/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F06%2Fyo5wJW1s9dACmU1751018714.jpg)
Pittige klim. Hoe hoog is deze toren eigenlijk? Hoger dan die van Schiphol zeker?” Kane, een 18-jarige militair, fronst zijn wenkbrauwen zoals alleen strenge militairen kunnen fronsen. “Nee,” bromt hij kordaat. “Dit torentje is zes meter hoog. Die van Schiphol zeker twintig.” Zeven meter en een buitenlichaamstreding later sta ik boven op de luchtverkeerstoren van Eindhoven.
Naast mij staan Hilde (19) en Kane (18), twee jongeren die een zogeheten dienjaar bij Defensie volgen, een relatief nieuwe mogelijkheid voor jongeren om een jaar lang te proeven van het militaire leven, zonder zich direct voor jaren vast te leggen.

Terwijl ik nog uitpuf, ogen deze tieners zoals uw verslaggever dat in zijn beginjaren bij Panorama deed: jong, scherp, nieuwsgierig en zichtbaar trots op hun beroep. Over twintig seconden zal ik begrijpen waarom. “Daar komt ie!” glundert Kane. Hij wijst in de verte, naar een stipje dat ineens heel snel groter, sneller en luidruchtiger wordt. De toren begint te trillen.

Een machtige CH-47 Chinook raast met donderend geweld op luttele meters van ons balkon voorbij. De propellers klappen de lucht uiteen. Wat. Een. Geweld. Hilde en Kane juichen alsof ze de oorlog al hebben gewonnen. “Holy shit!” roept Kane. “Vet hè!” brult Hilde. “JA!” gil ik terug. “Waar meld ik mij aan?”
Als het geluid van de Chinook nog nagalmt in de verte, draait Kane zich om naar het raam. Hij blijft staren naar het lege luchtruim waar net nog een donderende helikopter langs suisde. “Hier wil ik later in vliegen,” zegt hij. “Nou ja, liever nog in een F-35. Gewoon, hét gevechtsvliegtuig van nu. Supersnel, technisch ingewikkeld, alles wat ik gaaf vind aan vliegen zit daarin. Mijn tweede keuze is de C-93, het nieuwe transporttoestel dat straks de Hercules moet gaan vervangen. Ook supermooi. En dan komt de Chinook.”
Pittige opleiding
Zoals Kane en Hilde dromen momenteel honderden jongeren van een avontuurlijk leven in het leger. Deze tieners zijn (nog) geen soldaten met een jarenlang contract, maar ook geen stagiairs. Als dienjaar-militairen verkennen ze het leven binnen Defensie voor één jaar. “Ik wilde niet stilzitten,” zegt Hilde, turend naar twee machtige Hercelus-vliegtuigen op de dichtstbijzijnde landingsbaan. “En dit is gewoon heel vet.”

Kane en Hilde hebben allebei bewust voor het dienjaar gekozen, maar de redenen verschillen. De één wilde structuur na een afgekapte studie, de ander gebruikt dit als springplank naar een droom in de cockpit. Kane is doelgericht. “Ik wilde altijd al bij Defensie. Het liefst als vlieger. Maar de selectie voor die opleiding is pittig. Ik haalde ’m niet de eerste keer. Dus besloot ik: dan besteed ik dit jaar niet aan niks doen, maar aan sterker terugkomen.”
Hij weet dat zijn droom geen uitgemaakte zaak is. “Als je het in percentages uitdrukt, schat ik dat ik op dit moment zo’n 15 tot 25 procent kans heb om überhaupt toegelaten te worden tot de vliegopleiding. En dan heb ik het dus alleen over de toelating. Als dat lukt, moet je de opleiding zelf ook nog eens halen. Dat is nog een heel ander verhaal.”
‘Het liefst wil ik vliegen in een F-35, hét gevechtsvliegtuig van nu. Supersnel, technisch ingewikkeld, alles wat ik gaaf vind aan vliegen zit erin’
Zijn kansen hangen af van keuringen — zowel fysiek als mentaal — maar ook van factoren waar hij geen invloed op heeft. “Je kunt bij de vliegeropleiding voorkeuren aangeven voor het type toestel waarin je uiteindelijk wilt vliegen. Maar uiteindelijk beslist de luchtmacht: wat past bij jou, bij je profiel, bij je vaardigheden.
Het kan zijn dat jij de F-35 ambieert, maar dat ze zeggen: jij komt beter tot je recht in een transportvliegtuig. Dan moet je dat accepteren.” Toch twijfelt Kane geen moment. “Ik weet dat het moeilijk wordt. Maar dat maakt het alleen maar mooier als het lukt. Ik heb liever dat ik faal in iets groots, dan dat ik me niet eens heb durven inschrijven. Dit is mijn droom.”
Serieus genomen
Voor Hilde liep het anders. Zij begon juist wel met studeren, maar liep al snel vast. “Ik zat op de pabo, opleiding tot leerkracht. Ik was 17 toen ik begon en dacht: dit gaat allemaal zo snel. Ik weet nog helemaal niet wat ik wil. Ik had goede cijfers, maar voelde geen drive. Dus ben ik gestopt, maar wel met het idee: ik wil iets nuttigs doen.” Haar moeder wees haar op het dienjaar. “Ik vond het altijd wel vet, Defensie, maar ook onbereikbaar. Tot ik erachter kwam dat je voor een jaar kon instappen. Toen dacht ik: wat heb ik te verliezen?”
Dat ze het zich niet makkelijk heeft gemaakt, blijkt wel uit haar eerste poging. Ze viel halverwege de basisopleiding uit vanwege een medische reden. In januari begon ze opnieuw. “Dat was zwaar. Want ik moest van voren af aan beginnen, terwijl anderen al verder waren. Maar ik heb het nu wel gehaald. En ik ben blij dat ik ben doorgezet.”

