/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F03%2F8p7GUU2SKMqQ0Y1741271257.jpg)
Er zijn drie dingen in het leven waar uw verslaggever een grafhekel aan heeft: rode bieten, mensen die voordringen en de vrieskou. Voor die eerste twee ben ik in behandeling. Met de kou heb ik enigszins leren leven. Als Hollander moet je wel. Zodra de ‘r’ weer in de maand zit, draag ik twee truien, staat de douche nét iets te heet en wordt de gasrekening duur betaald. Een dompelbad na de sauna, schaatsen op een bevroren slootje of een ‘fijne’ wandeling in januari: het is gewoon niet aan mij besteed.
Wim Hof, beter bekend als The Iceman, ken ik alleen maar van de mishandelingsverhalen. Toch las ik vorige maand in de krant dat dat winterzwemmen bezig is aan een flinke opmars. “Gekkies,” mompelde ik nog bij het lezen van de kop. Totdat ik verder ging lezen. En dan vooral over die eindeloze lijst aan positieve effecten door dit ijskoude fenomeen. Een verbeterd immuunsysteem, activatie van bruin (gezond) vet in het lichaam, de aanmaak van witte bloedcellen, een boost voor de hormoonproductie en een vreugde-explosie van zo’n beetje alle ‘ines’: endorfine, serotonine, dopamine, oxytocine, discipline en ga zo maar even door. Kortom: van dobberen in een godvergeten koud meertje word je niet alleen een gezonder, maar ook een blijer mens. En dat is allang geen geitenwollensokkenpraat meer. Ook wetenschappers en huisartsen zweren bij een koude douche. Na een jaar vol kwaaltjes, loopneuzen en griepellende besluit ik er dan maar vol voor te gaan: mijn eerste, echte ‘winterdip.’
Winterzwemmers
Voor de dichtstbijzijnde lotgenoten hoef ik niet ver te zoeken. Ook in mijn thuisstad Deventer komt elke zaterdagochtend een groep winterzwemmers bij elkaar voor een rondje zwemmen in Bussloo, de dichtstbijzijnde recreatieplas. Weer of geen weer, de Arctic Devils gaan om negen uur ’s ochtends het water in, het ganse jaar door. Ook in februari.

Aan het roer van deze bikkels staat Julia Zeën (48), een enthousiasteling die het liefst heel Nederland onderdompelt in ijswater. “Ik lig vijf dagen per week in het water, ook in de winter,” vertelt ze tijdens ons eerste telefoongesprek. “Ik ben dolgelukkig in het ijskoude water en dat gevoel wil ik iedereen meegeven. Je voelt een soort oerkracht naar boven komen. Alles wordt in je lichaam aangezet en je bent volledig gefocust. En daarna, als je het water weer uitstapt, voel je pure euforie. Je hele lichaam tintelt ervan.”
Haar eerste keer was in 2010, vertelt mijn stadsgenoot, toen winterzwemmen nog ‘een heel gek iets’ was. “Nu is het best een fenomeen, maar toen werden we nog raar aangekeken. Van Wim Hof had nog nooit iemand gehoord. Zelf had ik de nieuwjaarsduik weleens gedaan en sprong ik, na het mountainbiken, weleens in het Veluwemeer, om even af te koelen. Maar dan in een wetstuit. Dat natuurzwemmen vond ik heerlijk en wilde ik verkennen. Mijn eerste keer in badkleding in ijskoud water voelde als een openbaring. Ik was zo enthousiast, dat ik diezelfde winter nog zes meter onder het ijs heb gezwommen, van wak naar wak. En ook in IJsland, in een gletsjermeer, tussen de enorme ijsschotsen en zeehonden. Onvergetelijk. Ik word zó blij van ijszwemmen. En jij straks hopelijk ook.”

