/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FpLc5dPas02uwa41743683656.jpg)
Van vlieger tot hunter
Dominique Schreinemachers werd geboren op 22 juli 1982 in Tegelen en was militair vlieger op de Eurocopter AS-532U2 Cougar MKII transporthelikopter. Ze zat bij het 300 Squadron op Gilze-Rijen. Als vrouwelijke vlieger werd ze regelmatig naar voren geschoven door defensie, ze zat in Het mooiste meisje van de klas en de laatste jaren is ze actief als hunter in het tv-programma Hunted. Daarnaast runt ze meerdere bedrijven, waaronder The Boost Company, waarmee ze trainingen geeft. Op 29 april verschijnt haar boek Return to Base.
Het begon ooit allemaal met een bonnetje in de Veronicagids. Elke week stond daar paginagroot een advertentie van de luchtmacht in om F-16 piloot te worden. Dat bonnetje heb jij ingevuld en opgestuurd?
“Heel eerlijk: in mijn boek Return to Base staat dat ik het heb ingevuld, maar dat is niet helemaal waar. Ik werkte bij McDonalds en daar was een manager die wist van mijn droom. Hij vulde uiteindelijk als verrassing dat bonnetje in. En zo viel de sollicitatie-envelop bij mij op de mat.”
Hoe oud was je toen?
“Zestien jaar en negen maanden. Toen ben ik gaan solliciteren. De selectie duurde een jaar en was best wel pittig, want je wordt op alles gecheckt en getest. Ook mentaal door psychologen. Van de 2000 man haalden maar twintig man en vrouw de eindstreep. Daarvan bleven er in de vliegeropleiding nog tien over. Toen ik het haalde, was ik zeventien jaar en acht maanden, maar kreeg ik te horen dat ze mij te onrustig vonden. Dat maakte mij een beetje boos, maar goed, na twee jaar mocht ik terugkomen. Toen ben ik alsnog de opleiding ingegaan.”
Je kwam uiteindelijk terecht op de Cougar transporthelikopter van het 300 Squadron op Gilze-Rijen. Waarom ben je geen F-16 vlieger geworden?
“Ik dacht: ik ga gewoon voor de F-16, maar een vrouwelijke vlieger raadde mij dat af omdat ik een vrouw was. Nu heb ik heel veel mannelijke F-16 vliegervrienden en die zeggen allemaal: Je had het wél moeten doen. Als type had ik er prima tussen gepast, met mijn grote waffel. Snel, weet je wel. Een beetje egotripperij. Ik bedoel, nu ben ik wat milder, maar kun je nagaan hoe ik vroeger was. Dus qua karakter had dat prima gekund. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Ik heb echt de beste baan ooit gehad. Ik heb de tofste mensen ontmoet, de tofste dingen gedaan. Ik heb op schepen gezeten, counterdrugs-operaties gedaan, ben op uitzending geweest… Ik had met niemand willen ruilen.”

Op uitzending in Afghanistan werd je uit de lucht geschoten.
“We moesten een groep mensen terughalen en er was eigenlijk niks aan de hand. De simpelste missie ooit, dacht ik. Maar een Afghaan schoot met een geweer in onze richting en raakte ons in de staart. In de staart zit een stang; als je die kwijtraakt, is het klaar. Onze stang barstte helemaal open, alleen bleef wonderwel een heel klein stukje vastzitten, waardoor de staartrotor bleef draaien. Dat was de enige reden dat de kist nog enigszins bleef zweven, maar hij was eigenlijk zo goed als onbestuurbaar. Ik probeerde koers te zetten naar een klein Amerikaans kamp, een stuk verderop. Daar crashten we, maar op de wielen, waardoor de schade meeviel. We waren over zwaar Talibangebied gekomen. Daar dacht ik: als we hier crashen, is het klaar. Dat wisten we natuurlijk dondersgoed.”
Dan eindig je in een kooitje dat ze in de fik steken.