Ook zij is inmiddels geplaatst op de basis en werkt nu in een team met collega’s van verschillende leeftijden. “In het begin dacht ik: ik ben de jongste, hoe ga ik me staande houden? Maar de luchtmacht is wat dat betreft echt relaxed. Je bent een team. Je wordt hier niet behandeld als het jonkie. Je krijgt gewoon verantwoordelijkheid. En als je laat zien dat je het aankan, word je serieus genomen.”
Klaargestoomd
Na een sollicitatieprocedure (inclusief psychologische tests, medische keuringen en een fysieke test, zoals een coopertest), start het dienjaar met een drie maanden durende militaire basisopleiding in Ermelo. Je slaapt doordeweeks op de kazerne, mag in het weekend naar huis, en wordt in hoog tempo klaargestoomd voor basisvaardigheden. Voor veel jongeren een keiharde realitycheck.
“Ik kwam net uit mijn zomervakantie,” vertelt Kane in een kantoorkamer van het Air Mobility Command, werkonderdeel van de Koninklijke Luchtmacht. “En ineens stond ik met zestig onbekenden om me heen, een hele dag in uniform, zonder vrijheid. Alles was strak georganiseerd, je moest mensen met ‘u’ aanspreken. De eerste weken waren het zwaarst. Maar ik had mezelf voorgenomen: ik ga dit niet opgeven. M’n broer zit ook bij Defensie, en ik voelde: als ik nú al opgeef, dan kan ik net zo goed niet meer proberen om ooit nog vlieger te worden.”
Dat hij nu werkt op een militaire vliegbasis, in een ondersteunende rol voor de luchtverkeersleiding, past goed bij zijn plannen. “Ik begeleid werkzaamheden op het vliegveld, hou contact met de toren, regel dingen zoals drone-aanvragen. En ik zie nu al hoe de processen werken. Het is een waardevolle voorbereiding. En als het een keer rustig is, ga ik sporten op de basis, of bij de vechtschool waar ik in m’n vrije tijd train.”
Ook voor Hilde voelde de overgang van een normaal tienerleven naar militair discipline als een koude douche. “Die eerste weken waren echt wennen,” blikt ze terug. “Je wordt wakker om half zes, kamer schoonmaken, dan meteen inspectie. En dan bedoel ik echt inspectie: als er ergens een pluisje ligt, dan wordt dat uitvergroot. Alles moet perfect zijn. Dat is pittig. Je kunt zo twintig push-ups krijgen omdat je je schoenen niet snel genoeg wisselt.” Maar het is niet áltijd á lá Kamp van Koningsbrugge. “Even later wordt er ook gevraagd: Hoe ging het nou eigenlijk met je vandaag? Het is een afwisseling van harde aanpak en goede gesprekken.”
Kameradenhulp
Tijdens die eerste 12 weken leerden Hilde en Kane MBV: militaire basisvaardigheden. Hilde: “Zelfhulp en kameradenhulp. Een soort militaire EHBO. Veel praktischer allemaal dan wat je op school leert.”
‘Alles moet perfect zijn. Dat is pittig. Je kunt zo twintig push-ups krijgen omdat je je schoenen niet snel genoeg wisselt’
Na de 12-weekse training kiezen dienjaar-militairen een richting: Landmacht, Luchtmacht, Marine of Marechaussee. Deelnemers werken fulltime voor Defensie, voor een startsalaris van ongeveer 2.300 euro bruto per maand. “Best wel chill,” zegt Kane. “Ik heb ook amper vaste lasten, omdat ik hier op de kazerne slaap en eet.”
De werkzaamheden zijn praktisch en ondersteunend: van grensbewaking op Schiphol tot helpen met het laden van granaten of het ondersteunen van luchtverkeersleiding. Of, in het geval van Hilde: Human Resources. “Ik zit bij recruitment eigenlijk,” zegt ze. “Dat betekent dat ik me bezighou met nieuwe dienjaar-militairen: kijken wie zich aanmeldt en zorgen dat ze op de juiste plek terechtkomen. Heel leuk werk. Je hebt met mensen te maken, en je helpt ze echt op weg.”

