/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F05%2FjlSjo2yPcqGRM71747390413.jpg)
Over Jan van Halst
Met clubs als FC Utrecht, FC Wageningen, FC Twente, Fortuna Sittard, Vitesse en, uiteraard, Ajax op je cv zou je zeggen dat het palmares van Jan van Halst (Utrecht, 1969) vrij mager is. Ga maar na: ‘slechts’ één landstitel, één KNVB-beker en één periodetitel. Maar daar heeft de huidige analist van Ziggo Sport maling aan.
Succes is niet alleen het pakken van prijzen, maar vooral ook de weg daarnaartoe. Het is een levenswijsheid die Jan tegenwoordig meer dan eens in de praktijk brengt. Met Be Robin, zijn eigen coaching- en trainingsbureau, helpt hij bedrijven al jaren met leiderschaps- en teamontwikkeling, wat ook goed van pas kwam tijdens Expeditie Robinson waar hij in 2021 aan meedeed (en vroegtijdig werd weggestemd). Zonder ‘kopzorgen’ overigens, want dat was een avontuur om nooit te vergeten, zegt hijzelf.
We hebben gezocht naar de naam van een ghostwriter…
“Dan kun je nog lang zoeken: ik heb het boek namelijk helemaal zelf geschreven.”
Dan zou je bij ons weten de eerste oud-voetballer zijn, Jan!
“Ik vind schrijven best leuk. Ik schreef ooit columns voor het voetbalblad ELF en voor een lokaal krantje in Twente, jaren geleden. Behalve dat ik dat leuk vond, merkte ik ook dat dingen op papier zetten impact heeft, zowel voor jezelf als voor een ander. Dat weet ik eigenlijk al sinds ik brieven schrijf aan mijn vrouw en kinderen.”
'Opeens dacht ik: misschien moet ik ze met kerst een brief schrijven. Gewoon om te zeggen dat ik van ze hou. Dat doe ik nog steeds, bij wijze van cadeau'
Doe je dat ja?
“Heel eerlijk: ik ben niet de meest attente man op aarde. Ik zeg bijvoorbeeld niet elke dag dat ik van ze hou. Op een gegeven moment sluipt er een schuldgevoel bij je naar binnen, dat je niet genoeg tijd voor ze hebt, dat je ze tekortdoet, dat je te veel bezig bent met je eigen carrière et cetera. Dat schuldgevoel komt meestal zo rond het einde van het jaar, als je meer tijd hebt om na te denken. Toen dacht ik opeens: misschien moet ik ze met kerst eens een brief schrijven. Gewoon om te zeggen dat ik van ze hou. Dat doe ik nog steeds, bij wijze van cadeau. Andere cadeaus geef ik eigenlijk niet.”
Ben je zo zuinig?
“Noem het maar zuinig: dit komt tenminste recht uit mijn hart, dat kun je met niks overtreffen. Maar ik doe dat dan wel weer op de laffe manier.”
Laf?
“Ik schrijf die brieven niet namens mezelf, maar namens de kerstman. Die kijkt terug op jouw jaar waarin hij heeft gezien hoe goed je hebt gedaan, dat hij supertrots is en ga zo maar door.”
Geloven ze nog in de kerstman?
Lacht: “Mijn kinderen zijn al heel lang volwassen, ze zijn 30 en 26, maar ik vind het een mooie traditie. Op kerstochtend liggen er drie brieven op de ontbijtbordjes. Binnen vijf minuten komen ook de tissues op tafel. Elk jaar weer. Mooi toch?”
Waarom schrijf je ze niet vanuit jezelf, zoals je ook Kopzorgen uit jezelf hebt geschreven?
“Dat is dat laffe misschien. Het past heel erg bij mijn karakter. Niemand heel dicht bij je gevoel laten komen, omdat je altijd overeind moet blijven. Terwijl zij mij daar eigenlijk keihard om uitlachen aan die ontbijttafel, zo is het ook. Ze weten namelijk hoe klein mijn hartje is.”

Als voetballer riep je een heel ander beeld van jezelf op, dat van de pitbull op het middenveld van onder andere FC Utrecht, Twente en Ajax.