Dan blijft het even stil. “Natuurlijk!” roept Julia. “Dit kan jij! Ben je eigenlijk een beetje van de kou?” “Zeker,” lieg ik. “Vind ik net zo leuk als rode bieten en mensen die voordringen. Vraagje: bij jou ben ik in goede handen, toch?” Julia: “Absoluut! Ik begeleid mensen hierin al sinds 2017, met mijn bedrijfje Arctic Devils. Ik geef koude trainingen, winterzwemmen, ijsbadclinics, ijszwemmen, openwaterzwemmen, avondzwemmen, noem maar op. Die laatste doe ik trouwens in de IJssel. Dan zou je ook echt een keer mee moeten gaan. Dat is zó magisch. Vanuit die rivier, in hartje winter, naar de skyline en de lichtjes van Deventer kijken. Dan kom je echt in een soort trance.” Eerst maar eens deze ontbering overleven.
Puur op karakter houd ik deze pijniging nog 3 seconden vol en dan is het klaar. Mijn hemel. Hoelang was dit? 20 minuten? 13 seconden, zegt de stopwatch
Een week vóór mijn ijsdoop krijg ik van Julia een oefening: koud douchen. Twintig seconden lang. Dat klinkt kort, maar ik verzeker u, beste lezer, dat is het niet. “De truc is: focus op jouw ademhaling,” adviseert Julia. “Drie seconden in, drie seconden uit.” Nou, daar gaat ie dan. Ik stap onder de douche, geniet van mijn ritueeltje – twintig minuten koken onder een keiharde straal van 42 graden – haal diep adem, doe een laatste schietgebedje en geef de temperatuurknop een stevige ruk naar links. Alsof ik de pleister van een wond afruk. En daar heb ik direct spijt van.
Een ijzige straal klets tegen mijn kop en glijdt langs mijn verkrampte lijf omlaag. Kippenvel, overal. “Jezus!” schreeuw ik tegen niemand. Ik verstijf, verkramp en kerm het uit. “Godver!” De bezorgde stem van mijn vriendin, een etage lager: “Gaat alles wel goed daar?!” Ik kan niks terugroepen. Mijn kaak is verstijfd. Ademhaling, focus. Drie seconden in, drie seconden uit. Dat lukt. Vier seconden lang. Dan krijg ik het alweer steenkoud. Nog erger dan net. Mijn getrainde ademhaling slaat over in hyperventileren. Dit gaat niet goed. Puur op karakter houd ik deze pijniging nog drie seconden vol en dan is het klaar. Mijn hemel. Hoe lang was dit? Twintig minuten? Dertien seconden, zegt de stopwatch. Dat belooft niet veel goeds.

‘Uitzonderlijk koud’
De avond vóór mijn winterdip eet ik met mijn familie in een restaurant. Mijn moeder oogt bezorgd. “Doe je wel voorzichtig jongen? Is dat niet gevaarlijk, dat winterzwemmen?” Mijn vader maakt zich minder druk, getuige de vette grijns op zijn gezicht. “Het gaat stevig vriezen vannacht, vriend. Ik zie het al voor me, dat jullie straks met een bijl een gat in het ijs moeten hakken!” Mijn broer vindt dat ook een heel grappig idee. “Daar in het oosten van het land is het ook altijd nét ietsje kouder he?” Zelfs mijn neef, tevens een geschoold fysiotherapeut, doet een duit in het zakje: “De lichaamsdelen die je het minste nodig hebt, die sterven als eerste af. Daarna volgt de rest.”

Ja, nu ben ik wel nerveus. Het zijn slechts grappen, maar toch. De bewuste zaterdagavond begint al niet veel beter. Nog voordat ik mijn straat ben uitgereden verschijnt op mijn dashboard de melding: “Let op: buitentemperatuur zeer laag. 1 graad Celsius.” Het weerbericht op de radio: “Het is uitzonderlijk koud voor de tijd van het jaar. Maar lieve luisteraars, wees niet getreurd, na dit weekend schiet de temperatuur weer lekker omhoog. Nog even doorbijten, maar blijf vandaag vooral lekker binnen.” Diepe zucht. Er gaan nu toch wel wat lichte zorgen door mijn kop. Wat als ik volledig verkramp? Als mijn organen bevriezen? Kan mijn rikketik dit wel aan? Ik denk aan de bemoedigende woorden van wellness-goeroe Arie Boomsma in het krantenartikel: “Het is natuurlijker voor een mens om in koud water te dippen dan om acht uur lang op je billen te zitten met een blikje Red Bull. Wij kunnen dit.”
Op het parkeerterrein van recreatiegebied Bussloo word ik opgewacht door een dolenthousiaste Julia. “Koud dagje hebben jullie uitgezocht, mannen!” Ja, nu weet ik het wel. Gelukkig heeft elk nadeel z’n voordeel, ook hier. Julia: “Volgende week is het veel warmer, maar dat is nog heviger. De overgang van de warme buitentemperatuur naar het ijskoude water is een nog grotere stap voor je lichaam. Vandaag liggen die temperaturen heel dicht bij elkaar. De overgang voelt daardoor straks toch iets minder extreem.”

