Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

De grootste Ajax fans over de 125-ste verjaardag van de trotse koploper

Ajax blaast vandaag 125 kaarsjes uit. Als overwegend neutrale partij vieren wij dat feestje mee, da’s logisch. Samen met drie fans bij wie het Ajax-bloed sneller door de aderen stroomt dan bij clubiconen als Sjaak Swart, Rafael van der Vaart en Jari Litmanen.

De grootste Ajax fans over de 125-ste verjaardag van de trotse koploper

Ajax-schilder Henk Veen (59):

‘Cruijff en ik zijn goede vrienden geworden’

“Ik bedenk ‘s nachts wat ik de volgende dag ga schilderen”, laat Henk Veen enthousiast weten. “Dat is vaak iets van Ajax, mijn grootste passie. Van alle schilderijen en tekeningen die ik de laatste dertig jaar maakte, bestaat een groot deel uit schilderijen van Ajax.

Ik ben een geboren en getogen Amsterdammer, maar voetbal is er bij mij ook met de paplepel ingegoten. Als klein jochie ging ik met mijn vader mee naar De Meer. Pietje Keizer, Neeskens, Cruijff. Warme herinneringen.

Later heb ik nog staan juichen bij Ajax - Bayern München, in het Olympisch Stadion. En in de Arena zat ik jarenlang bij de F-side. Totdat ik een keer zag hoe een hooligan een stoeptegel tegen iemands harses ramde. Toen was ik er wel klaar mee. Nu bezoek ik nog weleens een wedstrijdje, maar dan het liefst in Café Johan. Niet in het stadion meer hoor, daar raak ik echt overprikkeld.”

In het Louvre

Hij begin met schilderen in 1998 en heeft daarvoor nooit een kunstopleiding gevolgd. “Mijn inspiratie kwam van de straat, de zwervers, de junks. Ik wilde vooral lekker mijn eigen ding doen. M’n eigen stijl kweken. Dat is redelijk gelukt, al zeg ik het zelf. Ik heb inmiddels al honderden doeken geschilderd en geëxposeerd op mooie locaties. Het American Hotel, het Marriott, Hotel Arena, Keukenhof, Holland Casino, mijn eigen galerie op het Rembrandtplein. In Amsterdam heb ik alle pareltjes wel afgevinkt, dat meen ik. Ik heb zelfs in het Louvre in Parijs gehangen, dan heb je het wel gemaakt, hè?

Ik maak alles thuis, op mijn balkon en in mijn ateliertje. Vrolijke en levendige kleuren zijn echt mijn ding. Mijn vrouw Freeda is ook mijn manager. Zij moet mij vaak van het balkon afplukken, omdat ik anders vergeet te eten en te drinken. Als ik eenmaal bezig ga, ben ik niet meer te houden.”

In de woning van Henk en Freeda struikelen we over de Ajax-doeken, al zijn de meeste verkocht. “We krijgen veel aanvragen van Ajacieden. Van fans, maar ook de spelers. De meesten kennen mij wel, of hebben iets van mij in hun huis hangen. Eén keer is mij gevraagd om iets van Feyenoord te maken. Kon ik 100.000 piek voor krijgen. Ik heb er vriendelijk voor bedankt.”

‘In Amsterdam heb ik alle pareltjes wel afgevinkt, dat meen ik. Ik heb zelfs in het Louvre in Parijs gehangen, dan heb je het wel gemaakt, hè?’

In 2015 mocht hij samen met Johan Cruijff een schilderij maken, voor de Cruyff Foundation. De legende kwam er speciaal voor uit Barcelona naar Amsterdam. “Vijf uur lang had ik Johan helemaal voor mijzelf. De mooiste dag van mijn leven. Toen hij binnenkwam, was iedereen stil. Zelfs de pers viel stil. Maar Johan was ook onder de indruk van mij. Dat vond ik zo mooi.”

Henk grijpt een ingelijst briefje van zijn muur, met daarop in pen geschreven: Ik was in dit geval een goede assistent van een schilder die past zoals ik denk. Afzender: Johan Cruijff. “Mooi hè? We zijn goede vrienden van elkaar geworden en hebben tot aan zijn dood contact gehouden. We maakten samen zes schilderijen. Het zijn de enige kunstwerken die Cruijff maakte.