“Dat deden ze toen, hè? Doen ze trouwens nog steeds. Waarschijnlijk overal in de wereld waar oorlog is, behandelden ze mensen heel slecht. Vrouwen zeker, maar vliegers, met alle info die ze hebben, al helemaal. En dat wist ik ook.”
'Als type had ik prima tussen de F-16-piloten gepast, met mijn grote waffel. Snel, weet je wel? Een beetje egotripperij'
Waren dat de angstigste minuten van je leven?
“Nee, dat denk ik niet. Ik was wel heel angstig, maar ik heb nóg wel een paar van die momenten gehad in mijn leven. Een andere keer in Afghanistan gooiden ze met grote stenen tegen onze kist terwijl we op de grond stonden. Toen was ik écht bang. En ik heb een heel heftige miskraam gehad, waarbij ik zo goed als leegbloedde. Ik zag mijn hartslag op de monitor teruglopen naar 45, 44 en 43 slagen per minuut, en toen ging ik out. Eenmaal bijgekomen had ik twee infusen in en stonden er zes mensen rond mijn ziekenhuisbed. Maar het enige wat ik kon denken was: laat mij maar slapen. En dat is het moment dat ik besefte hoe je doodgaat. Ik kan het bijna niet zeggen zonder geëmotioneerd te raken, maar het is wel zo. En dat vond ik beangstigend. Dat je dus zo gaat.”
Dat je erin berust?
“Eigenlijk wel. Je slaapt gewoon in. Er is niks engs. Er is gewoon niks. Je houdt niet vast aan wat je hebt. En dat vond ik, als je er zo specifiek naar vraagt, misschien nog wel heftiger dan al het andere. Zo ben je weg, en dan is dat dus blijkbaar ook oké. Die realisatie vond ik misschien nog wel het meest beangstigend. Ik had zuurstoftekort opgelopen en daardoor kun je als zwangere vrouw een bepaald syndroom krijgen.
Dat heb ik drie tot vier maanden gehad, waardoor ik paniekaanvallen kreeg en niks kon. Helemaal niks meer. Ik kon eigenlijk niet bestaan. Ik was bang voor alles. Ik kon niet meer voor mijn kind zorgen. Niet alleen thuisblijven. Het was echt heel heftig. Dus ja, er zijn wel momenten geweest in mijn leven dat het op een andere manier angstig was. In die helikopter was het ook heftig, maar toen wist ik heel goed wat ik moest doen. Op die andere momenten wist ik dat niet.”
Hield je er rekening mee dat je jezelf moest doodschieten als je neer zou storten in Talibangebied, om te voorkomen dat ze je te pakken kregen?
“Dat spraken we van tevoren af. Nou ja, het werd misschien gekscherend gezegd: Vergeet niet de laatste kogel voor jezelf te bewaren. Als het misgaat, weet je dat. Ik realiseerde me dat wel, toen ik daar vloog. Want ik dacht: ik ben hier de enige vrouw, mij gaan ze sowieso verkrachten en door het dorp slepen.
Nou, als ik één ding niet moet hebben, is dat mijn moeder het filmpje daarvan zou zien. Maar ik had er bijna geen tijd voor om daar echt bij stil te staan. Ik was bezig dat ding in de lucht te houden, te kijken wat er nog kon en wat te doen als ik zou crashen. Ik weet nog heel goed: je hebt daar bergen en open woestijn, en ik dacht continu: als ik in één klap naar beneden ga, stuur ik dan nog richting de bergen zodat ik me kan verstoppen? Of stuur ik naar de open woestijn, zodat ik ze zie aankomen? Ik kon niet bedenken wat de beste optie zou zijn. Nou, dáár was ik mee bezig, niet met die laatste kogel die je moet bewaren.”

Stel, alles was misgegaan, had je jezelf dan daadwerkelijk door het hoofd geschoten?