Op een krijtbordje staan die harde cijfers vermeld: buiten 1 graad Celsius, watertemperatuur 2,6 graden. Ter vergelijking: die koude douche was een graadje of 12. Op zijn koudst. “Ik ga niet liegen: je hebt een extreme dag uitgekozen,” zegt Julia. “Mensen beginnen hiermee normaliter in september of oktober, om rustig te wennen aan het koude water. Een enkeling start hartje winter, in februari, zoals jij. Ik vind je heel, heel stoer.” Juist ja. Eerst nog maar even opwarmen met een hete koffie. Het knusse hoofdkwartier van Arctic Devils hangt vol met krantenknipsels, medailles en trofeeën die Julia in de afgelopen vijftien jaar als ijszwemster vergaarde. Op haar telefoon toont ze trots een filmpje van het WK IJszwemmen in Italië. “Dit was drie weken geleden. Achtste van de wereld binnen mijn leeftijdscategorie op de 1 kilometer ijszwemmen. Het water was 1,2 graden. Ik daag mijzelf graag uit. De grenzen van wat mijn lichaam aankan, heb ik inmiddels wel bereikt.”

Helende werking
Boven alles is winterzwemmen voor Julia een betoverende ervaring, tegen het spirituele aan zelfs. “In het koude water voel ik mij één met de natuur en alles om me heen. De tijd verdwijnt. Je bent volledig gefocust en denkt nergens anders meer aan. Ik geloof echt in de helende werking hiervan. Ik heb door mijn koude trainingen echt veel mensen met mentale en fysieke klachten terug in hun kracht zien komen en zien herstellen. Dat vind ik mooi.”
'Ik doe het vooral voor de kick', zegt Robert-Jan. 'Ja, het doet een beetje pijn, iedere keer weer. Het is ook best gek om jezelf in stervenskoud water te dompelen'
Langzaamaan druppelen de zwemmers van vandaag binnen. Het groepje is gemêleerd: dertigers, veertigers, vijftigers én zestigers. Vrouwen én mannen. Fanatieke sportievelingen én kwieke pensionado’s. Ronde buikjes én gespierde torso’s. “Ik doe het vooral voor de kick,” zegt Robert-Jan, een jonge kerel die duidelijk tot die laatste categorie behoort. “Ja, het doet een beetje pijn, iedere keer weer. Het is nu eenmaal best gek om jezelf in stervenskoud water te dompelen. Maar dat gevoel, als je door die kou heen bent, dat geeft zo’n kick, jongen. Net als die tintelingen in je lijf als je er weer uit bent en je het lijf voelt opwarmen. Onbeschrijflijk lekker. Ik doe het nu vier maanden. Stapje voor stapje bouw ik het op. Steeds iets langer, steeds iets kouder.”
Pamela, een vrouw van achter in de vijftig, is hier vooral voor de gezelligheid. “Het sociale aspect vind ik erg waardevol. We zijn een hecht clubje. Maar dit is voor mij ook een manier om mijzelf te overwinnen. We kunnen veel meer dan we denken. Dat vind ik gaaf om te voelen.” Chrystel, een jonge en fitte meid, omschrijft haar wekelijkse winterdip als ‘de ideale start van een energiek en gezond weekend’. Ja, ik ben kennelijk echt de enige die hier tegenop ziet.
Voordat we die vervelende plas inlopen zet ik een krabbeltje onder de verplichte gezondheidsverklaring. “Winterzwemmen is niet voor iedereen,” vertelt Julia daarbij. “Mensen met epilepsie, hart- en vaatziekten, kanker of andere ernstige aandoeningen moeten dit gewoon niet doen. Voor hun kan die cold shock best link zijn. Net als voor zwangere vrouwen.” Ik heb gelukkig geen van de genoemde aandoeningen en ben ook niet zwanger, maar Julia neemt toch het zekere voor het onzekere.
“Het is je eerste keer, dus ik ga samen met jou het water in, één op één. Wij gaan niet te lang. Jouw lichaam krijgt dadelijk een extreme uitdaging te verwerken. Als je te lang in het water blijft, dan maak je kennis met de beruchte after-drop. Door je gedaalde lichaamstemperatuur zal je lichaam flink gaan trillen om zich weer op te warmen.” Ze lacht: “Komt vast goed! Als het goed is zal het bij jou niet zover komen.” Als het goed is… Nóg nerveuzer begin ik aan de bootcamp, het vaste opwarmritueel van Julia en haar volgelingen. Push-ups, pull-ups, squats, rondjes rennen met een grote paal op mijn schouders, een loodzware band verplaatsen; na ruim een half uur zweten heb ik bijna zin in een steenkoude duik. Bijna. En dan is het moment daar.
“Omkleden!” roept Julia. Terwijl iedereen zich in badkleding en badjas hult, spot ik enkel blije gezichten. Verdorie, deze mensen hebben er écht zin in. “Jij niet dan?” vraagt Erik glimlachend. “Nee. Ik niet. Ik tril en beef nu al als een gek.” De warme woorden van Julia (“Dames en heren, mag ik een groot applaus voor onze nieuweling, de stoerste man van de wereld: Ryan Claus!”) en het daarop volgende gejoel van de groep geven dan wel weer goede moed.

