Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Jantje van Dijk: de automonteur met een fataal dubbelleven

Jantje van Dijk: overdag automonteur, ’s nachts drugsdealer

Uit de editie van woensdag 13 oktober 2021: In de schimmige drugswereld van Amsterdam anno 1989 was automonteur Jantje van Dijk maar een onbeduidende speler. Althans, dat dacht men. Maar toen hij op 17 september dat jaar spoorloos verdween, werd al snel duidelijk dat de kleine Amsterdammer zich flink in de nesten had gewerkt door met de verkeerde mensen in zee te gaan. “Hij ging nog wel heel ontspannen naar zijn laatste afspraak toe.”

De Zeedijk in Amsterdam is in 1989 een plek om te mijden. Waar nu trendy eetzaakjes vechten om de gunst van de voorbijganger is het dan heroïne wat de klok slaat. Amsterdam is een grauwe stad met een actieve krakerscene, glas van ingeslagen autoruiten langs de straat en smerige grachten vol oude matrassen en piepschuim. De binnenstad is het domein van dealers en junkies, dagelijks verwikkeld in een kat-en-muisspelletje met de politie.

En de kop van de Zeedijk vormt het epicentrum van de drugsellende die Amsterdam in die jaren 80, ver voor de komst van het massatoerisme, een nogal beroerde reputatie geeft.

De dan 30-jarige Jan van Dijk uit Amsterdam-West kent het grimmige wereldje als geen ander. Het is een kant die hij goed verborgen weet te houden. Officieel verdient Jantje, zoals hij vanwege zijn kleine gestalte wordt genoemd, de kost als automonteur. Hij woont nog bij zijn moeder thuis en wekt in niets het vermoeden dat hij er een dubbelleven opna houdt. Jantje is lief voor zijn moeder, eet bijna elke avond gezellig een prakje met haar mee en bekostigt veel voor haar, zelfs vakanties.

Zijn vader heeft hij nooit gekend, die overleed toen moeder Tonia zwanger van hem was. Na de mavo te hebben doorlopen vond Jantje het welletjes met de schoolboeken. Via een oom kon hij aan de slag in een garage in de Amsterdamse binnenstad. En het is daar dat Jantje die andere wereld leert kennen.

Maar dat weet dus bijna niemand, behalve de verslaafden die hij ‘buiten kantooruren’ in de omgeving van het Centraal Station van heroïne voorziet. Overdag in werkkleding bougies vervangen en olie verversen, ’s nachts in spijkerbroek wikkeltjes vouwen en poedertjes inpakken; dat is het leven van de verder nogal onopvallende Jan van Dijk. Dat de Amsterdammer het wel heel breed laat hangen voor een automonteur met een modaal inkomen, daar zoekt moeder Tonia eigenlijk niets achter. Jantje werkt nu eenmaal veel en maakt de nodige overuren, dus het is eigenlijk niet zo gek dat hij goed verdient, zo stelt ze zichzelf gerust. Ook als Jantje voorstelt om rond kerst 1989 samen gezellig naar de Canarische Eilanden te gaan en alles voor haar te betalen, wekt dat geen enkele argwaan.

Overdag bougies vervangen en olie verversen, 's nachts wikkeltjes vouwen en poedertje inpakken, dat is het leven van de verder nogal onopvallende Jan van Dijk

Negentien bolletjes

Hoewel Jantje voor zijn moeder de liefhebbende en verzorgende zoon is en blijft, merkt Tonia dat het toch niet helemaal lekker met hem gaat. Hij zit al een jaar in de ziektewet wegens hyperventilatieklachten, mogelijk veroorzaakt door spanningen waarover hij zich niet uitlaat. “Als ie de deur uit ging, dan zei hij altijd dat hij naar zijn stamkroeg in de Jan Evertsenstraat ging,” vertelt de inmiddels overleden Tonia in 1989 aan Telegraaf-sterverslaggever Cees Koring. “Tussen de middag kwam hij weleens een boterhammetje eten. Maar de laatste drie, vier maanden veranderde Jan ineens. Hij werd depressief, net of er iets ergs was gebeurd. Ik betrapte hem erop dat ie in zijn kamer zat te huilen en hij kwam ’s middags niet meer thuis. Ik bemoeide me nooit met zijn leven, hij was tenslotte een vent van 30 jaar. Maar toch vroeg ik hem weleens waar hij de hele dag uithing. Och, zei hij dan alleen, een klusje hier en een klusje daar... Ik vroeg maar niet verder. Ik dacht dat ie zwart bijverdiende.”

