Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Micha Jacobs & Edwin Struis

Sportcolumn: 'Weg met de winnaars! Leve de losers!'

Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: 'Weg met de winnaars! Leve de losers!'

Micha Jacobs & Edwin Struis

Micha Jacobs

Een Engelse vriend feliciteerde mij met de Nederlandse medailleoogst in Peking – “Bijna net zo veel als Zweden!” – maar ik weigerde om de felicitaties in ontvangst te nemen. Doe eens normaal, zeg. Alsof ik ook maar íets heb bijgedragen aan ‘ons’ schaatssucces. Integendeel zou ik bijna willen zeggen. Hoe hard ik wel niet heb gelachen als er weer een Nederlander met z’n zure bek voor de microfoon van Bert Maalderink stond omdat het niet was gelukt op de schaatsbaan. Alle gouden Nederlandse medailles, behalve die van Ireen Wüst misschien, waren ingecalculeerd; alle niet gewonnen gouden medailles ook, al werd dat maar met moeite geaccepteerd. En juist daar genoot ik van, van het afdruipen, het falen. Maar waarom eigenlijk?

Ik dacht altijd dat ik minstens zo chauvinistisch was als Johan Vlemmix, maar na de Winterspelen weet ik wel beter. Dat ophemelen van onze schaatsers, alsof er geen andere sport bestaat: zum Kotzen. Niemand interesseert zich voor schaatsen, behalve wij, dat hoorde je aan de echo in die lege schaatshal. En hoe luider die echo, hoe harder Rintje Ritsma, Mark Tuitert en Annette Gerritsen onze schaatsers de hemel in prezen. Het leek wel alsof elke uitzending pas stopte als alle superlatieven voorbij waren gekomen: sensationeel! Historisch! Fenomenaal! Bij mij had dat dus het tegenovergestelde effect: hoe meer superlatieven er werden uitgebraakt, hoe meer ik hoopte dat er eentje viel. Knap hoor, 16 medailles winnen met schaatsen, maar dat Nederlandse gehijg deed alles teniet.

En tóch stemde dat appje van die Engelse vriend mij op een vreemde manier trots: alsof ik pas trots kan zijn als ‘het buitenland’ een paar veren in onze reet steekt. Alsof ik dan pas denk: misschien is het toch bijzonderder dan ik dacht. Zielig eigenlijk, vind je niet?

Ik heb dat ook met voetbal. Vooral met voetbal. Een verdedigende actie van Virgil van Dijk vind ik een dag later in een Italiaanse of Engelse krant mooier dan tijdens de wedstrijd. Als Big Virg de hemel in wordt geprezen –“Grande Virgil!” – terwijl ik ook zag dat het zijn directe tegenstanders dun door de broek ging als hij dichterbij kwam. Dat Ajax de Champions League kan winnen als ze niet Manchester City loten, zie ik ook, maar ik geloof het pas als Gary Lineker het op Twitter zet. Zeg het maar, dokter Struis: wat is er eigenlijk mis met mij?

Edwin Struis

Ik begrijp het volkomen, mijn waarde. Het gros van onze landgenoten bestaat uit kneuterige born losers die geen enkele connectie voelen met echte sterren, omdat ze mijlenver van hen verwijderd staan. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg,’ is zo’n typische, door spruitjeslucht omgeven, Nederlandse uitdrukking, onvertaalbaar in het buitenland.

Met types die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken, heeft ons kleinzielige klootjesvolk helemaal niets, kijk Het Verhaal van Nederland er maar op na. Iedereen die zich verheven voelde boven het volk, moest het uiteindelijk bezuren.

Om het even terug te brengen naar de sport: het plebs vindt het verhaal van de verliezer altijd mooier dan dat van de winnaar, omdat ze zich daarmee prima kunnen identificeren. Ze leven meer mee met de dertigste plaats van Kai Voorbij dan met het goud van Ruud Krol op de 1300 meter. Die jongen bij het pootje-over voor pygmeeën die een teennagel tekortkwam voor een of andere kwalificatie en daarna z’n waterlanders de vrije loop liet, wordt in de armen gesloten. Hij is een van ons.

Buitenlanders begrijpen niets van onze landsaard. Die denken dat ze ons moeten feliciteren met eerste plaatsen, maar condoleren is beter op z’n plaats. Bij mij begrepen ze het beter, de jubel-appjes stroomden pas binnen tijdens míj́n hoogtepunt van de Spelen: de slotceremonie. Drie weken lang verplicht kijken naar sleetje-rijden, pootje-over en jeu-de-boules-on-ice maakt een mens knap chagrijnig, zeker als je ziet en hoort hoe al die folklore wordt begeleid op radio en tv. Die hebben er ook helemaal niets van begrepen.

Luister naar die overslaande, schorre stem van ene Sebas die elke rit verslaat alsof het zijn laatste is, begeleid door het gehakkel van Erben Wennemars wiens zinnen net zo lang duren als een gemiddelde rit op de 1250 meter. Kijk naar die rits(ma) aan analytici op tv die het liefst elke beweging analyseren, tot het uithijgen op het middenterrein aan toe. Waar ijs-albino Maalderink het stokje overneemt met die cliché-interviews van hem volgens het beproefde recept: verheerlijk de winnaars, verafschuw de losers.

En dan moesten de talkshows nog komen, volgepropt met een kirrende stoet aan familieleden van de winnaars. Alle zeven zussen van Suzanne Schulting mochten vertellen hoe ‘chill’ die ene medaille wel niet was. Waar waren de ouders van Sven Kramer, de minnares van Antoinette de Jong, het mongoloïde achterneefje van Hein Otterspeer? De media begrijpen er helemaal niets van. Weg met de winnaars, leve de losers!