Stijve tepeltjes
In mijn warme badjas en comfortabele badslippers loop ik over het strandje. De eerste zwemmers lopen zo het water in, met zwemboei aan de hand. Alsof het niets is. Ik trek mijn slippers uit en krijg meteen koude voeten. Poh, dat zand voelt akelig koud. Met tegenzin laat ik mijn badjas zakken. De ijzige kou slaat als een ijsdeken om mijn broze lijf. Daar sta je dan, in je zwembroekie, met stijve tepeltjes, op de koudste dag van het jaar. “Kom op, het is maar eventjes. Erin en eruit,” mompel ik binnensmonds. Julia voorziet mij van de laatste tips: “Als jij er klaar voor bent, wandelen we rustig het water in. Stapje voor stapje. Focus op je ademhaling, niet op de kou! Rustig in, rustig uit. Je lichaam is sterker dan je denkt. Genoeg is genoeg. Zodra je terug wil, gaan we terug. We gaan tot aan je middel en dan gaan we langzaam zakken. Na ongeveer een minuut in het water zou je lichaam zich moeten acclimatiseren. Als dat goed gaat, gaan we een stukje zwemmen.”
De hele groep ligt inmiddels te dobberen, iets verderop. Sommigen lachen erbij, sommigen kijken alsof ze seks hebben. Uit Robert-Jans hoofd komt meer stoom dan uit een fluitketel. Hij kijkt intens gelukkig. Dat wil ik ook. Ik denk aan de hittegolf van 2019 en zet mijn eerste stappen in het steenkoude water. Pijn. Helse pijn. Alsof ik over spijkers loop. En dat wordt almaar erger. “Jezus,” luidt mijn eerste constatering. Met de nadruk op ‘tering’.

“Heel goed,” zegt Julia bemoedigend. “Je doet het perfect.” Zo voelt het niet. Het bijtende water voelt als een zee van naalden. Iedere stap voelt alsof ik mijn benen en voeten openscheur. “Au! Kut!” Julia geeft geen krimp: “Ga zo door.” Zo goed en kwaad als ik kan volg ik haar ademhalingsinstructies. Ploeterend als een stokoude man bereik ik het eindpunt. Het prikwater komt tot mijn middel. Vanaf hier laat ik me langzaam zakken, tot aan mijn nek.
Gek genoeg valt dit gedeelte best mee. Eventjes, voor tien seconden, dobber ik in het water en voel ik niets. Geen kou, geen pijn. Alleen de kick van: ik lig hier verdomme in een ijskoud meer, niemand die mij iets doet! Zijn mijn voeten en benen afgestorven, zoals mijn neef voorspelde? Nee. Daar is de pijn alweer. “Ik wil terug,” zeg ik tegen Julia.
'Kom je nog eens mee zwemmen?' vraagt instructrice Julia de volgende dag. 'Zeker', antwoord ik. 'Maar dan wel in september'
Vijf minuten later hang ik – inderdaad trillend als een gek – boven de heater in Julia’s huisje. Ik vraag hoelang ik in het water heb gelegen. “Een half uur? Een kwartier? Tien minuten toch wel zeker?” Julia schudt haar hoofd. “Anderhalve minuut. Maar: respect! Je ademhaling deed je erg goed. En je hebt het gewoon geflikt, man.” In de minuten en uren daarna voel ik mij, het moet gezegd, kiplekker. De kick van het overwinnen, die lekkere tintelingen, de bloedsomloop die als een gek werkt, de energie, de opkikker van heb ik jou daar: het klopt allemaal. “Kom je nog eens mee zwemmen?” vraagt Julia de volgende dag. “Zeker,” antwoord ik. “Maar dan wel in september.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Paul Tolenaar