Zowel Hilde als Kane benoemen dat hun leven binnen Defensie totaal anders is dan dat van leeftijdsgenoten. Je bent geen student, geen werknemer, maar ook geen rekruut meer. Kane: “In de opleiding sliep je doordeweeks op de kazerne. Dan ben je fysiek gesloopt. En in het weekend kom je thuis, waar alles weer ‘normaal’ is. Die overgang is raar. Je moet echt schakelen.”
Hilde: “Je leert snel volwassen worden. Je leert dingen doen waar je geen zin in hebt. Je wordt hier echt militair gemaakt. Dat zeggen ze ook letterlijk: je bent niet gewoon een burger met een nieuwe baan. Je hoort bij Defensie, en dat voel je aan alles. Als ik thuis ben, is het wel wat soepeler allemaal. Maar ik merk dat ik bepaalde discipline of punctualiteit heb ontwikkeld die vriendinnen van mij bijvoorbeeld helemaal niet hebben. Ik zet die wekker niet meer op 9 uur, zeg maar.”
Hilde moet daar zelf heel hard om lachen. Diezelfde vriendinnen vinden haar ‘superstoer’, vervolgt ze. “Ik heb ze een paar keer meegenomen. Die staan dan met open mond te kijken. Want ja, dit is echt een wereld waar je normaal geen toegang toe hebt. Alles zit achter poorten, je komt er niet zomaar binnen. Dat maakt het ook heel vet.”
Te weinig plek
De band met de andere dienjaarders is hecht. Kane: “In het begin kijk je elkaar een beetje raar aan, want je kent elkaar totaal niet en je past misschien niet bij iedereen. Maar je leert elkaar kennen. Je eet samen, slaapt samen, doet gekke dingen. Dat schept een band. Je leert jezelf en elkaar echt goed kennen.”
Defensie kampt met een tekort van meer dan 10.000 militairen. Tegelijk wil de krijgsmacht snel doorgroeien naar 200.000 medewerkers — bijna 2,5 keer zoveel als nu. “Na de Russische inval in Oekraïne moest er iets gebeuren. We hadden al geëxperimenteerd met een militair gap year. Dat concept hebben we opgeschaald en daaruit is het dienjaar ontstaan,” vertelt Erik Noordam, projectleider Dienjaar Defensie, in een telefoongesprek. “We wilden een traject opzetten dat direct kon starten, zonder jarenlange voorbereiding. Dus hebben we voortgebouwd op iets dat al werkte, en parallel zijn we het verder gaan verbeteren.”
De cijfers liegen er niet om: ruim 80% van de deelnemers kiest ervoor na hun dienjaar bij Defensie te blijven
Het resultaat – een vrijwillig én betaald traject van één jaar waarin jongeren (18 tot 27 jaar) kunnen proeven van het militaire leven – werd in september 2023 gelanceerd. En met succes: de eerste lichting begon met 136 deelnemers, inmiddels zijn dat er al 600. In 2025 mikt Defensie op 1500 deelnemers. De reden voor dat klinkende succes, volgens Noordam: “We zien dat het teamgevoel heel sterk is. Je wordt onderdeel van iets groters. Dat blijkt voor veel jongeren ontzettend waardevol. Maar een dienjaar geeft veel jongeren ook rust: even geen keuzestress. Wij bepalen wanneer ze opstaan, wat ze aantrekken en wanneer ze eten. Dat klinkt streng, maar veel deelnemers vinden het juist overzichtelijk.”
De cijfers liegen er niet om: ruim 80% van de deelnemers kiest ervoor na hun dienjaar bij Defensie te blijven. Klinkt fantastisch, maar de wervelwind van enthousiaste jongeren legt ook een probleem bij Defensie bloot. Noordam: “Er is meer animo dan plek. Meer dan 4000 jongeren meldden zich aan, terwijl we dus maar plek hebben voor zo’n 1000 per jaar. Nu moeten we wachten met aannemen. Niet omdat we het niet willen, maar omdat we de spullen, kazernes en opleiders gewoon nog niet hebben. Dertig jaar bezuinigen laat zijn sporen na.”