Vijf van die werken zijn inmiddels onder de hamer gegaan. De laatste heb ik zelf nog. Die wil ik ook eigenlijk niet wegdoen. Maar het is voor een goed doel. Ergens in Nederland, waar precies weet ik niet, ligt nu een Cruyff Court waaraan ik heb kunnen bijdragen. En óf ik daar trots op ben! Toen de beste man overleed, voelde het alsof ik mijn jeugd verloor. Ik ben opgegroeid met die man. Ik werd door m'n vader voor twee dingen uit bed gehaald: Muhammad Ali en Johan Cruijff.”

Henk in zijn ateliertje.

Tien jaar terug werd Henk Veen getroffen door een herseninfarct. Praten gaat daardoor moeizamer, het schilderen ook. “Ik stond met een pot verf en kwast boven een leeg doek, toen ik het ineens niet meer wist. Ik bleek veertien verstoppingen in mijn hoofd te hebben. Ik moest het hele kunstje opnieuw leren. Ik heb gevochten als een leeuw, maar ik ben er weer. Mijn schilderijen van nu zijn vrolijker dan de periode van voor mijn herseninfarct.”

Hij lacht: “Misschien wel omdat Ajax eindelijk weer kampioen gaat worden.”

Bandierie-maker Daan de Regt (38):

‘Ik kan hier gewoon met Ajax-trui over straat’

“Ik ben een geboren Haarlemmer en woon in Woerden, maar Ajax zit nou eenmaal in onze familie”, licht Daan de Regt toe. “Mijn neven en broer zijn bloedfanatiek, net als ik. Woerden ligt natuurlijk een beetje tussen Rotterdam en Utrecht in, maar ik kan hier gewoon in mijn Ajax-trui over straat hoor. En als ik hier ergens een FC Utrecht-plaatje tegenkom, plak ik daar gauw een Ajax-sticker overheen, geen probleem.

Hier op mijn woongroep woont trouwens een kakkerlak. Al zie ik die gozer soms ook in een PSV-shirtje rondlopen. Geen idee waar die last van heeft. Ach, we hebben hier allemaal begeleiding nodig. Zelf lijd ik aan een of ander syndroom. Ik zou je de naam ervan niet kunnen zeggen, om heel eerlijk te zijn, die is erg lastig uit te spreken, volgens mij iets Russisch ofzo. Het is ooit bij mij gediagnostiseerd in het AMC.

Daan showt zijn bandieries.

Heel veel last ondervind ik er gelukkig niet van. Ik heb een litteken op mijn keel, ik kom één of twee ribben tekort en ik verlies snel interesse als iets mij niet boeit. Maar daar hebben we allemaal wel een beetje last van, toch?”

‘Schijt aan’

Hij komt al sinds de jaren negentig in de Arena. “Voordat ik mijn seizoenkaart aanschafte, kocht ik losse kaarten. Zo belandde ik als klein jochie in Vak 410, destijds het sfeervak. Het was de afscheidswedstrijd van Wesley Sneijder, tegen Heerenveen. Ik zag overal van die mooie vlaggetjes en doekjes wapperen. Ik dacht: die wil ik ook maken. De eerste mislukte. De tweede ook. Maar gaandeweg werd ik er steeds handiger in. Inmiddels ben ik niet meer te stoppen, zoals je wel kunt zien.” Hij wijst naar drie forse stapels kleine vlaggetjes, keurig opgestapeld naast zijn bed.

“Bandieries noem je die dingen. De Italiaanse term voor kleine vlaggetjes. Het is een uit de hand gelopen hobby. Ik vind het fijn om er na het werk of in het weekend mee bezig te zijn. De inspiratie haal ik uit films en muziek of uit vlaggen van andere clubs. Er is altijd wel een aanleiding voor een nieuwe bandierie; Amsterdam dat 750 jaar bestaat, een Klassieker of, zoals nu, de 125ste verjaardag van Ajax.

Ajax-fans zijn dol op Daans bandieries.

Vorig jaar is een kameraad uit BOYZ423, mijn vak in de Arena, overleden. Een dag na Ajax - Beşiktaş. Goeie gast, vrij jong nog. Voor zijn uitvaart heb ik ook een paar bandieries mogen maken. We zijn een hechte groep. Iets minder fanatiek dan de F-Side, maar we komen aardig in de buurt. Het is er altijd bloedgezellig.

Mijn pa heeft drie business seats. Ik ben weleens mee geweest. Leuk hoor, die comfortabele stoeltjes. Maar ik vind daar verder geen reet aan. Doe mij maar lekker schreeuwen, juichen en hossen.” Daan houdt een vlag omhoog met daarop een knap getekend portret van Cruijff. “De basistekening is gemaakt door een vriend. De versieringen eromheen heb ik getekend. Deze neem ik altijd mee naar wedstrijden, ter afleiding. Dan word ik niet gefouilleerd. Mijn zakken douw ik dan vol met bandieries, die deel ik dan uit aan mijn maten.

