/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FxnmgR6KaGnNYyf1744967247.jpg)
Op een decemberavond, vier maanden geleden inmiddels, stuit ik zappend op Filemon Wesselinks documentaire Als de Russen komen. Drie kwartier en een heleboel doemscenario’s later blijven drie uitspraken door mijn hoofd spoken. De eerste is van Ruslandkenner Derk Sauer: “Wij hebben niet het gevoel dat wij in oorlog zijn met Rusland, maar Rusland is wel al heel lang in oorlog met ons.”
De tweede is van veiligheidsexpert Rob de Wijk: “Wat er momenteel allemaal gebeurt qua hybride oorlogsvoering en sabotageacties is nu al niet meer bij te houden. Het gaat een keer fout. Daar kun je op wachten.” De laatste alarmschijf is van diezelfde veiligheidsexpert: “Het moet kennelijk nog erger worden, willen mensen er echt van doordrongen zijn dat er nu al van alles aan de hand is. Maar dan ben je waarschijnlijk al te laat.”
Alweer een jaar geleden werden wij burgermensen opgeroepen zelfredzamer te worden. Ofwel: minimaal 48 uur vooruit kunnen zodra de oorlog uitbreekt, een cyberaanval het hele land platlegt of de dijken breken. “Het ligt er een beetje aan wat de calamiteit is,” zo sprak minister David van Weel destijds, “maar als het echt een conflict is, dan kan het zijn dat de nationale overheid vooral bezig is met de verdediging van ons land.”
Een bizar idee, maar wel eentje die akelig reëel lijkt: heel Nederland buiten gebruik. Lamgelegd door een Russische cybersnotneus. Nog steeds denken de meeste Hollanders: het zal wel. Komt goed. Ik denk dat ook. Hoe ziet zo’n 48 uur er dán uit? Zonder gaspitje, extra rollen wc-papier of peperduur noodpakketje? 48 uur zonder gas, water en stroom, maar mét ongestelde vrouw, twee jonge kinderen en een halfje grof volkoren. Vanuit journalistieke nieuwsgierigheid en – vooruit – een lichte dwang mijzelf te pijnigen, ga ik dit vervelende experiment aan. Hoe erg kan het nou zijn?

Onmisbare items
De dag voordat ik mijn gezin in deze noodsimulatie werp, loop ik de bekende prep-lijstjes na. De overheid, het Rode Kruis, de ANWB: allemaal maakten zij lijstjes van onmisbare items om zo’n calamiteit te overleven. De meest cruciale daarvan: drie liter water. Kijk, die kan ik vast mooi afvinken, mompel ik met gepaste trots. Totdat ik verder lees. “Per persoon. Per dag.” Kut. Dat is 3 x 4 x 2 = 24 liter. Ik heb niet eens de helft. Wat nog meer? Zaklampen. Uhm, twee stuks, waarvan één defect. Lang leve de smartphone-zaklamp. Houdbaar voedsel: een stukje brood, een halve pot pindakaas, een restje Nutella, een zakje HAK-linzencurry en wat mais, bonen en gepelde tomaten. Lang niet slecht. Batterijen? Ja, een hele bak, maar wel allemaal leeg. Een powerbank? Njet.
Dekens en een verbanddoos? Ja, ergens. Alcoholische dranken, waarin ik dan weer uitermate zelfredzaamheid blijk, staan dan weer nergens vermeld in deze lijstjes. Gemiste kans. Tijdens mijn koelkast- en vriezerinventarisatie tref ik gin, whisky, Licor43, rum, speciaalbier, pils, rode wijn, witte wijn en zelfs een restje Passoa. En in ons medicijnkastje een halve hasj-joint. Mocht de Derde Wereldoorlog morgen inderdaad uitbreken en vijf jaar duren, dan zal ik mij er hooguit de laatste twee van herinneren. Al met al moet ik concluderen dat mijn gezin en ik - en dan druk mijzelf mild uit – er zeer beroerd voor staan, mocht de pleuris uitbreken.
Al met al moet ik concluderen dat mijn gezin en ik er beroerd voor staan, mocht de pleuris hier uitbreken
Vrijdagochtend 21 maart. Over enkele uren zal huize Claus zichzelf loskoppelen van de buitenwereld. “Pappa, wat gaan we eigenlijk doen in ons pretweekend?” vraagt mijn 5-jarige dochter met glunderende oogjes. Mijn vrouw kan haar lach amper onderdrukken. “Uh, volgens mij heb je pappa verkeerd verstaan,” antwoord ik. “Dit wordt een PREP-weekend en dus zeker geen PRET-weekend.” Het vrolijke koppie van mijn oudste slaat om. “Huh? Wat is dát nou weer?” Ik: “Nou, dat betekent gewoon een weekendje thuis, gezellig met z’n viertjes. Zonder afleidingen, zoals water, gas en stroom. Leuk hè?” De eerste tranen zijn een feit en we moeten nog beginnen. “Waarooo-hooom?” vraagt de kleine tot zes keer toe. Ze snapt er werkelijk geen bal van. En terecht. Hoe leg je dit nou uit aan een 5-jarige? “Luister, dit is een experiment voor pappa’s werk. Het moet even. We gaan alleen maar even oefenen voor als er echt een keer iets ergs gebeurt.” Dun ijs. Zorgelijke blik. “Wat voor ergs dan?” vraagt ze natuurlijk. “Een overstroming, of een aardbeving”. De Derde Wereldoorlog laat ik gemakshalve achterwege.

“Luister, we gaan puzzels maken, hutten bouwen, boekjes lezen. En spelen met de zaklamp in het donker.” Eventjes lijkt de situatie gered. “En films kijken?” Mijn dochter weet kennelijk niet wat ‘stroom’ betekent. “Nee Kiki. Geen films en geen televisie. En even geen badjes, water uit de kraan of verwarming.” Tranen met tuiten. “Maar ik wil het niet koud krijgen!” Ik: “Rustig maar, het wordt dit weekend 20 graden! Koud zullen we het niet krijgen. We boffen maar hè?” Nog meer tranen. “Twintig graden? Maar dan krijg ik het bloedheet. Dan wil ik een glaasje water!” Mijn kleinste van twee jaar besluit zich nu ook in de discussie te mengen. “Youpie ook snottebel!” Laten we maar zo snel mogelijk beginnen.
14:59 op de klok. Ik werp een laatste blik op mijn vrouw. “Klaar voor?” Ze is er niet klaar voor. “Zo zonde dat we die ingevroren lahmacun moeten weggooien.” Oké. Op naar de meterkast. Ik doe een schietgebedje en duw de blauwe hoofdzekering omlaag. Vijf seconden later draai ik de hoofdkraan stevig dicht. Vervolgens de gaskraan. Shit. Waar begin ik aan? Dit voelt heel definitief. Alsof we drie maanden off the grid gaan. Ook de telefoon gaat op vliegtuigstand. In deze simulatie ligt heel Nederland plat, dus ook geen internet, geen telefoonbereik en ik kan nergens boodschappen doen.

“Goed, wat nu?” vraag ik enigszins overdonderd aan mijn vrouw. Zij leest een foldertje in de tuin. Een supermarktfoldertje, vol met lekker eten en recepten. Ik heb nu al zin in bitterballen. “Hoe lang nog?” vraag ik na vijf minuten. Het idee achter dit hele experiment is natuurlijk om te voelen hoe het is om als onvoorbereide burger te moeten ‘overleven’. Daarom hebben wij ook nu niets vooruitgedacht. Maar dan ook niets. “Uhm, wat gaan we vanavond eigenlijk eten?” vraagt mijn vrouw op licht zorgelijke toon. “Uh, ja. Goeie,” mompel ik. Een rondje door de koelkast en vriezer dan maar. Even kijken: drie flessen tonicwater, van die dure. Een half blok kaas. Sauzen, héél veel sauzen. Ik verplaats een deel van de koelkastinhoud – die al binnen een uur op kamertemperatuur is – naar onze iets koelere kelder. Veel verdwijnt in de prullenbak.