“Ik ben altijd heel emotioneel geweest, ook op het veld. Dat had ik als kind al. Ik was helemaal gek op de bal, maakte me niet eens uit welke. Natuurlijk is voetbal mijn eerste liefde, maar ik had dat ook met biljarten en tafeltennis. Urenlang in je slaapkamer dat balletje tegen de muur slaan, kijken hoe dat ding beweegt, welk effect je het kan meegeven. Ik deed niet anders. En altijd voetballen op straat in Zeist waar ik ben opgegroeid. Bloedfanatiek was ik, ik wilde altijd maar beter worden. Ik was zelfs zo fanatiek dat ik op school iedereen een contract liet tekenen dat er na schooltijd ook écht nog even werd gevoetbald. Dat ik daar dus niet als enige stond en het niet doorging.”
Maakte je je daar populair mee?
Lacht: “Niet echt, maar dat maakte mij niet uit. Ik wilde zó graag.”
In je tienerjaren stuurde je zelfs toenmalig FC Utrecht-trainer Han Berger een brief waarin je hem vroeg hoe je beter kon worden. Was je fanatiek of gewoon een strebertje?
“Beide, en met beide is niks mis zolang je het maar uit liefde voor het spelletje doet. En dat deed ik. Wat iemand daarvan vond maakte mij niet zoveel uit: er kwam niks tussen mij en de bal.”
Kreeg je ook antwoord van Berger?
“Zeker. Dat ik vooral moest blijven oefenen, haha.”
Jaren later speelde je tóch bij FC Utrecht: dankzij die brief?
“Zeker niet, ‘gewoon’ opgepikt toen ik nog speelde bij mijn amateurvereniging VV Jonathan in Zeist. Man, wat voelde ik mij de koning te rijk! Dat was een droom die uitkwam, al moest ik daar alle zeilen bijzetten. Willem van Hanegem was destijds mijn assistent-trainer. De grote Van Hanegem, zo zag ik hem. Na een training ben ik naar hem toegelopen om te vragen wat ik beter kon doen. Hij zei eigenlijk maar één ding: waarom wil je zo graag doelpunten maken? Dat kunnen anderen beter. Wat je wél goed kan, is ballen afpakken, de tegenstander afjagen, dat soort dingen. Een type-Wouters, zei Van Hanegem, dát zit in jou. Dat werd vanaf dat moment mijn hoofdtaak bij elke club waar ik speelde.”
'Eigenlijk hoop ik dat iedereen tenminste één keer in zijn leven een Willem van Hanegem tegenkomt'
Heb je alles eruit gehaald wat erin zat?
“Ik heb méér dan het maximale uit mijn carrière gehaald. Dat is waarschijnlijk geen goed Nederlands, maar het dekt wel de lading. Ik heb vaak op de bank gezeten, vooral ook bij Ajax onder trainer Co Adriaanse die mij zelfs terugzette naar ‘kleedkamer 2’, de kleedkamer van de beloften. Dat voelde wel als een klap in mijn gezicht. Maar ook als een moment waarop bij mij die mentaliteit van vroeger terugkwam. Dat fanatisme om te laten zien dat ik het tóch kon.”
Hoe sterk ben jij in je kop?
“Ik heb er geen psycholoog op losgelaten, daar ben ik ook niet zo van, maar ondanks alle teleurstellingen die ik heb meegemaakt, heb ik mij één ding nooit laten afpakken: de liefde voor het voetbal. Willen jullie die liefde afpakken? Dat lukt niet, want dat bepaal ik, niet jullie. Willen jullie dat ik ongemotiveerd op het veld ga rondlopen zodat jullie gelijk krijgen? Ook dat lukt je niet, want ík bepaal hoe ik op het veld sta, niet jullie. Die instelling heb ik altijd gehad.”
In je boek beschrijf je dat aan de hand van de 5 G’s.
“Heel simpel gezegd: het begint met een gebeurtenis – de eerste G – waardoor je een gedachte krijgt, daarna een gevoel dat je gedrag bepaalt dat op zijn beurt weer voor een bepaald gevolg zorgt. Gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag, gevolg. Dat klinkt als abracadabra, maar voor mij was dat heel concreet.