Het oude logo is weer helemaal in.

Sinds dat incident met de F-Side, toen iemand per ongeluk met een fakkel een paar grote vlaggen en doeken in de hens stak, zijn ze bij de ingang een stuk strenger geworden. De grotere spandoeken mogen alleen gemaakt worden door de Ultra’s en de F-Side. Dat zou ik ook best willen, maar daarvoor ben ik niet goed genoeg, denk ik. Die gasten gebruiken beamers, laptops en digitale designs. Ik doe alles uit de losse pols, met een beetje verf en spuitbussen. En ik maak alles hier, in mijn kamertje.

‘Mijn pa heeft drie business seats. Leuk hoor, maar ik vind daar geen reet aan. Doe mij maar lekker schreeuwen, juichen en hossen’

Eigenlijk mag dat niet eens van mijn begeleiders. Vanwege de stank, en omdat die spuitbussen niet goed zouden zijn voor mijn gezondheid.” Hij lacht: “Heb ik schijt aan. Ik doe wel een raampje open.”

125 jaar bloed, zweet en tranen

Al in 1894 kreeg een handjevol Amsterdammers het steengoede idee een nieuwe voetbalclub op te richten: Footh-Ball Club Ajax, spelfout incluis. Dit allereerste Ajax was geen lang leven beschoren; door de wildgroei van voetbalclubs indertijd besloot de lokale voetbalbond strikte eisen te stellen aan het voortbestaan van al die clubjes. Hier kon Footh-Ball Club Ajax niet aan voldoen en stierf twee jaar na de oprichting alweer een stille dood.

Op 18 maart 1900 ontstond er nog zo’n heldhaftig, vastberaden en barmhartig initiatief. Drie mannen  - Floris Stempel, Han Dade en Carl Bruno Reeser  - kwamen op die dag samen in een cafeetje op de Kalverstraat, om aldaar Ajax nieuw leven in te blazen. Dit clubje groeide uit tot de succesvolste voetbalclub die Nederland ooit heeft gekend.

Ajax werd 36 keer landskampioen en is een van zes Europese clubs die met de Badge of Honour op de mouw spelen, een token van drie keer winst op rij van de Europacup I (in 1971, 1972 en 1973.) Tot de recentere successen rekenen wij de Champions League-titel van 1995 en - in iets mindere mate – de Europese opleving onder Erik ten Hag in 2018 en 2019.

Het komt allemaal voorbij in de speciale bundel 125 jaar Ajax. Voor dit dikke jubileumboek dook schrijver Arco Gnocchi in de markantste personages en mijlpalen van de club: een slechtziende keeper die anderhalve vinger mistte, tegenstanders op blote voeten, de stereotoren van Frank Rijkaard, de griep van Dennis Bergkamp, de eerste Klassieker. Op naar de volgende 125 jaar.

Ajax-verzamelaar Michael Snel (38):

‘Het liefst heb ik shirtjes die stinken naar zweet’

“De meeste verzamelaars focussen zich op één ding, zoals shirtjes, schoenen of foto’s. Ik niet, zoals je kunt zien. Ik wil álles hebben.” Was getekend: Michael Snel, verzamelaar. “En ja”, zo erkent hij, “dat is een probleem. Voor de spaarrekening, maar ook voor mijn vrije tijd en mijn gezin. Ik zet mijn vrouw en kinderen altijd op de eerste plek, maar mijn Ajax-verzameldrang is inmiddels wel uitgegroeid tot mijn levenswerk.”

Daar is geen woord aan gelogen. In de speciale Ajax-kamer in de woonwagen van Michael Snel wordt elke millimeter benut. Meer Ajax op tien vierkante meter ga je nergens ter wereld vinden. “Ik heb meer dan honderd wedstrijdshirtjes, de meeste gesigneerd of gedragen. Niet gewassen natuurlijk. Het liefst nog stinkend naar zweet. En ik heb gesigneerde kicksen, handschoenen, medailles, fotocollages, posters, borden, sjaals, noem maar op. Het is hier Ajax wat de klok slaat.

Hoeveel het allemaal waard is? Ik zou het je niet durven zeggen. Maar als ik de hele boel verkoop, hoef ik een jaar niet te werken.”

Elke millimeter in de Ajax-kamer van Michael wordt benut.