Bijverdienen doet Jantje zeker, maar niet met motorolie en koelvloeistof. Vanuit zijn witte Volkwagen GTI drijft hij een lucratief handeltje in ‘bruin’, waarbij het aloude gezegde ‘don’t get high on your own supply’ niet aan hem is besteed. Want Jan hándelt niet alleen in het spul, hij is gaandeweg ook zelf gaan gebruiken. En dat laatste maakt hem slordig. Op een zondag loopt de Amsterdammer tegen de lamp wanneer hij tijdens een veegactie van de politie wordt betrapt op dealen. “Er werd niet meteen ingegrepen omdat een straatdealer meestal maar een kleine hoeveelheid drugs bij zich heeft,” zo vertelde een rechercheur in De Telegraaf. “Ze wilden eerst kijken waar hij zijn handel verstopte.” Van Dijk wordt gevolgd en op de De Ruyterkade klemgereden.

“In zijn Golf werden negentien bolletjes heroïne en een vuurwapen aangetroffen. Een getuige vertelde ons later dat hij had gezegd dat het maar goed was dat de politie niet bij hem thuis was gaan kijken.” Jantje van Dijk wordt berecht volgens een snelle procedure, krijgt vijf maanden cel opgelegd, waarvan drie voorwaardelijk, en staat acht dagen na zijn arrestatie alweer bij zijn moeder op de stoep. Die is blij, maar ook dodelijk ongerust. Ze smeekt haar zoon, die zegt te zijn verraden, om ‘alsjeblieft te stoppen met die rotzooi’. Jan hoort het aan, maar heeft in zijn achterhoofd alweer andere plannen. De Amsterdammer is in contact gekomen met de grote jongens in de drugswereld en wil er zelf ook één worden.

Een fataal besluit, zo zou al snel duidelijk worden.

Sla met een kipfiletje

Het is zondag 17 september 1989, een warme en zonovergoten dag, enkele weken voor de val van de Berlijnse Muur. Voor Tonia van Dijk begint deze nazomerdag heel gewoon. Rond half negen maakt ze haar zoon wakker. Hij had daar de vorige avond om gevraagd omdat hij een vroege afspraak had met vrienden. “Hij gedroeg zich heel normaal,” aldus Tonia in haar gesprek met journalist Koring.

“Gewoon ontspannen. Er waren de avond ervoor geen opvallende telefoontjes geweest of zo. Ik verwachtte hem ’s avonds weer thuis en had hem gevraagd of ik sla met een kipfiletje voor hem moest maken. Jan zei dat dat goed was. Rond half elf vertrok hij in zijn witte Golf.”

Als Jan twee dagen later nog niets van zich heeft laten horen, doet de hevig ongeruste weduwe aangifte van zijn vermissing op het politiebureau aan de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam. “Ik dacht al meteen dat er iets ergs gebeurd was. Ik moest steeds denken aan wat Jan tegen me zei toen hij uit de cel kwam voor het dealen: Ze hebben me verraaien ma...”

De recherche start een onderzoek, maar piept en kraakt onder de enorme werkdruk. Want 1989 is een jaar waarin zowel landelijk als in Amsterdam flink wordt gemoord. Alleen al in de hoofdstad heeft de politie de handen vol aan onder andere de drugsgerelateerde moorden op Jan Kapteyn, Velásquez Quintero en Martin Holbank, de ‘showbizzmoord’ op acteur en zanger Wim Hogenkamp, de dubbele moord op twee Turken die op de achterbank van hun gepantserde auto werden gevonden en de roofmoord op vioolbouwer Berend Max Möller.

Eén kilo bruin

Het onderzoek naar de vermissing van Jantje verloopt aanvankelijk dan ook moeizaam. “Het probleem is dat we informatie moeten halen uit een wereldje waarin iedereen elkaar wantrouwt en dus bang is om te praten,” aldus een van de rechercheurs in die eerste onderzoeksweek. “Over de drugsactiviteiten van Van Dijk weten we daardoor eigenlijk niets meer dan dat hij zelf gebruiker was, dat hij liep te venten in het gebied tussen de Nieuwendijk en de Raadhuisstraat en dat hij contacten had met grote handelaren die van de Zeedijk zijn verjaagd en nu rondhangen in koffieshops op de Korte Nieuwendijk.”

Ondanks het stroef verlopende onderzoek weet de recherche toch wat stukjes informatie in te winnen. En die zijn niet erg bemoedigend.

“We weten dat Jan van Dijk zich die morgen heeft gemeld bij een grote Amsterdamse crimineel, met wie hij eerder zaken had gedaan. Van Dijk had behalve 50.000 gulden (ongeveer 23.000 euro) aan eigen geld ook drie zware vuurwapens bij zich. Hij wilde een kilo heroïne kopen, maar kwam geld tekort. De crimineel in kwestie heeft Jan daarop 10.000 gulden geleend, waarmee hij is vertrokken. Dat verhaal klopt, want een kilo kost in de groothandel ongeveer 60.000 gulden. Bij wie Jan dat spul zou gaan halen, weten we niet. Alle sporen om hem te vinden lopen tot nu toe dood.”

De Zeedijk in de jaren 80: een plek om te mijden.