Ik was nooit de beste, ik dácht daarom ook nooit dat ik de beste kon worden waardoor ik mij rot voelde, misschien wel overcompenseerde met als gevolg dat ik het plezier in het voetbal begon te verliezen. Erger nog: ik kreeg zelfs een beetje faalangst, omdat ik niet wist hoe ik het goed moest doen. Totdat iemand als Van Hanegem zei dat ik dat los moest laten. Dat heeft een wereld van verschil voor mij gemaakt. Eigenlijk hoop ik dat iedereen tenminste één keer in zijn leven een Willem van Hanegem tegenkomt.”
Is er in het huidige voetbal meer aandacht voor mentale gezondheid dan in jouw tijd?
“Absoluut. Toen ik speelde was het voetbal nog een machocultuur waarin je werd uitgelachen als je het over mentale welzijn had. Maar toen voelden spelers ook veel minder druk dan tegenwoordig. Dat kun je ook omdraaien: ja, er is nu meer aandacht voor het mentale welzijn van voetballers, maar de druk is ook veel groter geworden, zeker door sociale media.
Dat verschil is relatief gezien dus niet zo groot. Komt nog eens bij dat de mentale begeleiding van spelers helemaal niet veilig is. Ga maar na: je moet je hele ziel en zaligheid blootleggen bij iemand die onderdeel is van de organisatie waarin je voetbalt. Niet bij een onafhankelijk iemand bij wie je niet bang hoeft te zijn dat wat je zegt bij de trainer of directeur terechtkomt. Ik vind dat bijvoorbeeld zaakwaarnemers voor zo’n veilige situatie moeten zorgen, of de speler zelf. Je moet in alle veiligheid ‘je hoofdspier’ kunnen trainen, zoals ik dat noem.”

Gebeurt dat nu niet in het betaalde voetbal?
“Jawel, maar het is nog altijd een thema dat zwaar onderbelicht is. Maar we moeten het ook niet té serieus benaderen hè. Het klinkt zo heftig, het trainen van je hoofdspier, maar in de praktijk is het eigenlijk heel grappig en leuk.”
Leuk?
“Ja! Het is toch hartstikke leuk om te weten hoe dat allemaal werkt in je koppie? Vind ik wel. Je hoeft ook echt niet op een sofa te gaan liggen ofzo. Ik laat het weleens zien tijdens een presentatie die ik in het land geef. Dan toon ik de zaal een zwart vlak en zeg ik: dit is ons brein. En daarna de vraag: hoeveel procent hiervan gebruiken we bewust?
Dan zegt Piet 30 procent en Henk 60 procent: allemaal fout natuurlijk. Vervolgens schijn ik een piepklein wit stipje op dat vlak, want dat is het feitelijke antwoord. Een piepklein stipje in een heel groot vlak. Zo weinig hersencapaciteit gebruiken wij dus bewust. Echt maar een fractie van wat we onbewust allemaal opslaan en waar we ons dus ook onbewust door laten leiden. Dat zuig ik overigens niet uit mijn duim hoor, het is allemaal wetenschappelijk bewezen, maar ik probeer alleen maar aan te geven dat wij, dus ook voetballers, veel minder van ons brein weten dan wij denken.”
Hoe komt een oud-voetballer als jij aan zoveel kennis?
“Ik heb na mijn carrière beïnvloedingspsychologie gestudeerd, of, nou ja, is het een studie? Ik heb daarin een hoop lessen gevolgd, laat ik het zo zeggen. En die lessen probeer ik tegenwoordig in de praktijk te brengen in trainingen die ik door het hele land geef, onder andere in het bedrijfsleven.”
Vind je het gek dat wij zo weinig van ons brein weten?
“Ik vind het vooral jammer, want je laat heel veel potentie liggen. Want als je je hoofdspier traint, kun je veel beter omgaan met bepaalde situaties. Laat je je humeur bepalen door een trainer die schreeuwend tegenover je staat? Of filter je zijn boodschap, kijk je of hij gelijk heeft en handel je daar vervolgens naar? Op die manier overleef je veel makkelijker in de hectiek van het voetbal.”
Maar je maakt ons toch niet wijs dat jij altijd zo ontspannen op het trainingsveld stond?
“In het begin van mijn carrière niet, maar tegen het einde eigenlijk wel. Omdat ik mij steeds beter wist te verplaatsen in de positie van de trainer.”