“Dat weet ik niet. Je kent jezelf niet op het moment dat de dood voor de deur staat, en het overlevingsmechanisme van de mens is heel groot. Je hoopt op een wonder. Dan moet ik me indenken dat ik daar sta, dat er niemand meer over is die ik ken, en dat er van die gasten in hun kledij op je af komen rennen, Allah Akbar schreeuwend. Dat is vrij beangstigend. Dus misschien dat dit je de kracht geeft om het wél te doen. Maar ik denk dat het niet te voorspellen is.”
De afgelopen seizoenen was je als hunter te zien in het tv-programma Hunted, wat atypisch lijkt omdat je geen politieachtergrond hebt.
“Bij Hunted zitten militairen en politie een beetje door elkaar, wat heel waardevol is. Ik kan alles, tot aan de aanhouding. Ik weet ook niet hoe je een huis, laptop of kast doorzoekt, dat heb ik nog nooit gedaan. Of hoe mensen spullen in een woonruimte wegmoffelen. Dan sta ik echt te kijken van de politiegasten en hun ervaring. Ik loop door Hunted anders door de stad. Ik heb nooit geweten hoeveel camera's overal hangen, maar ook niet hoe vaak mensen liegen. Ik had echt wel wat van de wereld gezien, maar ik had toch echt een hogere pet op van mensen. Ik dacht dat de meeste mensen eerlijk waren, maar ik weet inmiddels dat echt iedereen ook best goed kan liegen.”
Volgend seizoen weer?
“Ja, ik vind het superleuk om te doen, dus ik ga er zeker mee door. Lastig is wel: ik zit dan drie weken in de auto, weg van huis. Ik kom dan in principe niet thuis. Iedere nacht slaap ik ergens anders, in een hotel in de plaats waar we beland zijn. En dit jaar werd Hunted Vips direct erna opgenomen, toen was het een maand achterelkaar. Dus ik vind de belasting voor thuis groot. Ik heb twee kinderen, Charlotte van twee en Tommie van zes, vernoemd naar mijn man. Door mijn werk als spreker ben ik al veel weg van huis, maar ik zeg altijd met een grote mond ja als ze me weer vragen. Maar dan denk ik in de week ervoor: ik weet het niet. Dan baal ik er een beetje van, maar niet van het werk zelf.”
Komt je man ook uit de helikopter?
“Ja, daar ken ik hem van. Hij was wapeninstructeur, een van de hoogst opgeleide vliegers. Maar in alle eerlijkheid: toen ik hem leerde kennen, vond ik hem zó mysterieus dat ik echt dacht: ik weet het niet hoor. In ieder geval was nooit bij mij opgekomen dat daar ooit iets uit zou komen. Maar op een gegeven moment waren we na een lange relatie allebei vrijgezel en sloeg in één klap de vonk over. Ik vond het bizar. Toen vroeg hij heel keurig toestemming aan de commandant, of we een relatie mochten hebben. Die toestemming kregen we. Inmiddels zijn we allebei gestopt bij defensie en vliegt hij op de traumahelikopter van de ANWB.”
De titel van je boek, Return to Base, refereert aan je militaire loopbaan?
“Return to base is de term voor als je naar huis mag na een missie of een vlucht. Maar het is hier wat diepzinniger bedoeld, dat de basis van ieder mens in de eerste zeven jaar van zijn leven wordt gelegd. In die periode doe je goede en slechte ervaringen op, maar we zien vaak niet wat daaruit voortkomt. Die zeven jaar heeft invloed op elke dag die je leeft. En als je daar zicht op krijgt, kun je je gedrag veranderen of anders met situaties omgaan, waardoor deuren openen of kansen ontstaan. Mijn vader was alcoholist en ik heb daar therapie voor gehad, maar als ik terugkijk, zie ik ook dat mijn jeugd goede dingen heeft opgeleverd. Zoals scherp zijn, het altijd opletten. Dat moest ik als mijn vader binnenkwam. Dat heb ik later kunnen inzetten als militair vlieger, want ik zag álles. Ik was super waakzaam.”
Hoe merk je dat wat er in die eerste zeven jaar gebeurt, zoveel invloed heeft op je latere leven?
