Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Micha Jacobs & Edwin Struis

Sportcolumn: 'En weer een verloren WK-finale rijker'

Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: de verloren WK-finale.

Micha Jacobs & Edwin Struis

Micha Jacobs

Een eerste Tourweek is zelden zo opwindend als die van nu, met die waaiers in Denemarken, die kasseien tijdens de mini-Roubaix en vrijdag die klim naar Planche des Belles Filles. En tóch kan die niet tippen aan die eerste Tourweek in 2010. Die Tour startte in Rotterdam ja, maar daar heeft het niks mee te maken. Ook niet met wielrennen trouwens: die eerste week viel namelijk samen met het WK voetbal in Zuid-Afrika.

Niemand van ons, op de toenmalige hoofdredacteur na, was ook maar één seconde bezig met die Tour. We leden aan oranjekoorts van pandemische omvang en onze historische WK-special – “Wereldkampioen!” – was al bijna klaar. Oranje hoefde eigenlijk alleen maar de finale te winnen, de euforie sijpelde van de muren, totdat de hoofdredacteur de polonaise abrupt stopte: “Wat als we níet winnen?”

Doodse stilte in het redactiehok, vragende blikken. Ja, wat dan?

Welke reportage moesten we dan maken? Over het eventuele verlies? Drie dagen later nog even zout in de wond strooien?

Doe maar niet. Nee, het moest vooral iets vrolijks zijn, iets wat niks met voetbal te maken had, maar wel met sport. En dan het liefst Nederlands. Met tegenzin keek ik naar het etappeschema van de Tour: in het weekend van de WK-finale doemden de eerste bergen op, in de Franse Jura, op een steenworp afstand van het Zwitserse Genève. Konden we daar wat mee? Zouden in dat weekend ook dronken Nederlanders in een apen- of bananenpak staan te dansen in een haarspeldbocht?

Vast wel.

Voor ik het wist reed ik met een fotograaf naar Frankrijk, hopende dat het voor niks zou zijn. Want mocht Nederland de WK-finale winnen, dan zou die Tour-reportage worden weggegooid ten faveure van die WK-special. Ik wilde niks liever. Dus daar stond ik in mijn oranje shirt, vlak voor de top van Station des Rousses, mee te brullen met een paar Nederlandse boeren die de uitgeputte renners achtervolgden met een riek. Na die etappe reden we als een gek naar ons hotel in Genève waar ik ’s nachts de reportage tikte die ik niet wilde tikken, in alle vroegte naar de eindredactie stuurde en zonder een seconde slaap weer terugreed naar Amsterdam dat aan het begin van de avond gonsde van de spanning.

We weten allemaal hoe het afliep, jij zat nota bene in Zuid-Afrika, en drie dagen later werd mijn Tour-reportage geplaatst, de reportage waar ik misschien wel de grootste hekel aan heb. Zielig eigenlijk, vind je niet?

Edwin Struis

Reportages die je eigenlijk niet geplaatst zou willen zien, hou op, schei uit, kan er boeken mee vullen. Maar jij was daar in die bergen, met Nederlandse agrariërs die wielrenners achtervolgden met een riek, wel getuige van de voorloper van de boerenprotesten, dat is ook wat waard. En jullie konden in die dagen tenminste nog switchen van onderwerp. Wij, destijds van Sportweek, konden geen kant op. We moesten en zouden de WK-finale behandelen, ongeacht winst of verlies.

Met een deadline die gelijktijdig verliep met het laatste fluitsignaal en een productie van een verhaal of vijf begrijp je dat er die zondag 11 juli enige stress in het lichaam geslopen was. We hadden van bijna elk verhaal een win- en verliesversie gemaakt, maar je begrijpt dat alles was ingesteld op een legendarische WK-triomf. Aan de voortekenen lag het niet. Een dag eerder hadden we op een veldje in Soweto de Spaanse sportpers vernietigend met 5-0 verslagen (met dank aan een nog topfitte Ronald de Boer) en ons enigszins wonderlijke trainersduo Hans van Breukelen/Theo Maassen had ons tijdens de peptalk voorgehouden dat de uitslag van die middag ook die van de dag erop zou zijn.

Onderweg naar Soccer City liet onze vaste chauffeur Andries I Gotta Feeling van The Black Eyed Peas uit de speakers schallen, waarbij we ‘I gotta feeling that tonight’s gonna be a good night’ dit keer extra hard meebrulden, aangevuld met ‘Let’s do it’. Eenmaal in het prachtige stadion zagen we volksheld Nelson Mandela en de niet-liegende heupen van Shakira van dichtbij en de Oranje-elf met vastberaden blik en tred het veld opkomen.

Het zou wat zijn: voor het eerst in de historie wereldkampioen worden en wij waren er van begin tot eind bij. En nog mooier: om middernacht zou ik m’n 46ste verjaardag vieren in de nabijheid van de cup, dat had ik al geregeld met de persafdeling. Wat kon er nog misgaan?

Eh, veel, bleek al snel. Enkel kickboksfans konden hun hart ophalen aan dit Oranje. Maar toch, ik zie me nog zo opveren van m’n persstoel toen Arjen Robben onbedreigd opstoomde naar het Spaanse doel. “Doe het! Doe het!” schreeuwde ik uit, m’n zogenaamde objectiviteit als journalist even parkerend. Hij deed het niet, waar Andrés Iniesta in de verlenging wat minder moeite had om de trekker over te halen. Wat ik daarna nog in allerijl allemaal heb opgetikt, heb ik nooit meer terug durven lezen. Ongetwijfeld wartaal.