'Van de buitenkant wordt Ajax vaak bestempeld als een harde, beursgenoteerde club, maar aan de binnenkant zitten heel lieve, warme mensen'
Waarom ben je eigenlijk nooit trainer geworden?
“Omdat ik veel meer geïnteresseerd was in andere aspecten van het voetbal, zoals de commerciële - en de technische kant ervan.”
Als manager algemene zaken van FC Twente werd je in 2010 kampioen, als speler van Ajax won je in 2002 de dubbel: welke van de twee schaal je hoger in?
“Die als speler natuurlijk, en dan vooral door de manier waarop. Na het ontslag van Adriaanse knokte ik mij onder de nieuwe trainer Ronald Koeman weer terug in het eerste elftal, met dit als gevolg. André Bergdølmo, de Noorse verdediger met wie ik toen bij Ajax speelde, werd laatst nog naar dat kampioenschap gevraagd. Wat hem daar nog het meest van is bijgebleven? De laatste vijf minuten, zei hij, ‘omdat Jan van Halst toen al op het veld stond te janken’. Vind ik mooi. En niks van gelogen trouwens: de tranen biggelden al lang voor het laatste fluitsignaal over mijn wangen. Omdat ik, na de periodetitel met FC Wageningen uiteraard, echt iets had bereikt.”
Welke club staat het dichtst bij je hart: Ajax of Twente?
“Wageningen! Nee, da’s flauw. Ik denk toch wel Ajax. Dat ik daar ooit terecht zou komen, had ik als kind nooit durven dromen. Van de buitenkant wordt het vaak bestempeld als een harde, beursgenoteerde club – dat kan het ook zijn, daar weet ik alles van – maar aan de binnenkant zitten heel lieve, warme mensen. Die heb ik daar ook leren kennen, júíst op het moment dat ik in kleedkamer 2 terechtkwam. Dat de koffiejuffrouw je twee broodjes kaas toestopt, terwijl je eigenlijk niet mag lunchen met de A-selectie. En dat zij ook nog een appeltje voor je schilt, voor in de auto, omdat je nog zo ver terug moet rijden naar Twente. En morgen wel terugkomen hè, zei ze dan. Dat ze maar het heen-en-weer krijgen hier. Die warmte zie je van de buitenkant niet.”
Maar vorig seizoen ontdekte je ook de harde kant van de club, dat je als lid van de raad van de commissarissen het verwijt kreeg dat je de club aan de rand van de afgrond bracht.
“Van wie?”

Van de supporters, van de media: ook door jouw hoofd zette De Telegraaf een groot rood kruis, weet je nog?
“Wat de buitenwereld ervan vond, interesseert mij eigenlijk niet. Wat ik belangrijk vind is dat het contact met de mensen met wie ik toen heb gewerkt heel warm was. En nog steeds. Mensen die in het heetst van de strijd, samen met mij, overeind zijn gebleven. Natuurlijk is iedereen zich vorig jaar de pleuris geschrokken bij Ajax – door het gevolg van het aanstellen van Sven Mislintat, de puinhoop op technisch en financieel vlak, de slechte resultaten, de aanval op het bestuur na de thuiswedstrijd tegen Feyenoord die verloren ging, noem het allemaal maar op – maar ik weiger te geloven dat het mede door mij komt.
Natuurlijk zal ook ik mijn fouten hebben gemaakt, maar ik heb wel de eerste klap opgevangen. En ik loop nergens voor weg: als ik ergens aan begin, maak ik het ook af. Dat heb ik gedaan, door de voordeur. En vergis je niet: in de winter van 2024, toen ik als interim-ceo deel uitmaakte van de directie, hadden we het herstel al ingezet hè. Henderson aangetrokken, Hato verlengd, onze nek uitgestoken. Daar krijg je dan niet de credits voor, maar dat maakt mij ook niet uit.”

Echt niet?
“Het is fijn als je op het schild wordt gehesen, maar daar laat ik mij ook niet meer door leiden. Het is misschien raar om te zeggen, maar ik heb er niet één nacht slecht door geslapen.”
Weinig kopzorgen dus?
“Zeker, ik slaap nog steeds als een roos!”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken