/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F06%2Fc43jDxe5nOMoNz1749194300.png)
Hoe vaker Marco van Basten en Ruud Gullit hun licht laten schijnen op het huidige voetbal, hoe vaker wij denken: waar is Frank Rijkaard eigenlijk? Sinds zijn laatste voetbalklus in 2013, toen hij afzwaaide als bondscoach van Saoedi-Arabië, is het opvallend stil rond die Derde van De Grote Drie van Milaan. Af en toe duikt hij nog ergens op voor een camera, als er bijvoorbeeld op het Balboaplein in Amsterdam, het pleintje uit zijn jeugd, een straatvoetbalcompetitie van start gaat. Of als Ajax hem vraagt om een training te geven aan een paar talenten. Maar voor de rest…
Het gaat wel vaak óver hem, dat wel. Lionel Messi noemde hem laatst in een interview de belangrijkste persoon in zijn voetbalcarrière, omdat Rijkaard, trainer destijds van FC Barcelona, de toen nog jonge Argentijn liet debuteren in het eerste elftal. Arnold Mühren, de fijnbesnaarde Volendammer die met Oranje in 1988 het EK won, maakte er ook nooit een geheim van dat Marco van Basten weliswaar opviel met zijn goals, maar dat Frank Rijkaard absoluut de beste speler van dat toernooi was. Credits die Rijkaard als speler niet altijd kreeg, omdat hij jarenlang in de schaduw liep van ‘die andere twee van Milaan’. Maar dat was precíés de plek waar hij het best gedijde. En nog steeds: Rijkaard zie en hoor je zelden in de media en dat vindt hij waarschijnlijk allang best.
Precies 25 jaar geleden wisten wij hem toch te strikken, maar dat had er vooral mee te maken dat hij toen bondscoach was van Oranje en op het punt stond om aan het EK in Nederland en België te beginnen. Interviews hoorden er gewoon bij, zei hij, al hoefden we geen smeuïge uitspraken van hem verwachten. Terwijl onze verslaggever Thomas Braun nog wel zijn best deed.
‘Of ik mij heb geschaamd voor dat spuugincident? Nee!’
Braun: “Je bent de eerste zwarte bondscoach van Nederland: zegt je dat iets?”
Rijkaard: “Ik voel geen extra trots, maar ik merk wel dat ik een voorbeeld voor bepaalde groepen mensen ben.”
Of over dat fameuze spuugincident met de Duitser Rudi Völler in 1990.
Braun: “Heb je je daar ooit voor geschaamd?”
Rijkaard: “Nee, ik heb me door emoties laten leiden en ja, dan doe je soms onverstandige dingen.”
Rijkaard liet niet het achterste van zijn tong zien, dat was wel duidelijk. Maar dat deed hij eigenlijk nooit waardoor hij tot op de dag van vandaag zo’n mysterie is. Toch kregen wij een spaarzaam kijkje in zijn ziel die veel lichter was dan de meeste mensen denken. Rijkaard was namelijk een groot liefhebber van ‘lachfilms’, zei hij: “Galgenhumor, humor zonder boodschap, die stommiteit kan ik erg waarderen.”

Zo was hij bijvoorbeeld ook een groot fan van de satirische serie Jiskefet, en dan met name van de sketch De Dierenwinkel: “Daar is een boek van en dat heb ik een keer met een vriend gelezen op vakantie. We hebben dagenlang dubbelgelegen.” Jiskefet strookte wel met zijn karakter, bekende hij: “Uiterlijk ben ik rustig, maar innerlijk ben ik nog steeds een kwajongen en zit ik vol met kwinkslagen.”
Als wij Ajax waren geweest, hadden we hem allang gebeld en als wij Rijkaard waren, hadden we meteen ja gezegd tegen de vacante trainerspost. Kijk, dát zou pas een kwinkslag zijn.