De lahmacun weggooien doet inderdaad pijn. En dat geldt ook voor de apfelstrudel, de bitterballen en de kaasstengels. Dure grap, zo’n oorlog. Er is ook een geluksmomentje: twee grote zakken garnalen én drie zalmmoten. “Die kan ik barbecueën!” roep ik blij. “Met een gin-tonic erbij”, zegt mijn vrouw. Dit voelt toch als de loterij winnen. We vieren het met de halve fles witte wijn die in de koelkast ligt (weggooien is ook zo zonde). Zelfs de kids zijn happy; zij mogen de perenijsjes verdelen. Het is 16.15 uur, het zonnetje schijnt volop en de alcoholvoorraad doet zijn werk. Zo maar eens rustig die barbecue aansteken. Zo vervelend is die Poetin nog niet.

Genoeg wc-papier?
Spoiler: zo vrolijk als dit onbezonnen eerste uurtje zal ons ‘pretweekend’ hierna niet meer worden. Integendeel. Al na twee slokken wijn bekruipt mij een zekere onrust. Moeten we geen voorbereidingen treffen? Een draaiboek maken? Een inventarisatie wellicht? Hebben we eigenlijk wel genoeg wc-papier in huis? Hoe doen we dat überhaupt met poepen? Waarmee spoelen we dat door? Spa rood? Daar hebben we nog vijf flessen van en die zijn toch over datum. Of gaat de wc dan borrelen van al dat koolzuur? Krijg je dan prikpoep? En gooien we het papier trouwens in de wc? Want dan heb je méér water nodig. Tot nu roept dit experiment meer vragen op dan antwoorden.
We besluiten dat het verstandig is om de belangrijkste levensbehoefte – water – te inventariseren. Niet slecht: twaalf flessen, waarvan ik er tien kocht in een opwelling van paniek. En nog kom ik hiermee niet in de buurt van de benodigde 24 liter. “Pappa, ik heb een fles water opgedronken,” zegt mijn dochter even later, met nog 46 uur op de klok. Mijn stem slaat over: “Een hele fles? Waarom?!” Dan begint ze te lachen: “Nee, een klein restje maar hoor, grapje.” Godver. Is het al bijna zondag?

De eerste uren gaan redelijk snel, mede dankzij het lekkere weer. Opgesloten zitten in de winter, met koude en kortere dagen, moet veel, veel erger zijn. Het is bijna avond als ik met de kids in de kruiwagen een rondje om ga om hout te sprokkelen. Prettig tijdverdrijf. Rondlopend in het park, zoekend naar droge takken voor onze vuurkorf: ik voel ik redelijk oerman. Die telefoon die nu al twee uur lang niet trilt mis ik ook zeker niet. Maar dan, bij het schemeren van de zon, dienen de eerste serieuze uitdagingen zich aan. Het koelt ineens vrij snel af en binnenshuis is het al snel pikkedonker. De zes sierlampjes op zonne-energie zijn ongeveer even nuttig als mijn drankvoorraad. Leuk voor de sfeer, maar meer ook niet.
Hebben we eigenlijk wel genoeg wc-papier in huis? Hoe doen we dat überhaupt met poepen? Waarmee spoelen we dat door? Spa rood?
De kinderen krijgen een minimale pokebowl geserveerd. Dat is een dure term voor een bakje komkommer, tomaat, mais en bonen. “Dit lust ik niet,” piept de oudste. “Jammer dan,” zeg ik. “Sommige kindjes hebben nooit stroom, water en gas en zijn blij als ze zo’n chique pokebowl krijgen.” Die boodschap komt niet bepaald binnen. Zes moeizame hapjes en een hoop geklaag later brengen wij de kinderen naar bed. In het donker. En dat is ronduit klote.
Probeer maar eens met één zaklamp in je hand gelijktijdig een poepluier te verschonen, een hevig bewegende peuter in bedwang te houden én je andere kind te overtuigen dat er geen monsters in haar kamer slapen. Het eerste dat ik na dit weekend ga aanschaffen: zo’n lamp die je aan je voorhoofd bindt. Ik snak naar die gin-tonic. Even later lees ik Dikkie Dik voor aan mijn zoontje, in het donker, de bladzijden beschijnend met een zaklampje. Dat heeft dan ook wel weer iets moois. Mijn vrouw valt synchroon met de kinderen in slaap. Harmonieus haast. Beneden wacht nog een lange, donkere, eenzame avond op mij. Zonder tv, internet of Peaky Blinders. Wat ga ik in hemelsnaam doen?

