze elke dag de heggen scheren om die renners te laten eten’

Jean Nelissen over het peloton

Over het eten in de Tour kon hij ook hele verhalen vertellen. “Slecht eten is de grootste vijand van een wielrenner én een journalist,” zei hij. “Soms zitten renners in hetzelfde hotel als wij. Die eten iedere dag spaghetti. En salade. Met bakken vol. Het lijkt wel alsof ze elke dag de heggen scheren om die renners te laten eten. Als ze langs mijn tafel lopen, kijken ze afgunstig naar mijn bord. Maar zíj hebben er voor gekozen om renner te worden, hè. De betere jongens verdienen veel meer dan een journalist ooit krijgt. Dan moeten ze maar met een klein ongemak genoegen nemen.”

Drank, dat was óók De Neel. Elke avond dronk hij volgens een vast patroon: eerst twee bier met een jonge jenever ernaast, daarna twee cointreau om de avond vervolgens af te toppen met vijf glazen cognac. En overdag recupereren om er ’s avonds weer tegenaan te kunnen. “Geen probleem!” lachte hij dan. Alhoewel. Legendarisch is het verhaal dat hij op een avond een huilende man ontmoette die als gevolg van trombose niet meer kon lopen.

De volgende dag was hij die man allang weer vergeten totdat hij een briefje in zijn jaszak vond: de koopakte van een friettent. Met daaronder de handtekening van Jean en twee getuigen. “De volgende dag heb ik een paar uur achter een boom naar mijn aankoop staan kijken,” zei hij. “Verschrikkelijk. Zeker voor iemand met een gestileerde smaak. Vette troep, ik heb er nooit de lol van kunnen inzien. Drie maanden later heb ik die tent weer verkocht. Met een klein verlies, dat had ik er wel voor over.” 

Het zijn verhalen voor de eeuwigheid die we na de dood van De Neel in 2010 nooit meer zullen horen tijdens de Tour. Zonde.