“Stel, je moet werken met iemand, of er gebeurt iets in je relatie, en dat triggert jou. Eigenlijk triggert het altijd hetzelfde. Dat veroorzaakt een respons die je in die situatie altijd geeft. Die respons is direct terug te voeren op die eerste zeven jaar. Geen twijfel over mogelijk. Je ziet vaak dat mensen dan zeggen: Ik weet niet waarom ik zo reageer.
Maar als je daarnaar zou kijken en je vraagt je af: waarom vínd ik dit nou eigenlijk? Dan kom je al snel tot een besef en dan kun je die automatische respons parkeren, en kun je de situatie anders bekijken. Dan denk je over een persoon die je eigenlijk niet mag: wacht even, vanuit zijn zienswijze heeft hij wel een punt. En zo krijg je een veel breder perspectief. Het is eigenlijk veel simpeler en dichterbij dan mensen denken. Veel mensen denken tegenwoordig: je moet ‘s ochtends in een ijsbad springen, een uur mediteren, 86 keer ademhalen en dan komt de verandering pas.”

Doe jij dat, in een ijsbad springen?
“Nee, natuurlijk niet. Als je in een ijsbad wil springen moet je dat zeker doen, maar je moet niet denken dat dit verandering brengt. Het veroorzaakt een kentering in jouw normale, dagelijkse patroon. Met echte verandering heeft dat ijsbad an sich niks van doen.”
Hoe hebben ervaringen uit die eerste zeven jaar verder uitgepakt in je eigen leven?
“Mijn vader is nooit een opvoeder geweest. Ik zag een heel sterke moeder en een vader die er wel was, maar er niet per se echt toe deed. Gewoon een soort derde kind. Dus in mijn eigen relatie vond ik automatisch, zonder dat ik het doorhad, dat de man er eigenlijk niet toe doet. Dus ik loste alles zelf op. Met mijn huidige man ben ik daarvoor in therapie gegaan en dat heeft me veel inzicht en begrip gegeven.”
'In mijn eigen relatie vond ik automatisch, zonder dat ik het doorhad, dat de man er eigenlijk niet toe doet. Dus ik loste alles zelf op'
De laatste tijd zijn er regelmatig aanslagen, met name in Duitsland, maar ook in Nederland wordt gewaarschuwd. Vanuit jouw achtergrond als militair, stel er vindt een aanslag plaats. Wat kun je dan het beste doen?
“Nou, als er al doden liggen, ga daar maar bij liggen. Je moet gewoon geen doelwit worden, dus hou je zo ongezien mogelijk. Ga stil op de grond liggen. En daarna proberen heel hard weg te rennen. Ik waarschuw mijn moeder ook voor een aanslag, want die kans is gewoon aanwezig. Of je nou in München op de kerstmarkt loopt of je bent bij een concert, het kan gewoon gebeuren. Ik probeer mijn moeder met kleine tips te helpen. Bijvoorbeeld: als je de uitknop van je mobiele telefoon vijf keer achter elkaar indrukt, krijg je automatisch 112 aan de lijn. Dat weten heel veel mensen niet. En je moet altijd zorgen dat de tank van je auto halfvol is, zodat je ergens naartoe kan. Maar je druk maken over de situatie in de wereld heeft geen zin. Piekeren is de verkeerde kant op fantaseren. Je kan beter in het hier en nu leven. Denken: wat kan ík doen?”
Hoe heb je jezelf voorbereid op een noodsituatie?
“Nou, wij zijn twee militairen die getraind zijn in survival skills, dus ik denk dat wij het wel redden. Ik woon op een boerderij en heb twee varkens, geiten, schapen, eenden met eieren en kippen met eieren, dus ik denk wel dat ik een eind kom. Ik denk dat mijn flexibele geest me ook gaat helpen. Dat gok ik. Dat is ook wat ik de lezers mee wil geven: shit happens, you got this. Het komt goed, heb vertrouwen en doe je ding.”
- Clemens Rikken