Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Bij de politierechter: 'Een feest der ontkenning'

Als jongerenwerker probeert Rohan kansarme jeugd op het rechte pad te houden. Daarnaast klust hij volgens de wijkagent bij als inbreker.

Ontkenning

De wijkagent moet twee keer kijken wanneer hij in de zomer van 2020 de camerabeelden van een bedrijfsinbraak bekijkt. Bij de inbraak werden twee laptops buitgemaakt en werd behoorlijk wat schade aangericht. Met een vaste computer werd onder andere geprobeerd een deur in de gooien. De wijkagent kan het bijna niet geloven, maar het is hem toch echt, concludeert hij. De jongen op de beelden is dezelfde jongen die hij kent uit het wijkcentrum, waar hij als jongerenwerker probeert de jeugd uit de criminaliteit te houden. Dezelfde jongen op wie de wijkagent juist zo trots was. De jongen die zich, toen niemand er nog een stuiver voor gaf, had weten te ontworstelen aan een moeilijke jeugd vol strafbare feiten en andere vormen van overlast, en die nu als lichtend voorbeeld gold voor zijn jonge buurtgenoten. Vier collega-agenten trekken na het zien van de beelden, onafhankelijk van elkaar, precies dezelfde conclusie: de inbreker op de beelden is Rohan*.

“Was jij het?” vraagt de rechter hem maar gelijk op de man af. “Absoluut niet,” zegt de 24-jarige Rohan, een magere, vriendelijke jongen met sik en snor en een witte polo. Hij is nog altijd actief als jongerenwerker. Daarnaast werkt hij als maaltijdbezorger.

“Heb je de beelden gezien?”

Rohan knikt.

“Je lijkt er wel op, vind je niet?”

Rohan haalt zijn schouders op.

“De agenten zeggen je te herkennen aan je gezicht, maar ook aan je loopje,” weet de rechter.

“Ik loop heel anders,” zegt Rohan. “Veel stijver. Kijk zo.”

Rohan maakt aanstalten om overeind te komen, maar de rechter maant hem weer te gaan zitten. Het zou weinig bewijzen. Welk loopje hij ook van plan is te demonstreren, of het zijn natuurlijke manier van lopen is, valt voor de rechter onmogelijk vast te stellen.

“Zullen we de beelden er nog eens bij pakken?” stelt de rechter voor.

Op het grote scherm in de rechtszaal is een gang te zien met aan het eind een glazen deur. Door die deur komt, na wat gehannes met de deurklink, na een paar seconden een mager gestalte binnen. De man draagt donkere kleding en is zich duidelijk bewust van de bewakingscamera verderop in de gang. Om niet herkend te worden, houdt hij een oranje plastic zak voor zijn gezicht. Hoe knullig ook, het helpt. Vrijwel nergens is zijn gezicht goed te zien. Op één moment na: het moment waarop hij het aan de stok heeft met de deurklink. Daar laat de rechter het beeld stilzetten. Kraakhelder zijn de beelden allesbehalve, maar ingezoomd op het gezicht valt een gelijkenis met Rohan moeilijk te ontkennen.

“Ik vraag het je nog een keer,” zegt de rechter, “ben jij dit?”

“Absoluut niet,” ontkent Rohan opnieuw.

“Het gekke is, je lijkt er wel veel op,” vindt de rechter. “Draai je hoofd eens een kwartslag.”

Gehoorzaam als een fotomodel draait Rohan zijn hoofd naar de muur.

“En doe je mond eens een beetje open.”

Rohan doet zijn mond open.

“Tja...” mompelt de rechter. “Kom zelf eens op mijn scherm kijken, dan zie je het wellicht beter.”

Vijf agenten trekken na het zien van de beelden dezelfde conclusie: de inbreker is Rohan. ‘Absoluut niet,’ zegt Rohan. ‘Ik loop heel anders’

Rohan staat op, loopt naar voren en buigt zich naast de rechter over het scherm. Wanneer hij weer op zijn stoel zit, probeert de rechter het nog één keer.

“Ik ga het je toch nog een allerlaatste keer vragen: ben jij dit of niet?”

“Absoluut niet,” zegt Rohan voor de derde keer.

Zijn hardnekkige ontkennen kan de officier van justitie niet overtuigen. Vijf agenten, stuk voor stuk ‘getrainde herkenners’, verklaren hem voor honderd procent te herkennen.

“Onafhankelijk van elkaar,” benadrukt de officier. Ze eist een taakstraf van zestig uur, de helft voorwaardelijk.

“Ik ga je vrijspreken,” begint de rechter haar uitspraak maar gelijk met het verlossende woord. “Maar ik weet niet zeker of ik je geloof. Hoe onscherp de beelden ook zijn, je lijkt erop. Soms heb je als rechter zo’n gevoel van ‘die heeft het niet gedaan’, maar dat gevoel heb ik bij jou niet. Tegelijkertijd kan ik niet uitsluiten dat het iemand anders was. Ik ben met andere woorden niet overtuigd van je schuld, maar ook niet van je onschuld.”

“Oké,” zegt Rohan, waarna hij met een big smile en een onnatuurlijk loopje, bijna huppelend, de zaal verlaat.

*Alle namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd.

Misdaad
  • Petra Urban