En het is niet de enige uitdaging waar Noordam mee kampt. Door hun verkorte opleiding passen dienjaar-militairen niet altijd naadloos in reguliere eenheden. Sommige commandanten twijfelen of ze voldoende inzetbaar zijn. “We leiden dienjaar-militairen korter op dan beroeps. Daardoor passen ze niet altijd direct binnen bestaande eenheden. Daar moeten we het systeem op aanpassen. We bewegen van een expeditionaire krijgsmacht naar een verdedigingsleger. Dat vraagt iets anders.”
Weer dienstplicht?
Het land verdedigen. Binnen afzienbare tijd zou het zomaar de dagelijkse realiteit kunnen zijn voor enthousiaste tieners als Hilde en Kane. In hoeverre houden onze dienjaar-militairen zich hiermee bezig? Kane: “Ik denk daar zeker over na. Ik volg het nieuws, en sinds ik hier zit, kijk ik er anders naar. Je beseft dat het niet alleen ver weg is. En ik heb er wel over nagedacht: wat als ik ingezet moet worden?”
Bang is hij niet, zegt hij. “Ik vertrouw erop dat de Nederlandse overheid en de luchtmacht geen mensen zomaar in gevaar brengen. En dat als ik ingezet zou worden, het is om iets te beschermen. Maar natuurlijk zit dat ergens in je achterhoofd.”
Hilde: “Ik zit niet in een gevechtsfunctie, maar dan nog: je staat dichterbij dan de gemiddelde burger. Ik denk wel: als het misgaat, zitten wij vooraan. Dat is spannend, ja. Maar het hoort erbij. En we worden er goed op voorbereid.”
De motivatie achter het dienjaar is volgens Hannah Whittle, communicatieadviseur van de vliegbasis, niet het opvullen van oorlogscapaciteit, maar personeelsontwikkeling. Jongeren op een laagdrempelige manier kennis laten maken met Defensie. “Het dienjaar is een kans, geen verplichting. Er zijn jongeren die weten wat ze willen — zoals Kane. En er zijn jongeren die juist nog zoekende zijn, zoals Hilde.
In beide gevallen biedt het dienjaar waarde. Je zit nergens aan vast, maar je krijgt wel een volledige ervaring: opleiding, plaatsing, functie, team. En wie aangeeft verder te willen kijken, die krijgt daar ook ruimte voor. We hebben jarenlang moeten bezuinigen. Nu is er ruimte om weer te investeren in mensen. Het dienjaar helpt daarbij. We laten jongeren zien wat hier allemaal mogelijk is. En daaruit vloeien hopelijk langdurige carrières voort.”

Waar Kane zijn blik al op de cockpit heeft gericht, is Hilde nog aan het verkennen. Hilde: “Ik weet nog niet of ik hier blijf. Misschien wel. Misschien kies ik iets anders. Maar ik weet nu in elk geval dat ik meer kan dan ik dacht. En dat ik iets wil doen waar ik trots op kan zijn.”
Voor Kane is de koers duidelijker. “Ik hoop dat ik over een paar jaar als vlieger werk, of iets anders binnen de luchtmacht. Ik wil mezelf blijven uitdagen. En bovenal wil ik geen standaardleven. Dit is mijn route omhoog. Ik ben ook andere eenheden tegengekomen die me aanspreken, zoals luchtmobiel. Dus wie weet. Maar wat ik zeker weet: ik wil blijven bijdragen. En ik wil blijven groeien.”
Ondertussen hangt er een politieke discussie in de lucht: is het dienjaar een voorbode van een mogelijke herinvoering van de dienstplicht? Voorlopig blijft het vrijwillig. Maar het draagvlak voor een robuustere krijgsmacht groeit. “Ik werk liever met mensen die willen, dan met mensen die moeten. Er is op dit moment geen noodzaak om de dienstplicht te heractiveren,” concludeert Dienjaar-projectleider Noordam. “Het dienjaar werkt juist omdat het vrijwillig is.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Paul Tolenaar