Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Voorpublicatie: Mijn leven met topcrimineel Stanley Hillis, het boek van ex-vrouw Apolonia

Op 21 februari 2011 werd Stanley Hillis doorzeefd in zijn Mitsubushi Pajero. De liquidatie is nog altijd niet opgelost. Zijn ex hield zich altijd stil, tot nu.

Apolonia en Stanley Hillis

SCÈNE 1. EINDELIJK VRIJ

‘Ze hebben Stanley neergeschoten. Hij is dood, Apolonia’
Een schok gaat door mijn lijf. Dit is het dan. De dag waar Stanley zo voor vreesde is gekomen. Hij heeft altijd gezegd dat hij niet oud ging worden, maar nu is het dan echt afgelopen voor hem. Ik hoor mijn vriendin aan de andere kant van de lijn verder praten, volgens mij praat ik ook terug, maar de woorden dringen niet meer tot me door. Stan is in zijn auto doorzeefd, op klaarlichte dag. De binnenkant van mijn lijf wordt ijskoud en ik voel me verlamd. 

Later zie ik op het nieuws beelden van zijn kapotgeschoten auto. Er wordt gesproken over tientallen kogels. Stans auto staat eenzaam naast een blauwe aanhanger, waar schijnbaar op het moment van de liquidatie politie in verstopt zat. Ze zaten er met hun neus bovenop. Stans afspraak was maar een paar minuten te laat, maar struikelde al over de agenten. Alles afgezet, helikopter in de lucht, en toch; de dader hebben ze niet kunnen pakken. Het stinkt. Mij maken ze niets wijs, het klopt van geen kanten. Ik vind het alleen al raar dat Stan precies met zijn auto naast die aanhanger is gaan staan. Hij was altijd heel voorzichtig, zocht overal wat achter. Ik zet de televisie uit. Wat een bullshit allemaal. 

Stan en ik waren al jaren niet meer bij elkaar, dus je zou zeggen dat wat ik doe zijn zaak ook helemaal niet meer was. Maar ja, dat wilde er bij Stan niet in. Het heeft jaren geduurd voordat we echt gescheiden waren en de controle op mij is daarna alleen maar groter geworden. 

Stanley en Apolonia waren altijd in voor een feestje.

Op mijn hoede

Ik denk aan hoe hij uit de pan kon flippen. Een keer was ik onderweg naar mijn moeder in Uithoorn toen hij belde. En als hij belde, dan moest ik opnemen. Negeren werkte niet, want dan belde hij gewoon nog een keer. En nog een keer, en nog een keer. Net zolang totdat ik opnam. 

“Waar ben je? Je moet nu meteen komen!” Aan zijn stem hoorde ik al dat hij opgefokt was. 

Rustig blijven. 

“Dat kan niet, want ik ben onderweg naar mijn moeder.”

“Niets mee te maken,” schreeuwde hij door de telefoon. “Je komt nu!” 

Het was de bedoeling dat ik altijd meteen klaarstond. 

In deze staat hoefde ik hem niet bij mij binnen of voor mijn deur, dus spraken we af op de Stadionweg in Amsterdam. Vlak bij het voetbalveld is een pleintje met een trappetje. Daar ging ik staan, met mijn handen in mijn zakken. Lang hoefde ik niet op hem te wachten. Onderaan de trap begon hij tegen me te vloeken en te tieren. 

'Wat is de reden dat je daar liep? Met wie was je?' Hij was buiten zinnen en overduidelijk helemaal doorgesnoven. Het schuim stond op zijn mond

“Wat is de reden dat je daar liep?” Hij had weer wat gehoord van een van zijn mannetjes die mij in de gaten hielden. “Met wie was je daar?” Hij was buiten zinnen en overduidelijk helemaal doorgesnoven. Het schuim stond op zijn mond en de ene na de andere verwensing vloog me om de oren. Zijn bodyguard stond een beetje ongemakkelijk achter hem zijn schouders op te halen en naar mij te gebaren dat hij het ook niet wist, sorry voor het ongemak. Het was niet iets nieuws. Alles wilde hij van me weten en gek werd ik ervan om de hele tijd al mijn woorden op een weegschaal te moeten leggen, omdat hij in één seconde van nul naar honderd kon gaan. Op zo’n moment moest ik gewoon heel rustig blijven en op hem inpraten. Na een tijdje ging hij dan weg en dan had ik het weer even gehad. Maar echt rust had ik nooit. Hij kon altijd en overal opdagen. Ik moest steeds in mijn achteruitkijkspiegels kijken, voortdurend op mijn hoede zijn. 

Tijdens de verbouwing van het huis in Spanje.

Vroeger had ik hem een grote bek terug gegeven en hem op zijn plaats gezet, maar de laatste jaren was hij veranderd. Het spel werd steeds vuiler en harder gespeeld. Hij was teleurgesteld in heel veel mensen die hem verraden hadden, of waarvan hij dacht te weten dat ze hem verraden hadden. Veel vrienden van hem zaten in de gevangenis of waren dood. Hij was eenzaam, paranoïde, gebruikte veel coke en dronk stevig. Met al zijn machtsvertoon probeerde hij de controle te houden over alles en iedereen. In heldere taal had hij me duidelijk gemaakt dat als ik ooit iets over hem zou zeggen, of tegen hem zou getuigen, hij mijn hele familie zou uitmoorden. En daarna zou hij doorgaan met mijn vrienden. Nooit meer zou ik me veilig voelen. En dat deed ik vanaf die dag ook niet meer. Hij had volledige controle over mij en voor het eerst van mijn leven werd ik bang van hem.

De eerste auto wordt goed bijgehouden.

Niet meer gecontroleerd

Ik gooi een plens koud water in mijn gezicht en kijk naar mezelf in de spiegel. Over een uur moet ik werken. Daar weten ze niets van mijn verleden en dat wil ik graag zo houden. Zodra mensen meer over mij weten, gaan ze anders doen. Zijn ze opeens bang dat ik iets van ze ga jatten, want dat zit toch in de aard van het beestje? 

Diep adem ik in en uit. Stan is dood. Ik kan het nauwelijks bevatten. Het is verschrikkelijk. Maar tegelijkertijd voel ik ook iets anders: ik hoef niet meer te komen opdagen, ik word niet meer gecontroleerd. Ik ben vrij. 

Na Stanley's zijn dood voelde Apolonia zich eindelijk vrij.

SCÈNE 2. IN HET BOS

Misschien moet ik weer gaan bidden 
Die gedachte schiet door mijn hoofd. De zon breekt door de takken van de bomen. Ik onderbreek mijn wandeling om te genieten van het licht. Met mijn ogen dicht sta ik zo minutenlang midden op het pad in het bos. Als kind was ik heel gelovig, zo werd ik ook opgevoed. Netjes naar de zondagsschool in Amstelveen. Ik baalde er altijd van dat we gereformeerd waren en niet katholiek, want ik wilde ook naar die mooie kerken en tijdens de ceremonie een stukje brood halen; dat vond ik veel interessanter. Ik bad elke dag. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor mijn vader. Die was er namelijk nooit. Wat nou als hij het te druk had om te bidden? Of het zou vergeten? Dat zou verschrikkelijk zijn, want dan zou hij later niet in de hemel worden toegelaten. Dus bad ik ook voor hem. Voor de zekerheid. 

Stanley Hillis had een dure smaak.

Mijn vader kwam van de boerderij. Zijn leven lang heeft hij gewerkt. Als kind haalde hij schillen op met zijn vader, en toen hij ouder werd deed hij van alles en nog wat. Alles om maar geld te verdienen. Een dakdekkersbedrijf, een hotel, een rijschool: hij heeft het allemaal gedaan – en vaak ook succesvol. Hij was een echte ondernemer. En net zoals hij kansen pakte om geld te verdienen, liet hij ook nooit een kans liggen om de onderbroek van een vrouw in te komen. Hij was gek op de vrouwtjes en zag het als een sport om ze op hun rug te krijgen.

Toen mijn moeder daar achter kwam, was het klaar met mijn vader. Terwijl zij samen met hem officieel de scheidingspapieren ging tekenen, paste buurvrouw Lia op ons. Ook een neukertje van mijn vader. Ik was nog maar vier jaar en moest de minnares, of beter gezegd een van de minnaressen, van mijn vader in de keuken troosten. De tranen rolden over haar gezicht, want wat was dit erg voor mijn moeder. En ondertussen deed ze het al lange tijd met mijn vader. Buurvrouw Lia werd uiteindelijk mijn stiefmoeder. Met haar kreeg hij nog twee kinderen. En voor mij en mijn broer werd de afstand tussen ons en onze vader alleen maar groter. Mijn vader was iemand die vooral druk bezig was met zichzelf.

Samen met haar broertje te paard.

Mijn moeder was alles wat mijn vader niet was. Een zachte, lieve en onschuldige vrouw, maar sinds de breuk met mijn vader ook een getekende vrouw met veel verdriet. Eigenlijk kon ze na de scheiding het leven niet goed aan. Een mislukt huwelijk, twee jonge kinderen, moeten werken naast het gezin, weinig geld; het was te veel. Dus lag ze vaak op de bank te huilen. Voor ons zorgen kon ze niet. De situatie werd zelfs zo erg dat mijn broer en ik tot twee keer toe naar een koloniehuis zijn gestuurd om aan te sterken. We waren zo verschrikkelijk dun.

Stan is dood. Ik kan het nauwelijks bevatten. Het is verschrikkelijk. Maar tegelijkertijd voel ik ook iets anders. Ik ben vrij

Het huis werd gerund door nonnen en er waren allerlei verschillende ‘probleemkinderen’. Van gedragsproblemen tot eetproblemen. Met structuur en regelmaat probeerden ze ons dan wat discipline bij te brengen. Want ‘met discipline komt het allemaal goed’. Omdat ik zo mager was, hielden ze mij en mijn bord extra in de gaten. Dat bord moest leeg, altijd. Daar deden die nonnen heel moeilijk over. De apennootjespap kan ik bijna nog proeven. Die gore pap noemden we zo, omdat er harde stukjes in zaten. Ik kreeg het niet door mijn keel en moest elke keer kokhalzen. Maar daar hadden ze geen boodschap aan; ik moest. 

“Als je het niet opeet, mag je niet mee wandelen.” 

Nou en. Dan hoef ik niet dat hele pleuris eind door de duinen te lopen, prima. Laat mij hier maar zitten, maar eten ga ik het niet. Ze konden me wat. Vier uur heb ik in de eetzaal gezeten. Uiteindelijk kreeg een verzorgster medelijden. Zij nam af en toe een hap en zo kwam mijn bordje toch leeg. 

Haar jeugd in Amstelveen verliep turbulent.

Met de nek aangekeken

In de tijd dat mijn broer en ik in het koloniehuis zaten, kon mijn moeder zich weer bij elkaar rapen. Dat lukte zo goed en zo kwaad, maar helemaal erbovenop is ze nooit gekomen. Ze sleepte zichzelf van huis naar werk en weer terug om vervolgens in haar stoel borreltjes te drinken en met een slaappil achter haar kiezen weg te dutten. Mijn moeder deed haar best, maar mijn broer en ik stonden er eigenlijk alleen voor. Echt alleen, want toen mijn vader ons gezin verliet, had dat ook consequenties voor hoe we in de gemeenschap lagen. Een vrouw alleen met twee jonge kinderen, dat hoorde niet en daar kon men weinig mee. Na de scheiding werden we dus met de nek aangekeken en nergens meer uitgenodigd. Zeggen deden ze het niet, hoor, maar voelen deed ik het wel. 

Stanley Hillis viert zijn verjaardag.

Iedere dag kwam ik bijvoorbeeld onderweg naar de lagere school mijn klasgenootjes Penny en Ria tegen. Ik liep altijd alleen en het liefst wilde ik gezellig met hen mee lopen, maar meestal liepen ze een stuk voor of achter mij. Op een dag besloot ik de stoute schoenen aan te trekken en gewoon bij Penny aan te bellen om het te vragen. 

“Ach, je bent haar net misgelopen. Ze is al met Ria naar school,” loog haar moeder glashard in mijn gezicht. Ze zei het heus aardig, maar ik wist dat het niet waar was. Als Ria en Penny echt al onderweg waren geweest, dan had ik ze zeker weten gezien. De moeder had een glimlach op haar gezicht en keek me tegelijkertijd aan alsof ik ongedierte was. Een kind van gescheiden ouders. Niemand in Amstelveen was toen gescheiden, ook al had de meerderheid van de stellen een hekel aan elkaar.

Met bidden ben ik toen ook maar opgehouden. Helemaal voor mijn vader. Hoe en of hij in de hemel terecht zou komen, dat moest hij zelf maar uitzoeken

Het leven in Amstelveen in die tijd was nog het best te vergelijken met de serie Coronation Street. Iedereen wist alles van elkaar, buiten de lijntjes werd niet gekleurd en niemand zei wat hij echt voelde of dacht. Blijf je lang genoeg op zo’n plek, dan ga je vanzelf wel gek doen. Het allerergste was het als er iemand jarig was. Dan kwam iedereen helemaal afgepoetst en met alle sieraden om uit zijn huis, om vervolgens in een grote verjaardagskring te gaan zitten en de rest van de avond om de beurt wat te zeggen. Voor mij was het overduidelijk dat iedereen een masker droeg en het één grote poppenkast was. Daar prikte ik zo doorheen. Zo ook bij de ‘lieve’ moeder van Penny. 

Apolonia en Stanley Hillis.

Dus liep ik zelf naar school en terug naar huis. Als ik thuiskwam, hielp ik mee in het huishouden, sneed de groenten en de piepers voor het avondeten en ging elke woensdag naar de wasserette. Er werd niet op mij gelet, ik hoefde geen aai over mijn bol te verwachten en dat was niet fijn. Ik miste de structuur en de gezelligheid van het gezinsleven enorm.

Een keer heb ik zo gehuild met Sinterklaas, omdat wij helemaal niets deden. Mijn moeder zei dat ik moest stoppen met huilen. Ik geloofde toch niet eens meer in Sinterklaas?! Uiteindelijk zei ze dat als ik het dan echt zo belangrijk vond, ze nog een cadeau voor mij in de kast had liggen. Eigenlijk voor mijn verjaardag, maar vooruit. Daar ging het mij niet om. Het idee om Sinterklaas zo voorbij te laten gaan, zonder gezellig samen warme chocolademelk en iets lekkers erbij, maakte mij verdrietig. Ik miste aandacht, echte aandacht en warmte. Ik was toen nog hartstikke jong, maar ik voelde wel de spanningen in huis en dat sommige dingen gewoon niet klopten. Ik zag natuurlijk ook hoe het bij anderen anders was. 

Van donker naar licht – Mijn leven met topcrimineel Stanley Hillis, geschreven door Apolonia van der Vliet, is nu verkrijgbaar in de boekhandel en online. Prijs: €22,99

Nieuwe wereld 

Toen ik naar de huishoudschool ging, ging er een heel nieuwe wereld voor me open. Ik besloot voor mezelf te zorgen en niet meer afhankelijk te zijn. Meer schijt hebben voelde goed. Ik had het prima naar mijn zin, maar mijn moeder maakte zich zorgen. Uit alle macht probeerde ze mij op school en het rechte pad te houden. ‘Ga nou naar school, studeren, neem een goede baan.’ Maar ze kon op dat punt zeggen wat ze wilde, ik deed precies waar ik zin in had. Met bidden ben ik toen ook maar opgehouden. Helemaal voor mijn vader. Hoe en of hij in de hemel terecht zou komen, dat moest hij zelf maar uitzoeken. 

Misdaad
  • Privéarchief