Geen reet te beleven
Oh ja, ik moet nog eten. Even vergeten door al dat overleven. De garnalen van de barbecue smaken voortreffelijk. De gin-tonic net zo. Met een paar mazzeltjes in huis kom je zo’n eerste 24 uur in oorlogstijd in pure luxe door. De vuurkorf laat ik even voor wat het is. Het is pas negen uur, maar ik wil naar bed. Misschien wel omdát er geen reet te beleven valt. Ook wel eens lekker. En kijk eens: acht uurtjes later is het alweer zaterdag.
Mijn dochter zingt liedjes in ons bed, mijn zoontje danst op die liedjes, de vogeltjes fluiten, het zonnetje schijnt weer en eventjes ervaar ik dat fijne zaterdaggevoel. Drie seconden lang... Oh ja. Dat klote-experiment. Daar gáán we weer. De kids beginnen, zoals altijd, in standje hyper. Normaliter stationeer ik deze twee heel even voor de televisie om zelf te kunnen opstarten met een bakkie koffie en anderhalf krantenartikel. Nu beginnen we om 06.22 uur al aan ons tweede potje ganzenbord.

Uit de koelkast komt inmiddels een dubieuze lucht. Shit, vergeten de fetakaas weg te gooien. Tegen het einde van de ochtend slaat de verveling toe. Dat is best raar, want er rennen hier twee bengels rond die constant de aandacht opeisen, in de tuin wachten allerlei klusjes en er staan nog elf boeken die gelezen willen worden. Nee, hier is sprake van een ander soort verveling. Vergelijkbaar met de corona-lockdowns. Dat beklemmende idee dat je niks kán. Is het te vroeg voor een gin-tonic?
Om drie uur ’s middags proosten mijn vrouw en ik op het overleven van de eerste 24 uur. “Koffie mis ik toch wel het meest van alles,” erkent mijn wederhelft. “En dat je de tv niet even kan aangooien. En dat iets simpels als handjes van de kinderen wassen steeds zo’n gedoe is. En jij?” Ik denk even na, maar weet het antwoord eigenlijk allang. Poepen. Dat ervaar ik normaal echt als geluksmomentje, maar toen Moeder Natuur zich vanmorgen aandiende raakte ik hiervan voor de eerste keer in mijn leven in paniek.

Het is goed gekomen. Al kost het steeds bizar veel spa blauw om een wc door te spoelen. Zo’n drie liter per drol. En dus gooi ik Kiki weer in de kruiwagen, ditmaal om drie emmertjes water te halen uit onze plaatselijke plas. Zal je net zien: op het moment dat ik mijn derde emmertje bruin slootwater tussen de benen van mijn dochter installeer en met een klotsende kruiwagen wil teruglopen, wandelt een bekende schoolpleinvader voorbij. Hij zegt helemaal niks, maar kijkt alsof hij straks de Jeugdzorg gaat bellen. “Zeg maandag op school maar niet tegen je vriendjes dat je het hele weekend niet mocht douchen, het koud had, weinig mocht drinken, geen lampen aan mocht doen en de wc met slootwater moest doorspoelen,” druk ik mijn dochter op het hart. Je weet maar nooit.
Dag twee duurt lang. Heel lang. Het voelt eerder als dag 2 tot en met 11. Het is buiten grijs en grauw. Na een paar uur binnen zitten voel ik me opgesloten. Het vierde potje Vang de Boef is er één te veel. Qua dieet overleven we vandaag op de restjes brood, een biscuitrolletje en bolognese-chips. Naar de zalm op de barbecue heb ik de hele dag uitgekeken, maar dit project mislukt faliekant. Net als de vis op de kolen ligt te bakken, begint de kleinste boven te huilen alsof we al twee jáár zonder gas, stroom en water zitten. Als ik een kwartier later weer beneden kom is de zalm zwart, taai en verpest. Ik ben er nu wel klaar mee. Mijn avondeten is een broodje pindakaas. De marshmallows van de vuurkorf verzachten de pijn. De vier blikjes pils ook. Halflauwe pils, dat dan weer wel. Voor het slapen ‘douche’ ik met een fles spa blauw en een washandje. Morgen is alles weer normaal.

