Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Week van Toen: Beenhakker hield wel van een beetje pijn (1987)

Elke week poetsen we een pareltje op uit het rijke archief van Panorama (anno 1913). Deze week, uit editie 25, 1987: ‘Het lijden van Leo Beenhakker in Madrid'

Week van Toen: Leo Beenhakker

In welke hemel Leo Beenhakker zich momenteel bevindt weten we niet, maar als trainer van Real Madrid bevond hij zich in de zevende, vertelde hij ons deze week precies 38 jaar geleden. Typisch Leo, zeggen dat je de mooiste tijd van je leven beleeft, terwijl de Spaanse pers als een roedel hyena’s om je heen cirkelt en wacht op het moment dat je bezwijkt. Maar dat gebeurde natuurlijk niet, in ieder geval niet in 1987. “Ik wil die krantjes nog niet gebruiken om mijn kont mee af te vegen,” zei hij stoïcijns toen we hem opzochten in ‘zijn’ Madrid. “Je kunt geen rekening houden met tachtigduizend fans, veertig radiostations en zeven kranten. Schei maar uit om je daar druk over te maken. Dan kun je niet leven.”

En Leo lééfde in Madrid, zoveel was wel duidelijk. Júíst door die paar zakken cement die de pers maar op zijn schouders bleef leggen. Lijden vond hij een heerlijk gevoel bekende hij: “Dat is toch het mooie van topsport? Je leeft intens, omdat je alle mogelijke emoties doorstaat. Heerlijk. Je leven kan er een aantal jaren door bekort worden ja, maar daar hou ik maar geen rekening mee.” 

Na het verloren tweeluik tegen Bayern München in de Europacup 1 voelde hij zelfs fysieke pijn in zijn lijf, zei hij. Pure opgekropte spanning die op de een of andere manier eruit moest: “Vroeger gooide ik met mijn rooie haren alles eruit, liep als een achterlijke rond, sprong van de bank op, schreeuwde. Wist ik veel. Nu lijk ik heel kalm, dwing mezelf functioneel te denken. Toch, de spanning blijft en de pijn ook. Zalig, man!”

'Kampioen worden is als klaarkomen'

Don Leo in 1987

Had hij iets masochistisch? Misschien, al viel dat moeilijk te peilen door die muur van Rotterdamse humor die hij ook in Madrid had opgetrokken en die je onmogelijk kon afbreken, ook de Spaanse pers niet. “Werken bij een topclub is niet leuk,” zei hij. “Maar het geeft zo vreselijk veel voldoening als het goed gaat. Neem het kampioenschap. Kampioen worden is als klaarkomen. Dat is de kick na een jaar lang knokken met supersterren die ik als elftal moet laten spelen, terwijl ze allemaal zelf willen schitteren. Neem Hugo Sanchez. Op het WK (in Mexico in 1986, red.) lag hij steeds op de grond te zeuren en voetballen ho maar. Ik zeg altijd: Hugo, je bent reserve-Onze-Lieve-Heer in Mexico. Dat is hij ook echt, ongelooflijk. Maar dan komt ome Leo uit Rotterdam-Charlois hem vertellen: Het WK was klote Hugo, dat doen we hier anders ouwe! Man, dat is toch fantastisch!”

Beenhakker genoot sowieso respect van zijn supersterren, juist door zijn humor: “De spelers vinden het prachtig hoor, een grap op z’n tijd. Aan Hugo Sanchez kan ik rustig vragen of zijn schoenen nog in de doos zaten na het missen van een opgelegde kans. Vindt ie leuk. Maar in het openbaar moet je van de spelers afblijven, want ze zijn absoluut heilig.”

‘Don Leo’ was zelf ook heilig in Madrid, maar hoezeer hij ‘de Koninklijke’ ook als zijn thuis beschouwde, was er maar één echt thuis voor hem, zei hij toen al tegen ons: “En dat is Faainoord.” En die liefde bleef, tot de dood hen dit jaar scheidde.