Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Henk Strootman

Misdaadcolumn: 'Stank voor dank'

Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: 'Stank voor dank'

Henk Strootman

‘Geweld tegen hulpverleners blijft toenemen’, kopten enkele dagbladen onlangs. Ik hoefde niet eens verder te lezen, want het probleem is al jaren bekend. Na ruim dertig jaar misdaadjournalistiek zijn er best zaken waarvoor ik – na de feiten te hebben bestudeerd – enig begrip kan opbrengen. Ik zeg nadrukkelijk ‘begrip’, dat is iets anders dan goedkeuring. Wel, voor idioten die brandweermannen, ambulancebroeders, ziekenhuispersoneel en niet te vergeten politieagenten te lijf gaan, kan ik nul komma nul begrip opbrengen.

Want waar hebben we het over? Ergens in Nederland is iemand aangereden, neergeschoten of in elkaar geslagen. Hoop volk op de been en jawel, in de verte klinkt de sirene van de naderende ambulance. Daarin zitten twee mensen die zijn opgeleid om hulp te verlenen. Hulp. Ik herhaal, hulp. Ze zijn kundig en weten precies wat ze moeten doen. Maar nu komt het: de (soms dronken) meute op straat weet het beter. Wat nou stabiliseren van de patiënt? Het slachtoffer moet de ambulance in en snel! En anders helpen we daar wel even bij. Ik verzin dit allemaal niet zelf. Dergelijke tenenkrommende situaties spelen zich vrijwel dagelijks af en vaak nog veel erger. Er zijn genoeg hulpverleners die hun levensreddende handelingen onder dreiging van zeer zwaar geweld nauwelijks hebben kunnen voltooien. Of die moesten rennen voor hun leven en bij terugkomst een half leeggeroofde ambulance aantroffen. Soms kom je in de krant een rechtbankverslag tegen van zo’n zaak. Veel zinnigs valt er doorgaans niet op te tekenen uit de mond van de verdachte. Ik heb eens een paar van die zaken opgezocht. Een man die een agent op zijn neus had geslagen: “Ik was dronken en wist niet wat ik deed, edelachtbare.” Een jongen die een brandweerman had lastiggevallen: “Bij het zien van blauwe zwaailichten draai ik door.”

Een vechtersbaas die een ambulanceverpleegkundige omver had geduwd: “Ik vond dat ze eerst mijn maatje hadden moeten helpen.” Naast alcoholmisbruik en onwetendheid speelt soms ook de culturele achtergrond een rol bij geweld tegen hulpverleners. Een vrouwelijke ambulanceverpleegkundige vertrouwde me onlangs toe dat ze soms met zweet in de handen naar bepaalde meldingen in achterstandswijken rijdt. Als iemand uit bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse familie onwel is geworden, draait het niet zelden uit op een tumultueus samenzijn van zeer geëmotioneerde familieleden die overal vandaan lijken te komen. “Het zijn situaties waarin ons het werken vaak onmogelijk wordt gemaakt,” zo vertelde de verpleegkundige.

“Iedereen schreeuwt al snel door elkaar en het liefst rijdt de halve familie mee in de ambulance. Een duidelijk ‘nee’ kan al zorgen voor escalatie. Ik heb al meerdere keren meegemaakt dat een colonne auto’s met familieleden achter de ambulance aanreed, rode lichten negerend. Om vervolgens bij de spoedhulp mee naar binnen te willen, natuurlijk.”

In ziekenhuizen gaat het er niet veel beter aan toe. Meer dan ooit worden beveiligers naar de hoofdingang geroepen om medewerkers te ontzetten die zijn aangevallen, alleen maar omdat ze toezicht hielden op het naleven van de coronaregels. Ook zijn er gevallen bekend van mensen die om wat voor bizarre reden dan ook met geweld een operatiekamer of ic-afdeling probeerden binnen te komen.

Je verstand staat er bij stil. Als ik zoiets lees of hoor, denk ik aan mijn mentor bij de politie, die me ooit als beginnend agent inpeperde: “Je kunt het zo gek niet bedenken of de mens is er toe in staat. Wen daar maar aan.”

Misdaad
  • Politie Rotterdam