Sinds Michael kinderen heeft, kan hij het voetbal iets beter relativeren. Dat was weleens anders. “Vroeger kon ik echt doodziek van een verloren wedstrijd of kampioenschap. Ajacied ben ik al mijn hele leven. Van mijn buurjongens kreeg ik altijd programmaboekjes en vlaggetjes van de wedstrijden.

Op mijn achtste kreeg ik, via een of ander tv-programma, een door alle spelers die in 1995 de Champions League wonnen gesigneerd shirt met achterop de tekst: Voor Michael. Nou, dan ben je als klein jochie direct verkocht, toch?

Michaels zoontje liep met Patrick Kluivert het veld op.

Jaren later liep ik Klaas-Jan Huntelaar tegen het lijf, die voor mijn zijn een shirtje signeerde. Toen kreeg ik de smaak te pakken. Ik ben nu al bijna twintig jaar aan het verzamelen. Via Marktplaats, maar ook via mijn Instagram-kanaal ‘De Ajax Collectie’ en de vele connecties die ik inmiddels heb opgebouwd.

‘Het wereldbekershirtje wil ik ook, maar je kan je geld maar één keer uitgeven. Ik ben geen Russische sjeik. Ik ben maar een vuilnisman’

Ik zou mijzelf niet de grootste Ajax-verzamelaar van Nederland willen noemen, maar wel een van de bekendste. De meeste Ajax-spelers weten inmiddels wie ik ben. Door de jaren heen heb ik zóveel spelers benaderd en gesproken op De Toekomst. Dan stel ik mijzelf altijd netjes voor. Soms krijg je een nee en soms heb je mazzel. Momenteel ben ik aan het appen met Daniele Rugani. Die heeft mij zijn shirtje al beloofd.”

Beter dan Cruijff

In het Ajax-museum van Michael is het koud, maar wel door een goede reden. “De kachel blijft uit, want anders drogen de keepershandschoenen uit door de warmte.” Wat hier het meest in het oog springt? Alles. Dit is een tornado van rood-wit in een klein kamertje. Nou vooruit: de levensgrote cut-outs van Zlatan Ibrahimovic en Jari Litmanen vallen écht op.

Die laatste is, volgens Michael zelf, de beste Ajacied aller tijden. “Nog beter dan Cruijff. Dat kan ik niet uitleggen. Toen ik jong was, was iedereen idolaat van Litmanen. Daarom heb ik een hele hoek aan hem besteed. Hij is mijn held. Al komt Patrick Kluivert heel dicht in de buurt, sinds mijn zoontje vorig jaar met hem het veld mocht oplopen, voor de Legends-wedstrijd. Man, ik stond zowat te janken van trots. Zo’n lieve gast, die Kluivert.

Een tornado van rood-wit

De meeste spelers zijn aardig en goed benaderbaar. Ik heb hier al meerdere over de vloer gehad, om een kijkje te nemen. Kiki Musampa, Derk Boerrigter, Klaas Nuninga. Maar ze zijn niet allemaal even lief. Je hebt ze er ook tussen zitten die kleine jongetjes uren laten wachten op een handtekening en dan lopen ze die alsnog snel voorbij. Dan ben je toch een patatzak?

Ik vroeg eens aan een zeker Ajax-icoon, wiens naam ik niet zal noemen, een shirtje te signeren. Hij noemde mij toen een shirtjesdealer. Terwijl hij echt wel weet wie ik ben. Dan heb je het voor mij wel verpest, hoor.”

Ook Ajax-poppetjes behoren tot de collectie.

Zijn vrouw snapt niets van zijn verzamelwoede en wat het allemaal moet kosten. Zelf vind hij het allemaal wel meevallen. “Mijn grootste uitgave was 800 euro, dat valt toch best mee? Dat was voor een shirtje van Søren Lerby. Die droeg hij in 1979 tegen Brazilië. Ik zoek tegenwoordig vooral naar zeldzame items. Pronkstukken. Bovenaan mijn bucketlist staat het shirtje van de verloren Champions League-finale van ‘96. Die vind ik prachtig. Maar ook peperduur en moeilijk te vinden. Die van Ronald de Boer wisselde laatst van eigenaar voor 6000 euro.

Het wereldbekershirtje, wil ik ook nog hebben. Of die van de bekerfinale van ’93. Zó mooi. Maar ja, je kan je geld maar één keer uitgeven. Ik ben geen Russische sjeik. Ik ben maar een vuilnisman.”

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Sport
  • Paul Tolenaar