Vuurwapens zijn verdwenen

Mocht er in die onderzoeksfase nog de hoop zijn dat Jantje even de luwte heeft opgezocht en vroeg of laat weer opduikt, twee weken na zijn verdwijning gebeurt er iets waardoor dit laatste restje hoop de grond in wordt geboord. Een politiepatrouille stuit bij het Gulden Winckelplantsoen in Amsterdam-West, hemelsbreed een kilometer van de woning van Van Dijk, op de witte Golf GTI van de vermiste monteur. De auto blijkt te zijn opengebroken. Behalve een radio en een hoeveelheid gereedschap zijn ook de drie zware vuurwapens waarmee Van Dijk had rondgereden verdwenen. De grote vraag is of de Golf er door anderen is neergezet, of dat de monteur de auto er zelf heeft achtergelaten.

Van Jan zelf intussen geen spoor, zoals ook de grote hoeveelheid geld die hij zou hebben meegenomen nergens te vinden is.

Hoewel de recherche met veel mensen uit het drugscircuit spreekt, wordt een duidelijk motief voor de verdwijning – en vermoedelijk moord – niet duidelijk. Junkies die tot Van Dijks vaste klantjes behoorden, schetsen het beeld van een ‘eerlijke jongen’ die zelfs weleens heroïne op de pof gaf.

“Hij werd in het wereldje niet beschouwd als een ratje,” zo staat in het dossier, “vijanden had ie voor zover we weten niet.”

Eigenlijk rest er voor de politie maar één conclusie: Jantje moet het slachtoffer zijn geworden van een ripdeal. De harde drugswereld was voor de man, die het tot aan zijn verdwijning moest hebben van straathandel in bolletjes bruin, een maatje te groot. “Van Dijk was in het bezit van veel geld,” zo stelt een van de rechercheurs in het Telegraaf-artikel van 18 november 1989. “Het is mogelijk dat hij na de aankoop van de kilo heroïne is beroofd. De daders van zo’n ripdeal laten hun slachtoffer soms direct verdwijnen om herkenning te voorkomen, daarvan zijn genoeg voorbeelden bekend. Maar ja, het belangrijkste bewijs van die theorie ontbreekt in dit geval: Jan van Dijk zelf.”

Moeder Tonia van Dijk heeft nooit geweten wat er met haar zoon is gebeurd. Maar ze was realistisch genoeg om te weten dat hij niet zomaar een ommetje was gaan maken. “Hij belde altijd keurig op als hij een nacht niet thuiskwam,” zo had de weduwe eerder nog aan de recherche verteld. “Daarom kan het er bij mij niet in dat hij bijvoorbeeld ineens naar het buitenland is vertrokken. Dan had hij beslist een berichtje gestuurd. Dat weet ik zeker.”

Dat berichtje kwam nooit. Het dossier rust al jaren in het archief van de Amsterdamse politie en is nog niet verjaard. Heel veel aandacht voor het verdwijningsmysterie is er sindsdien niet meer geweest, ook niet op de coldcasekalender. En het is de vraag of er ooit nog een nieuw onderzoek komt, want daar moeten aanknopingspunten voor zijn en die ontbreken vooralsnog volledig.

De junks en dealers die ooit de binnenstad van Amsterdam in hun greep hielden, zijn van het toneel verdwenen. En met hen Jantje van Dijk.

De duistere jaren 80

Voor oud-misdaadjournalist Cees Koring was het dossier-Jantje van Dijk slechts een van de vele zaken. In het onlangs verschenen boek Brigges gaat Koring terug naar de grote affaires en gebeurtenissen uit de pioniersjaren van de onderzoeksjournalistiek. Éminence grise Koring wordt beschouwd als een van de voorlopers in het vak. Bijna een halve eeuw geleden begon hij als jong verslaggever bij De Telegraaf om te wroeten in duistere zaken. Dat leverde hem onder zijn collega’s de bijnaam ‘brigges’ op, een afkorting van de rang van brigadier bij de politie. Koring beschouwt het als een erenaam voor het pionierswerk dat hij deed. Hij schreef onder meer over de opkomst van de heroïne, de corruptie bij de Amsterdamse politie, gruwelijke (kinder)moorden, liquidaties en dekmantels van de Turkse maffia, spionage en fraude in de scheepvaart, internationale kunstroven, de ontvoeringen van Maup Caransa en Gerrit Jan Heijn, de rol van de Heineken-ontvoerders bij grote overvallen en de bomaanslagen van Rara. Ook een uitgebreide reportage over de vermissing van Jantje van Dijk hoort bij zijn oeuvre, al is het verhaal niet in zijn boek Brigges opgenomen. Hij kan zich er namelijk nog maar weinig van herinneren. “Het is allemaal wel erg lang geleden, hè, er zijn me eigenlijk alleen nog flarden van bijgebleven. Maar het verhaal past wel helemaal in de tijdgeest van het Amsterdam in de jaren 80. Het was de tijd van heroïne, junkies, dealers en zware criminaliteit. In mijn boek ga ik uitgebreid in op die roerige periode.”

Misdaad
  • ANP, Hollandse Hoogte