SPORTCOLUMN: Snookerspeler Ronnie O'Sullivan ademt rock-’n-roll
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: de man die sneller stoot dan zijn schaduw.
Micha Jacobs
Stel je voor dat Lionel Messi op een dag zegt dat hij eigenlijk nooit echt plezier in het voetbal heeft gehad en dat het al vanaf zijn zeventiende het leven uit hem zuigt. Of dat Mathieu van der Poel werkelijk elke kassei haat, zijn fiets het liefst in het kanaal flikkert en dat hij eigenlijk niet weet waarom hij ooit profrenner is geworden. Van hen zou je het niet geloven, van Ronnie O’Sullivan wel.
Ronnie ‘The Rocket’, de beste snookerspeler aller tijden, wist tot twee dagen voor het WK snooker, dat nu in Sheffield plaatsvindt, niet of hij wel zou meedoen aan het toernooi dat hij al zeven keer won en dat hij sinds 1993 niet één keer oversloeg. Al maanden zegde hij elk toernooi af, tijdens zijn laatste toernooi sloeg hij nog met zijn keu tegen de tafel – een doodzonde, maar wel typisch Ronnie – waarna hij een boete of uitsluiting niet afwachtte en er zelf maar de brui aan gaf.
Jaren geleden, tijdens een live-wedstrijd op de BBC waar miljoenen mensen op primetime voor inschakelden, liep hij na een misser doodleuk weg, halverwege de wedstrijd, waardoor hij zijn tegenstander Ding Junhui, de mensen in de zaal, de kijkers thuis en de BBC vertwijfeld achterliet. Deed hij dat nou echt? Hij deed het. Het kon hem allemaal niet schelen. Hij was geniaal en gek tegelijk, wat hem ook geliefd maakte buiten de snookerwereld. Een ongeleid projectiel dat van niemand kan verliezen behalve van zichzelf, is groter dan de sport an sich, daar was iedereen het wel over eens.
Tegenover The Daily Mail luchtte hij vorige week zijn hart. Dat hij van zijn twaalfde tot zijn zestiende aan niks anders kon denken dan aan snooker, maar dat het op zijn zeventiende al klaar was voor hem. Vanaf dat moment werd het leven uit hem gezogen.
De vader van Ronnie werd in 1992, toen Ronnie al gold als groot snookertalent, veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens moord. In 2010 kwam hij na achttien jaar vrij. Zijn moeder zat ook een jaar vast wegens belastingontduiking, waarna hij, Ronnie, voor zijn toen 8-jarige zusje moest zorgen. En ondertussen maar snookeren en het publiek vermaken, ze hadden geen idee.
In oktober vorig jaar werd hij opeens staatsburger van Hongkong, ook weer zo’n onnavolgbare actie, al rijst het vermoeden dat hij dat niet deed omdat Hongkong nou zo’n mooi land is, wel omdat daar veel geld omgaat in het gokcircuit. Ofwel: de man ademt rock-’n-roll. Noem mij één speler, in welke sport dan ook, die meer rock-’n-roll is dan Ronnie O’Sullivan!

Edwin Struis
Ach ja, het is weer de tijd van het jaar. Heerlijk. Ik weet niet precies wat het is, snooker heeft iets rustgevends, kijkend naar al die gekleurde ballen die in de juiste volgorde in de pockets verdwijnen. Vergezeld van dat al even zalvende commentaar van de heren analytici. “Not the best of shots Jimmy played,” dat werk. De twee keer dat ik in The Crucible vertoefde, het theater in Sheffield waar dit spektakel sinds jaar en dag plaatsvindt, koester ik nog steeds.
Helaas heb ik Ronnie O’Sullivan nooit live zien spelen, de man die sneller stoot dan zijn schaduw. Van de avonturen van The Rocket krijgen we, en dan voornamelijk onze Engelse soortgenoten, nooit genoeg. De Britse tabloids zouden de helft dunner zijn als hij besluit om zijn keu, eh, aan de wilgen te hangen, of waar je zo’n speeltuig ook laat. Hoewel ik ook niet uitsluit dat de paparazzi hem tot het bittere einde zullen achtervolgen, met al dat voortdurende geraas om hem heen.
In mijn door voetbalboeken gedomineerde boekenkasten hebben twee snookerbiografieën een plekje gevonden: The Hurricane en Behind the White Ball. De eerste behelst het leven van Alex Higgins, de snookervirtuoos uit Noord-Ierland die eindigde als alcoholist, de andere over Jimmy White, de man die zes keer in de WK-finale stond, maar deze nooit won. Zelfs niet in 1994 toen hij nog maar één bal verwijderd was van de zege, maar hopeloos miste. Je zou ze qua gedrag de voorgangers van O’Sullivan kunnen noemen.
De dag dat ik Jimmy White volgde voor een zaterdagverhaal in De Telegraaf staat in mijn geheugen gegrift. Snooker was via de BBC midden jaren negentig ook in Nederland een beetje doorgedrongen in de huiskamers, dus vond de toenmalige chef-sport het een puik idee dat ik de Noordzee overstak. De hele dag bevond ik me in het kielzog van de snookergrootheid, want dat was ie. Overal waar hij opdook, met name in cafés waar hij de ene na de andere pint achter zijn huig liet verdwijnen, werd hij herkend en kwam jong en oud op hem af voor een praatje en/of een handtekening. Zijn vermogen om finales te verliezen, had hem geen losersbestaan opgeleverd, maar juist de sympathie van het volk. Afgelopen week deed hij nog een poging om zich te plaatsen voor het WK, maar The Whirlwind is afgezwakt tot een zwak briesje. Zijn laatste Crucible-optreden dateert inmiddels van 2006. Dus alle ballen dan maar op The Rocket!
- ANP