Stevig belegd broodje
Zondagochtend acht uur. Het is veel te donker in huis voor een zondagochtend. Wéér bewolkt, wéér uren binnen zitten, wéér ganzenbord. Als ik nog telefoonbatterij zou hebben, dan zou ik nu constant naar de tijd kijken. “Komt vandaag de stroming weer aan?” vraagt mijn dochter op zeurende toon. “Ik wi-hil teeeeveeeee kijkeeeeehhhhh.” Nou, zeg ik, dat wil pappa ook. Nog zes uur geduld. “Hoeveel minuten zijn daaaaaaaat?” Dit moet echt geen dag langer duren. Niet alleen voor mijn gemoedstoestand, ook de bodem van ons rantsoen is nu in zicht. We eten de kontjes van het brood en smeren daar ons laatste restje pindakaas op.
Met 46 uren op de klok wandel ik met mijn zoontje in de buggy over straat; vrouw en dochter zoeken hun laatste heil in de speeltuin. Binnen tien minuten vergeet ik compleet dat ik met mijn zoontje ben. Ik denk alleen nog maar aan een stevig belegd broodje. Aan mijn favoriete muziek. Een hete douche. Een dubbele espresso. Een steengoede serie. Wat heb ik een zin om twintig minuten zuchtend te scrollen op Netflix om vervolgens alsnog naar het laatste kwartiertje van Renze te kijken.
Binnen 10 minuten vergeet ik dat ik met mijn zoontje ben. Ik denk alleen nog maar aan een stevig belegd broodje. Aan mijn favoriete muziek. Een dubbele espresso
Ik loop toevallig langs de beste shoarmatent van Deventer. De geur van gegrild vlees, vers gebakken brood en, volgens mij, tinten van peterselie gaan door merg en been. Nog een klein uur op de klok. Ben ik sterk genoeg om dit te weerstaan? Ja, natuurlijk ben ik dat. Kom op. Nee wacht. Ik ben het niet. Kan mij dat ene uurtje schelen. Ze kunnen de bout gaan hachelen. Ik ben sterk genoeg geweest. Ik bestel de duurste durum, met alles er op eraan. De eerste hap voelt als pure seks. Een moeder in de speeltuin kijkt vreemd op door mijn hevige gesmak en gekreun, maar oorlog doet gekke dingen met een mens.
Thuis vier ik het einde van dit vervelende experiment met een hete douche van 35 minuten. Het is mooi geweest. Het waren 47 heel pittige uren. Ik heb mijn lesje geleerd. Daarna schrijf ik een boodschappenlijstje: water, pindakaas, campinglampjes en heel veel alternatieven voor ganzenbord. Vanaf volgende week ben ik een voorbereide Nederlander. Die avond krijg ik een appje van mijn vader. Een nieuwsbericht, met als kop: We moeten niet 48 uur, maar 72 uur kunnen overleven in eigen huis. Krijg de pest. Hou zet ik dit ding weer op vliegtuigmodus?
Over overleven lezen
Het prep-avontuur van onze verslaggever is onderdeel van diens grotere missie: een boek voor alle niet-voorbereide Nederlanders, zoals Ryan zelf. Hiervoor duikt onze man de komende maanden in de kleurrijke wereld van preppers; mensen die al hun hele leven bezig zijn met zelfredzaamheid. In de ijdele hoop daar iets van op te steken en de boel voor zichzelf en zijn gezin beter voor elkaar te krijgen. Het eindresultaat, Heel Holland Prept, zal tegen het einde van dit kalenderjaar in de schappen liggen. Inclusief prep-handleiding, voor al die andere niet-voorbereide Nederlanders.
- Ivo van der Bent